ECLI:NL:RBDHA:2017:4833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
09/818450-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door levensgevaarlijke achtervolging met een voertuig

Op 25 juli 2016 vond in het centrum van Den Haag een wilde achtervolging plaats, waarbij de verdachte met een Volkswagen Caddy met hoge snelheid probeerde te ontsnappen aan de politie. De verdachte negeerde verkeerslichten, reed tegen de rijrichting in en veroorzaakte meerdere aanrijdingen, waaronder met een motoragent en twee fietsers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de levens van de betrokkenen in gevaar heeft gebracht en dat hij met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van de motoragent en de fietsers heeft aanvaard. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, meermalen gepleegd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag op een van de slachtoffers, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzet had op diens dood. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 42 maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/818450-16
Datum uitspraak: 14 april 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
BRP-adres: [adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Alphen aan den Rijn”, locatie Eikenlaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 2 november 2016 en 24 januari 2017 (pro forma) en 31 maart 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Sannes en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. N. Harlequin, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] , hoofdagent van Politie Den Haag en/of [slachtoffer 2] , (hoofd)agent van Politie Den Haag en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid op/tegen die [slachtoffer 1] (die op een (stilstaande) motor zat) is aangereden en/of waardoor die [slachtoffer 1] met zijn motor ten val is gekomen en/of enkele meters is meegesleurd over het wegdek en/of
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid is weggereden terwijl die [slachtoffer 2] een portier van dat voertuig vast had en/of waardoor die [slachtoffer 2] enkele meters is meegesleurd door dat voertuig en/of
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid op die [slachtoffer 3] (die op een fiets reed) is afgereden, waardoor die [slachtoffer 3] moest uitwijken en/of waarbij dat voertuig tegen de fiets van die [slachtoffer 3] is aangereden en/of
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid op die [slachtoffer 4] (die op een fiets reed) is afgereden, waardoor die [slachtoffer 4] moest uitwijken en/of waarbij dat voertuig tegen de fiets van die [slachtoffer 4] is aangereden (waardoor die [slachtoffer 4] ten val is gekomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 25 juli 2016 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , hoofdagent van Politie Den Haag en/of [slachtoffer 2] , (hoofd)agent van Politie Den Haag en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid op/tegen die [slachtoffer 1] (die op een (stilstaande) motor zat) is aangereden en/of waardoor die [slachtoffer 1] met zijn motor ten val is gekomen en/of enkele meters is meegesleurd over het wegdek en/of
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid is weggereden terwijl die [slachtoffer 2] een portier van dat voertuig vast had en/of waardoor die [slachtoffer 2] enkele meters is meegesleurd door dat voertuig en/of
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid op die [slachtoffer 3] (die op een fiets reed) is afgereden, waardoor die [slachtoffer 3] moest uitwijken en/of waarbij dat voertuig tegen de fiets van die [slachtoffer 3] is aangereden en/of
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid op die [slachtoffer 4] (die op een fiets reed) is afgereden, waardoor die [slachtoffer 4] moest uitwijken en/of waarbij dat voertuig tegen de fiets van die [slachtoffer 4] is aangereden (waardoor die [slachtoffer 4] ten val is gekomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. Bewijsoverwegingen [1]
3.1
Inleiding
Op 25 juli 2016 heeft in het centrum van Den Haag net voor middernacht een wilde achtervolging plaatsgevonden, waarbij meerdere auto’s en motoren van de politie een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] (hierna: Caddy) tot stilstand probeerden te brengen. Tijdens deze achtervolging reed de bestuurder van de Caddy onder meer - accelererend vanuit stilstand - tegen motoragent [slachtoffer 1] , die op een naast de weg gelegen fietspad op een stilstaande motor zat, waardoor hij met zijn motor ten val is gekomen en enkele meters is meegesleurd over het wegdek. Daarnaast reed de bestuurder van de Caddy tegen de rijrichting in op het fietspad naast de weg. Omdat de bestuurder van de Caddy met een flinke snelheid op de tegemoetkomende fietsers af kwam rijden, moest een aantal personen, waaronder [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , uitwijken. De Caddy heeft desondanks de fiets van [slachtoffer 3] geraakt en de bestuurder is eveneens tegen de fiets van [slachtoffer 4] aangereden, waardoor [slachtoffer 4] ten val is gekomen. [2] De twee inzittenden van de Caddy zijn aangehouden: de verdachte en [verdachte] .
Over de bovengenoemde feiten, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
Ter beantwoording staat de vraag of de verdachte de bestuurder van de achtervolgde Caddy is geweest en zo ja, of het handelen van de verdachte kan worden gekwalificeerd als een poging doodslag (1e cumulatief/alternatief) of als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (2e cumulatief/alternatief) ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat het bewezenverklaarde handelen van de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] kan worden gekwalificeerd als poging tot doodslag. De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde handelen ten aanzien van [slachtoffer 2] , omdat niet kan worden bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op de dood van [slachtoffer 2] of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] .
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte de bestuurder van de Caddy is geweest. De verdediging heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat de verdachte en [verdachte] van plaats hebben gewisseld en [verdachte] de bestuurder is geweest. [verdachte] heeft ongeloofwaardig en tegenstrijdig verklaard, aldus de verdediging.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Was de verdachte de bestuurder?
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de verdachte de bestuurder was van de Caddy. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt hiertoe als volgt.
Nadat de Caddy uiteindelijk tot stilstand was gekomen tegen een paaltje zijn er vrijwel direct meerdere verbalisanten naar het voertuig gegaan om de inzittenden aan te houden. Verbalisanten Droog en Van Duijvenbode reden vlak achter de auto, hebben direct nadat de Caddy tegen het paaltje tot stilstand was gekomen hun dienstvoertuig rechts naast de Caddy tot stilstand gebracht, zijn uit het voertuig gestapt en hebben verdachte op de bestuurdersstoel aangetroffen. Zij hebben aangegeven dat een wissel onmogelijk was, omdat zij (tijdens en) na de aanrijding continu zicht hebben gehad op de verdachten. [3]
Deze bevindingen worden ondersteund door de verklaring van aangever [slachtoffer 4] , die heeft aangegeven dat er naar zijn idee een jongen met een petje aan de bijrijderszijde van de Caddy zat. [4] Uit de verklaring van verdachte blijkt dat [verdachte] degene was die een petje op had. [5] De rechtbank overweegt dat verdachte en [verdachte] op het eerste gezicht op elkaar lijken en dat er sprake was van een hectische situatie. Om die reden kan aan de herkenning door aangever [slachtoffer 1] van verdachte als bestuurder van de Caddy [6] geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Nu deze rol van verdachte echter eveneens blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen, kan hieraan wel enig gewicht worden toegekend.
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, waarnaar in de voetnoten is verwezen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 25 juli 2016 de bestuurder is geweest van de Volkswagen Caddy, met kenteken [kenteken] .
Poging doodslag
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte op 25 juli 2016 is weggereden van de politie. Tijdens de achtervolging heeft de verdachte met zeer hoge snelheid door de bebouwde kom gereden, heeft hij rode verkeerslichten genegeerd, heeft hij aanrijdingen gehad met paaltjes en een pilaar en heeft hij meermalen tegen de rijrichting ingereden, ook op een fietspad. Hierbij is de verdachte op een gegeven moment - vanuit stilstand accelererend - afgereden op de op het fietspad stilstaande motor waarop verbalisant [slachtoffer 1] zat en is hij hier tegenaan gereden. [slachtoffer 1] kon de verdachte niet meer ontwijken en kwam door de aanrijding ten val, waarbij hij onder zijn motor terecht kwam. De verdachte is vervolgens met de Caddy over de voorkant van de motor gereden en daarna vol gas doorgereden, waarbij hij met zijn Caddy de motor en de daaronder liggende [slachtoffer 1] enkele meters heeft meegesleurd. Daarna is de verdachte tegen de rijrichting in op een fietspad met hoge snelheid afgereden op een aantal tegemoetkomende fietsers; zwakkere verkeersdeelnemers. Een aantal van hen kon de verdachte ontwijken, maar de verdachte heeft met zijn voertuig de fietsen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] geraakt. In tegenstelling tot [slachtoffer 3] is [slachtoffer 4] hierbij wel ernstig ten val gekomen.
De rechtbank overweegt dat uit de wijze waarop verdachte - nadat hij verbalisant [slachtoffer 1] een ogenblik recht heeft aangekeken - zijn Caddy accelererend in de richting van de zich nog op enige afstand bevindende [slachtoffer 1] heeft gemanoeuvreerd en hem heeft aangereden, niet anders kan worden geconcludeerd dan dat hij hem doelbewust heeft aangereden. Hiermee kan evenwel nog niet worden vastgesteld dat hij dit deed met het doel om [slachtoffer 1] van zijn leven te beroven en dus daarmee tevens het zuiver opzet had op diens dood. Het heeft er alle schijn van dat hij koste wat het kost aan de politie wilde ontsnappen en om die reden [slachtoffer 1] wilde beletten hem nog verder te achtervolgen, maar niet per se dat hij hem hierbij wilde doden. Wel heeft hij, naar het oordeel van de rechtbank, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de beoogde aanrijding de dood van [slachtoffer 1] tot gevolg zou hebben.
Ten aanzien van de fietsers overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat hij deze doelbewust heeft willen aanrijden en doden. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte door in de gegeven omstandigheden te handelen zoals hij heeft gedaan willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn rijgedrag een dodelijke aanrijding met een of beide fietsers zou veroorzaken.
Aldus is bij de verdachte in ieder geval sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] en op de dood van beide fietsers, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde handelen ten aanzien van [slachtoffer 2] , omdat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op de dood van of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] . Nergens blijkt uit dat verdachte wist dat [slachtoffer 2] de deurhendel vast had op het moment dat hij wegreed.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het 1e cumulatief/alternatief tenlastegelegde voor het overige wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank zal de verdachte tenslotte vrijspreken van het 2e cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit, nu de rechtbank de bewezenverklaarde handelingen van de verdachte al heeft gekwalificeerd als een poging tot doodslag en ten aanzien van [slachtoffer 2] de voor een veroordeling voor dit feit voornoemde benodigde wetenschap eveneens ontbreekt.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij op 25 juli 2016 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] , hoofdagent van Politie Den Haag, en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid tegen die [slachtoffer 1] (die op een stilstaande motor zat) is aangereden en waardoor die [slachtoffer 1] met zijn motor ten val is gekomen en enkele meters is meegesleurd over het wegdek en
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid op die [slachtoffer 3] (die op een fiets reed) is afgereden, waardoor die [slachtoffer 3] moest uitwijken en waarbij dat voertuig tegen de fiets van die [slachtoffer 3] is aangereden en
- met een voertuig (te weten een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] ) die hij, verdachte, bestuurde, met flinke snelheid op die [slachtoffer 4] (die op een fiets reed) is afgereden, waardoor die [slachtoffer 4] moest uitwijken en waarbij dat voertuig tegen de fiets van die [slachtoffer 4] is aangereden (waardoor die [slachtoffer 4] ten val is gekomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, niet uitgelaten over een eventuele strafmaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte is, nadat hem door de politie een stopteken werd gegeven, met hoge snelheid weggereden. Dit heeft geleid tot een wilde en levensgevaarlijke achtervolging door woonwijken en het centrum van de stad, waarbij met veel te hoge snelheid werd gereden, rode stoplichten werden genegeerd, aanrijdingen met straatmeubilair plaatsvonden en waarbij de verdachte meermalen tegen de rijrichting (over fietspaden) is ingereden. Bovendien is de verdachte met zijn voertuig doelbewust aangereden tegen een stilstaande motor, waardoor de daarop zittende motoragent ten val is gekomen en met zijn motor enkele meters is meegesleurd. Ook is de verdachte met hoge snelheid op tegemoetkomende fietsers afgereden en heeft hij hierbij twee fietsers van de weg gereden. Door aldus te handelen heeft de verdachte de levens van deze personen op het spel gezet met kennelijk het enkele doel om zelf aan aanhouding te ontkomen. Daarnaast heeft hij een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd voor willekeurige omstanders en andere betrokkenen. Ook heeft hij veel schade berokkend. Het is een wonder dat er geen doden en/of meer slachtoffers zijn gevallen of nog meer schade is veroorzaakt. Dat het niet anders is afgelopen, is geen omstandigheid die aan de verdachte is te danken. De verdachte heeft er op geen enkel moment blijk van gegeven dat hij uit zichzelf zou stoppen. Uit de aangiftes en de toelichtingen bij de vorderingen tot schadevergoeding blijkt hoezeer deze gebeurtenis heeft ingegrepen in het werk en het leven van de betreffende personen. De verdachte heeft hier geen enkel oog voor gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 28 juli 2016, waaruit volgt dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 28 december 2016, waarin oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt geadviseerd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het de feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. De rechtbank heeft bij de hoogte van de gevangenisstraf aansluiting gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Alles afwegende ziet de rechtbank geen aanleiding af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank neemt eveneens de gevorderde ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie jaren over.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.500,00. De vordering strekt tot vergoeding van immateriële schade.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 115,96. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit de kosten van de schade aan de fiets).
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.987,00. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade (bestaande uit kosten van een kapotte bril, mobiele telefoon, kleding en fiets; in totaal € 987,00) en immateriële schade (€ 1.000,00).
7.2
De conclusie van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de drie vorderingen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vorderingen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Vorderingen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
De vorderingen zijn door de verdediging niet betwist. De rechtbank acht de vorderingen voldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partijen rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vorderingen daarom toewijzen tot de gevorderde bedragen:
  • de vordering van [slachtoffer 1] tot het bedrag van € 1.500,00;
  • de vordering van [slachtoffer 3] tot het bedrag van € 115,96;
  • de vordering van [slachtoffer 4] tot het bedrag van € 1.987,00;
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016 (de pleegdatum van het bewezenverklaarde feit).
Kosten
Nu de vorderingen worden toegewezen, zal de verdachte tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat
  • van een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
  • van een bedrag van € 115,96, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016, ten behoeve van [slachtoffer 3] ;
  • van een bedrag van € 1.987,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016, ten behoeve van [slachtoffer 4] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierboven onder 3.5 is omschreven, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
42 (tweeënveertig) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
3 (drie) JAREN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 115,96, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 115,96, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.987,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.987,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 29 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A.C. Koster, voorzitter,
mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter,
mr. P. van Essen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016208163, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 231).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] , p. 49 en 50; proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3] , p. 46; proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] , p. 56 en 57; proces-verbaal aanhouding [verdachte] , p. 30; proces-verbaal van bevindingen, p. 69 en 70; proces-verbaal van bevindingen, p. 77 t/m 79.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 137 en 138; proces-verbaal aanhouding [verdachte] , p. 30 en 31.
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] , p. 56.
5.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2017.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 98.