ECLI:NL:RBDHA:2017:4931

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
C/09/530834 / KG ZA 17-486
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vraag of verstek kan worden verleend in kort geding over conservatoir beslag en de status van de gedaagde

In deze zaak, die op 10 mei 2017 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. F.J. van der Schrier, vorderden tot opheffing van een conservatoir beslag dat in mei 1998 door de gedaagde op de woning van eiser sub 2 was gelegd. De eisers stelden dat de gedaagde, die niet verschenen was, inmiddels overleden was, wat door een erfgenaam van de gedaagde werd bevestigd in een faxbericht aan de rechtbank. De voorzieningenrechter moest beoordelen of verstek verleend kon worden aan de gedaagde, gezien de gerede twijfel over zijn status. De advocaat van eisers betwistte de inhoud van het faxbericht en stelde dat de gedaagde nog in leven was, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende twijfel bestond over de status van de gedaagde. Hierdoor werden eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. De uitspraak werd gedaan op 3 mei 2017 en is openbaar gemaakt op 10 mei 2017.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/530834 / KG ZA 17-486
Vonnis in kort geding van 3 mei 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap
[de bewindvoerder] .,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van eiser sub 2,
statutair gevestigd te [plaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat: mr. F.J. van der Schrier te Den Haag,
tegen:
[gedaagde],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in en buiten Nederland,
gedaagde,
niet verschenen.
Eisers worden hierna afzonderlijk aangeduid als ‘de bewindvoerder’ en ‘ [eiser sub 2] ’ en gezamenlijk als ‘eisers’. Gedaagde zal hierna ‘ [gedaagde] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 april 2017, met producties;
- de brief van mr. Van der Schrier van 25 april 2017, met producties;
- de faxbrief van [A] van 25 april 2017, met bijlage;
- de op 26 april 2017 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op 17 mei 2017 of zoveel eerder als mogelijk.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering van eisers strekt – kort gezegd – tot opheffing van een in mei 1998 door [gedaagde] op de woning van [eiser sub 2] aan het [adres] te [plaats 2] gelegd conservatoir beslag, zulks met het oog op een op handen zijnde verkoop en levering (vrij van beslagen) van deze woning.
2.2.
[gedaagde] is ter zitting van 26 april 2017 niet verschenen. Gelet hierop dient te worden beoordeeld of jegens [gedaagde] verstek kan worden verleend.
2.2.1.
In het kader van die beoordeling is van belang dat op 25 april 2017 ter griffie een faxbericht is ingekomen van [A] met onder meer de volgende inhoud:
“Hedenmiddag werd ik geconfronteerd dat mijn overleden vader [gedaagde] in bovengenoemde kortgeding procedure is gedagvaard. Als erfgenaam maak ik bezwaar dat de eiser ten onrechte mijn overleden vader heeft gedagvaard.
Aangezien geen van de erven in Nederland wonen is het voor ons onmogelijk om de zitting morgen bij te wonen. Eerbiedig verzoek ik de Rechtbank met inachtneming van bovenstaande de eiser niet ontvankelijk te verklaren.”
Bij dit faxbericht is als bijlage gevoegd een afschrift van een eveneens op 25 april 2017 door [A] aan de advocaat van eisers verzonden faxbericht met onder meer de volgende inhoud:
“Vanmiddag heb ik naar uw kantoor gebeld, waarna u mij heeft teruggebeld. Ik heb u aangegeven dat mijn wijlen vader in [maand] 2005 te [plaats overlijden] (Suriname) is overleden en dat u ten onrechte een overledene heeft gedagvaard.
Tot mijn grote verbazing gaf u aan dat uw deurwaarder de zaak heeft uitgezocht en dat het gebleken is dat de heer [gedaagde] inderdaad overleden is. U heeft aangegeven dat, bovenstaande, via uw deurwaarder aan de Rechtbank is medegedeeld.
Ik verzoek u beleefd doch dringend, met de kennis en informatie welke u thans heeft, namelijk dat mijn vader al geruime tijd overleden is, om het voorgenomen kort geding met spoed in te trekken. U als advocaat weet als geen ander dat een overleden persoon niet gedagvaard kan en mag worden.”
2.3.
De advocaat van eisers heeft ter zitting gesteld met het door [A] aan hem verzonden faxbericht niet bekend te zijn. Nadat de voorzieningenrechter hem de inhoud van dit faxbericht heeft voorgehouden, heeft de advocaat van eisers betoogd dat het Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie (hierna: ‘het Procesreglement’) aan kennisneming van dit faxbericht door de voorzieningenrechter in de weg staat, nu dit faxbericht niet binnen 24 uur voor de zitting is ingediend. Daarnaast heeft de advocaat van eisers betoogd dat de omstandigheid dat bedoeld faxbericht afkomstig is van een persoon die in de onderhavige kortgedingprocedure geen procespartij is aan kennisneming van dit bericht in de weg staat. Voorts stelt de advocaat van eisers dat hij [gedaagde] heeft gesproken en dat er aldus van moet worden uitgegaan dat [gedaagde] nog in leven is. Daarbij heeft de advocaat van eisers verwezen naar een verklaring van de deurwaarder die heeft zorggedragen voor de openbare betekening van de dagvaarding aan [gedaagde] . Volgens de advocaat van eisers is het faxbericht van [A] in ieder geval onvoldoende onderbouwd, nu hierbij geen overlijdensakte van [gedaagde] is gevoegd.
2.4.
De voorzieningenrechter passeert voormelde stellingen van eisers. In paragraaf 6 van het Procesreglement is bepaald dat a) stukken waarop een partij zich wil beroepen zo spoedig mogelijk worden ingediend en b) stukken die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de terechtzitting worden ingediend in beginsel buiten beschouwing worden gelaten. Met bedoelde bepaling wordt beoogd te voorkomen dat een procespartij en de voorzieningenrechter zeer kort voor de zitting worden geconfronteerd met omvangrijke processtukken, die een deugdelijke procesvoering door de wederpartij en een deugdelijke voorbereiding van de zaak door de voorzieningenrechter bemoeilijken. Een dergelijke situatie doet zich echter in het onderhavige geval niet voor. Het betreft hier immers een tweetal korte en in heldere bewoordingen opgestelde faxberichten, waaraan geen producties zijn gehecht, en waarvan derhalve in een zeer beperkt tijdsbestek kennis kon worden genomen. Nu de opsteller en ondertekenaar van bedoelde faxberichten stelt een kind van de volgens hem/haar inmiddels overleden procespartij [gedaagde] te zijn, is de voorzieningenrechter niet alleen bevoegd maar ook gehouden om van deze faxberichten kennis te nemen. Daarmee resteert de stelling van de advocaat van eisers dat [gedaagde] nog leeft en dat aldus in de faxberichten door [A] een onjuiste voorstelling van zaken wordt gegeven. De advocaat van eisers heeft in dit verband verwezen naar een door de met de openbare betekening van de dagvaarding aan [gedaagde] belaste deurwaarder opgestelde verklaring, waarin deze deurwaarder verklaart dat in de basisregistratie personen (BRP) slechts één persoon met de naam [naam gedaagde] staat vermeld, die in 2008 is overleden. Wegens het ontbreken van aanvullende informatie kan volgens deze deurwaarder niet met 100% zekerheid worden vastgesteld dat dit de juiste persoon is. Gelet op de inhoud van deze verklaring, waaruit – anders dan eisers lijken te betogen – niet zonder meer volgt dat [gedaagde] nog leeft, en de inhoud van het faxbericht van [A] , is de slotsom dat thans gerede twijfel bestaat over de vraag of [gedaagde] nog leeft en daarmee over de vraag of eisers [gedaagde] dan wel zijn erfgenamen in rechte hadden moeten betrekken om opheffing van voormeld conservatoir beslag te bewerkstelligen. Bij voormelde gerede twijfel dienen eisers in deze kortgedingprocedure in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart eisers in hun vorderingen niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2017.
mw