1.5Op 13 september 2016 heeft de gemeenteraad de definitieve verklaring van geen bedenkingen verleend. Daarbij heeft de gemeenteraad een amendement aangenomen dat ziet op het parkeren.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b en c, van de Wabo en artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo in samenhang met de artikelen 1:8 en 2:12, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg.
3. Eisers kunnen zich niet met het bestreden besluit verenigen en voeren thans nog het volgende aan. Het bouwplan is in strijd met artikel 25 van de planvoorschriften, onder meer omdat een uitwerkingsplan ontbreekt. Ook wijkt het bouwplan ten aanzien van de voorgevelrooilijn af van het bestemmingsplan. Verweerder heeft het begrip (bouw)accent in artikel 25 van de planvoorschriften op onaanvaardbare wijze opgerekt. Daarnaast is het welstandsadvies onvoldoende gemotiveerd. Het bouwplan komt over als een massieve bebouwing en heeft daardoor een negatieve uitstraling op met name het karakter van het oude centrum, zijnde een beschermd dorpsgezicht. Het appartementencomplex mist volledig aansluiting met de directe omgeving, zijnde historische panden en het Sluisgebied. Voorts is het niet acceptabel dat bij het perceel [adres 3] 7 op of tegen de erfgrens wordt gebouwd en is ook de stedenbouwkundige onderbouwing uiterst summier. Er wordt uitsluitend verwezen naar het Masterplan Damcentrum (masterplan) en het bestemmingsplan. Verder heeft verweerder de belangen van de omwonenden onvoldoende betrokken bij zijn besluitvorming. Als gevolg van het bouwplan gaat de licht- en zoninval van de appartementen aan de Damlaan ernstig achteruit en door de werkzaamheden kan mogelijk schade ontstaan aan de omliggende woningen. Het bouwplan voorziet niet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en alternatieven voor het bouwplan zijn niet dan wel onvoldoende onderzocht. Het voorgaande brengt met zich dat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en dat verweerder de omgevingsvergunning had dienen te weigeren, aldus eisers.
4. Ten aanzien van de belanghebbendheid van eisers overweegt de rechtbank als volgt. [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 5] wonen aan [adres 2] respectievelijk [adres 3] 7, [adres 3] 9, [adres 4] 12 en [adres 3] 8. Ondanks dat niet alle eisers vanuit hun woning direct zicht hebben op het bouwplan, is de rechtbank van oordeel dat zij allen als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kunnen worden aangemerkt vanwege de situering van hun woningen ten opzichte van het bouwplan en de afstand tussen hun woningen en het bouwplan.
5. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Crisis- en herstelwet (Chw) is afdeling 2 van die wet van toepassing op alle besluiten die krachtens enig wettelijk voorschrift zijn vereist voor de ontwikkeling of verwezenlijking van de in bijlage I bij deze wet bedoelde categorieën ruimtelijke en infrastructurele projecten dan wel voor de in bijlage II bij deze wet bedoelde ruimtelijke en infrastructurele projecten. In categorie 3.1 van bijlage I van de Chw zijn genoemd ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo van het bestemmingsplan, het inpassingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, ten behoeve van de bouw van meer dan elf woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden. Nu het thans in geding zijnde bouwplan de bouw van een appartementencomplex bestaande uit twintig eenheden en negen eengezinswoningen behelst, wordt ruimschoots voldaan aan de voorwaarde dat ten minste elf woningen gebouwd worden in een aaneengesloten gebied, zoals genoemd in categorie 3.1 van bijlage I van de Chw. Daarmee is de Chw op het bestreden besluit van toepassing.