ECLI:NL:RBDHA:2017:5095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
nl16.2688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid van homoseksuele geaardheid en documenten uit Iran

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 mei 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse man, heeft een asielaanvraag ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, omdat de verklaringen van eiser over zijn seksuele geaardheid en de omstandigheden in Iran ongeloofwaardig werden geacht. Eiser heeft verklaard dat hij in Iran een relatie had met een man en dat hij na betrapt te zijn door de ouders van zijn vriend, naar Nederland is gevlucht. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van deze verklaringen in twijfel getrokken, mede omdat eiser niet overtuigend kon uitleggen hoe hij zijn seksuele identiteit heeft ervaren en geaccepteerd. De rechtbank heeft ook de documenten die eiser heeft overgelegd, die zouden moeten bewijzen dat hij in gevaar is, als niet authentiek beoordeeld. De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn asielaanvraag gegrond is op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de asielvergunning vormen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL16.2688
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 15 mei 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde mr. J.M.M. Verstrepen,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. P. van Zijl.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 september 2016 (het bestreden besluit) waarbij zijn asielaanvraag is afgewezen als ongegrond.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2016. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig H. Markarian, tolk in de Farsi taal.
De rechtbank heeft de behandeling van het beroep aangehouden om verweerder in de gelegenheid te stellen om onderzoek te doen instellen naar twee door eiser ter zitting overgelegde documenten.
In verband hiermee heeft de rechtbank bij mondelinge tussenuitspraak van 20 oktober 2016 bepaald dat de uitzetting van eiser uit Nederland achterwege dient te blijven tot één week na verzending van de uitspraak in beroep.
Op 12 december 2016 heeft verweerder de resultaten van onderzoek van Bureau Documenten aan de rechtbank en aan eiser gezonden.
Bij brief van 23 december 2016 heeft eiser de rechtbank verzocht om de behandeling van het beroep nog voor een bepaalde tijd aan te houden in verband met het doen uitvoeren van een contra-expertise.
De rechtbank heeft bij brief van 31 januari 2017 besloten om de behandeling van het beroep tot 1 april 2017 aan te houden.
Bij brief van 29 maart 2017 heeft eiser meegedeeld dat de contra-expert twijfelt aan de echtheid van de twee documenten en dat de conclusie van Bureau Documenten niet weerlegd kan worden. De contra-expert heeft besloten om geen onderzoek te doen en heeft de documenten geretourneerd.
Partijen hebben toestemming gegeven om het beroep zonder nadere zitting af te doen.
Op 13 april 2017 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Iraanse nationaliteit. Op 28 april 2016 heeft eiser een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Eiser heeft aan zijn aanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Hij is afkomstig uit Shiraz en heeft medio 2015 in zijn winkel [naam] leren kennen met wie hij een homoseksuele relatie is begonnen. Op 13 april 2016 zijn eiser en zijn vriend in diens kamer op heterdaad betrapt door de ouders van [naam]. Eiser is naar huis gevlucht waar hij zijn vader heeft verteld wat er was gebeurd. Ook heeft hij zijn vader verteld dat hij homoseksueel is. De volgende dag is eiser door zijn vader overgedragen aan de reisagent met wie hij Iran heeft verlaten.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de nationaliteit en identiteit van eiser geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiser, dat hij problemen heeft ondervonden omdat hij homoseksueel is en dat hij betrapt is met zijn vriend, heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht.
4. Eiser heeft, naast opmerkingen over de wijze waarop verweerder zijn verklaringen heeft beoordeeld, kritiek geleverd op de - volgens eiser stereotiepe - wijze waarop verweerder ook in dit geval aan de hand van Werkinstructie 2015/9 (hierna: WI 2015/9) de geloofwaardigheid van asielzoekers met een LHBT-achtergrond beoordeelt. Eiser heeft daartoe in de zienswijze reeds verwezen naar een brief van 15 juli 2016 van het COC waarin wordt gesteld dat de zelf-identificatie van een persoon centraal dient te staan en dat het toetsingskader van verweerder teveel nadruk legt op bewustwordings- en acceptatieprocessen.
5. In beroep heeft eiser een handgeschreven verklaring in het Engels van [naam 2] overgelegd die stelt een relatie te hebben met eiser.
Verder heeft eiser ter zitting twee documenten overgelegd die hij volgens zijn verklaring van zijn oma heeft ontvangen. Het betreft twee in het Nederlands vertaalde oproepen van de Revolutionaire Islamitische Rechtbank van respectievelijk 7 april 2016 (archiefnummer 95/5970/54) en 7 mei 2016 (archiefnummer 95/5970/48).
6. Verweerder heeft ter zitting het uitgangspunt bij het toegepaste toetsingskader nog toegelicht. De reden van vertrek voor eiser is het voorval op 13 april 2016. Deze gebeurtenis, die een combinatie vormt met de gestelde geaardheid, is getoetst en ongeloofwaardig geacht. Dat betekent in principe dat de geaardheid ook ongeloofwaardig is.
De rechtbank overweegt als volgt.
7. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over het voorval op 13 april 2016, waarbij hij en zijn vriend [naam] door de ouders en de broer van [naam] in de slaapkamer van [naam] zijn betrapt en de gebeurtenissen daarna, niet ten onrechte als ongeloofwaardig aangemerkt. Niet geloofwaardig is dat eiser, die volgens zijn verklaring naakt was, ondanks de aanwezigheid van de broer die met zijn broekriem begon te slaan en de vader die begon te schelden, in de beperkte ruimte - volgens eiser van 4 bij 3 meter - zijn kleding weer kon aantrekken en kon ontsnappen. Evenmin is geloofwaardig dat hij daarbij zijn mobiele telefoon met intieme foto’s heeft achtergelaten en vervolgens meteen hulp heeft gezocht bij zijn vader, bij wie hij niet alleen over het voorval, maar ook over een eerder incident heeft gesproken en aan wie tevens heeft verteld dat hij sinds zijn jeugd homoseksueel is. Hierbij is van belang dat eiser heeft verklaard dat zijn vader, die volgens eiser kolonel in het leger is, nogal conservatief is. Reeds op grond van het voorgaande heeft verweerder de homoseksuele geaardheid terecht in twijfel getrokken.
8. Voorts heeft verweerder terecht vraagtekens geplaatst bij de verklaring van eiser, dat hij na de eerste kennismaking met [naam] heeft afgesproken in een koffiehuis waar zij met elkaar over homoseksualiteit hebben gesproken. Van belang hierbij is dat eiser ook heeft verklaard dat zij voorzichtig moesten zijn omdat hun beide vaders in het leger dienen.
Hetzelfde oordeel geldt voor de omstandigheid dat eiser, die stelt dat hij al enige tijd een relatie had met [naam] tot op heden niet heeft getracht om op enigerlei wijze met hem in contact te komen.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat er na eisers vertrek invallen zijn gedaan, dat de familie van [naam] aangifte heeft gedaan en eiser bij terugkeer de doodstraf wegens sodomie wacht. Ook de overgelegde oproepen maken dit niet aannemelijk. De rechtbank verwijst daartoe naar de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 27 oktober 2016, waarin is geconcludeerd dat de twee documenten mogelijk niet echt zijn. Blijkens een brief van 29 maart 2017 twijfelt de contra-expert eveneens aan de echtheid ervan. Hij heeft besloten om deze niet te onderzoeken.
10. In reactie op de kritiek van eiser op de toetsingsmethodiek van verweerder in het algemeen, verwijst de rechtbank naar het bestreden besluit waarin verweerder reeds uitgebreid heeft verwoord waarom de visie van eiser niet kan worden gedeeld. Evenals verweerder verwijst de rechtbank naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1630), waarin is geoordeeld dat WI 2015/9 zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de daarin neergelegde onderzoeksmethode en beoordelingsmethode voldoet. De stelling van eiser, onder verwijzing naar een brief van het COC van 15 juli 2016, dat in WI 2015/9 stereotiepe veronderstellingen tot uitgangspunt worden genomen, volgt de rechtbank niet. Naar het oordeel van de rechtbank bevat WI 2015/9 voldoende waarborgen ter voorkoming van stereotiepe opvattingen over een seksuele gerichtheid, wat overigens ook volgt uit voornoemde uitspraak van de Afdeling van 15 juni 2016.
11. Nog los van het oordeel over de gebeurtenissen in rechtsoverwegingen 7, 8 en 9 is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over zijn gestelde homoseksualiteit niet geloofwaardig zijn, omdat eiser er niet in is geslaagd om overtuigende verklaringen af te leggen over zijn bewustwordings- en zelfacceptatieproces. Eiser heeft geen inzicht gegeven in zijn eigen ervaringen en bewustwording met betrekking tot zijn seksuele geaardheid. Juist van eiser, die heeft gesteld dat hij in Iran al enige tijd een relatie had met [naam], kan dit worden verwacht en verlangd.
12. De rechtbank oordeelt vervolgens dat verweerder de omstandigheid, dat eiser vrijwel niets kan verklaren over de situatie van homoseksuelen in Nederland, niet ten onrechte in het nadeel van eiser heeft meegewogen bij de beoordeling van de geloofwaardigheid. Dat eiser geen geld heeft om clubs te bezoeken en de positie van homoseksuelen in AZC’s moeilijk is, is geen afdoende verklaring. Van eiser, die zich beroept op zijn geaardheid, mag worden verwacht dat hij enige moeite doet om zich te verdiepen in de cultuur en de positie van homoseksuelen in Nederland.
13. Eiser heeft gezien het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. De enkele handgeschreven verklaring van een zekere [naam 2], dat hij thans een relatie heeft met eiser, doet aan het voorgaande niet af.
14. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. J. Loonstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.