ECLI:NL:RBDHA:2017:5115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 8989
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel in het kader van de Dublinverordening

Op 9 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van 25 april 2017, waarbij de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet is verschenen op de zitting, terwijl de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de staatssecretaris op 10 januari 2017 de Italiaanse autoriteiten heeft verzocht om de eiser over te nemen op basis van de Dublinverordening. De Italiaanse autoriteiten hebben op 10 maart 2017 ingestemd met dit verzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in Italië sprake is van ernstige tekortkomingen in de asielprocedure en opvangprocedure. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van toepassing is.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/8989
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [vreemdelingennummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. G.M.L. van Doornum).

Procesverloop

Bij besluit van 25 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2017.
Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft op 10 januari 2017 de Italiaanse autoriteiten verzocht eiser over te nemen op grond van artikel 13, eerste lid, van Verordening (EU) 604/2013 (de Dublinverordening). De Italiaanse autoriteiten hebben hiermee op 10 maart 2017 ingestemd.
De rechtbank overweegt dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uit mag gaan dat de autoriteiten van Italië zich houden aan internationale verplichtingen.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in Italië sprake is van ernstige aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangprocedure. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 10 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2278) en van 16 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:73), waaruit volgt dat ten aanzien van Italië in het algemeen nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de door eiser aangehaalde documenten, voor zover die niet reeds bij de voornoemde uitspraken zijn betrokken, geen wezenlijk ander beeld naar voren van de situatie in Italië dan in die uitspraken wordt geschetst. Mochten er problemen ontstaan in Italië, dan dient eiser zich daarover te beklagen bij de Italiaanse autoriteiten dan wel geëigende instanties.
Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser en dat verweerder die behandeling niet aan zich heeft hoeven trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier, op 9 mei 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.