ECLI:NL:RBDHA:2017:457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
09/797056-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 21 oktober 2015 vond er een verkeersongeval plaats op de Herenweg te Leimuiden, waarbij de verdachte, als bestuurder van een auto, betrokken was. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 80 km/uur, terwijl de maximumsnelheid 60 km/uur was vanwege wegwerkzaamheden. Tijdens een inhaalmanoeuvre, kort voor een bocht, verloor de verdachte de controle over haar voertuig en botste tegen een tegemoetkomende auto. De inzittenden van beide voertuigen liepen zwaar lichamelijk letsel op, waaronder gebroken ribben en kneuzingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig had gedragen door de snelheid niet aan te passen aan de omstandigheden en een inhaalmanoeuvre uit te voeren op een ongepaste plek. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander lichamelijk letsel werd toegebracht. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797056-16
Datum uitspraak: 20 januari 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 15 december 2016 van 6 januari 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. van der Harg en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. D.E. Lof, advocaat te Nieuw-Vennep, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 oktober 2015 te Leimuiden, gemeente Kaag en Braassem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Herenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
zij, verdachte, heeft/is:
- gereden met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, terwijl aldaar (wegens wegwerkzaamheden) een maximum snelheid van 60 kilometer per uur was toegestaan, althans met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens/daarbij)
- ( kort) voor een bocht een voor haar rijdende auto ingehaald op een moment dat een haar tegemoetkomende auto reeds genaderd was en/of (daarbij)
- een (dubbele) doorgetrokken streep overschreden en/of (vervolgens/daarbij)
- met een (veel) (te) hoge snelheid een bocht in die weg genaderd en/of ingereden en/of (vervolgens/daarbij)
- in die bocht (gezien verdachtes rijrichting) naar rechts de controle over het door haar bestuurde motorrijtuig verloren, immers is zij (slingerend) terechtgekomen op het gedeelte van de rijbaan dat bestemd is voor tegemoetkomend verkeer en/of (vervolgens/daarbij)
- op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer tegen een haar
tegemoetkomende auto gebotst,
waardoor (een) ander(en) ((1) de passagier en/of (2) de bestuurder van die tegemoetkomende auto en/of (3) de passagier uit verdachtes auto)) (genaamd (1) [slachtoffer 1] en/of (2) [slachtoffer 2] en/of (3) [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten (1) (meerdere) gebroken rib(ben) en/of een scheur in een ruggewervel en/of een gebroken (rechter) enkel en/of kneuzing van de (linker)enkel en/of (2) (diverse) blauwe plek(ken) en/of (diverse) kneuzing(en) en/of (3) een hersenschudding en/of schaafwond(en) op de heup en/of kneuzing van het borstbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
en/of
zij op of omstreeks 21 oktober 2015 te Leimuiden, gemeente Kaag en Braassem, als bestuurder van een voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Herenweg, als volgt heeft gehandeld:
zij, verdachte, heeft/is:
- gereden met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, terwijl aldaar (wegens wegwerkzaamheden) een maximum snelheid van 60 kilometer per uur was toegestaan, althans met een gelet op de verkeerssituatie en/of verkeersveiligheid ter plaatse (veel) te hoge snelheid en/of (vervolgens/daarbij)
- ( kort) voor een bocht een voor haar rijdende auto ingehaald op een moment dat een haar tegemoetkomende auto reeds genaderd was en/of (daarbij)
- een (dubbele) doorgetrokken streep overschreden en/of (vervolgens/daarbij)
- met een (veel) (te) hoge snelheid een bocht in die weg genaderd en/of ingereden en/of (vervolgens/daarbij)
- in die bocht (gezien verdachtes rijrichting) naar rechts de controle over het door haar bestuurde motorrijtuig verloren, immers is zij (slingerend)
terechtgekomen op het gedeelte van de rijbaan dat bestemd is voor tegemoetkomend verkeer en/of (vervolgens/daarbij)
- op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer tegen een haar tegemoetkomende auto gebotst,
waardoor (een) ander(en) ((1) de passagier en/of (2) de bestuurder van die tegemoetkomende auto en/of (3) de passagier uit verdachtes auto)) (genaamd (1) [slachtoffer 1] en/of (2) [slachtoffer 2] en/of (3) [slachtoffer 3] ) letsel, te weten (1) (meerdere) gebroken rib(ben) en/of een scheur in een ruggewervel en/of een gebroken (rechter) enkel en/of kneuzing van de (linker) enkel en/of (2) (diverse) blauwe plek(ken) en/of (diverse) kneuzing(en) en/of (3) een hersenschudding en/of schaafwond(en) op de heup en/of kneuzing van het borstbeen heeft/hebben bekomen en/of door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het
verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 21 oktober 2015 heeft er op de Herenweg te Leimuiden een aanrijding plaatsgevonden tussen een personenauto die werd bestuurd door verdachte, met passagier [slachtoffer 3] , en een personenauto die werd bestuurd door [slachtoffer 2] , met passagier [slachtoffer 1] .
De inzittenden van beide auto’s hebben letsel aan de aanrijding overgehouden. [slachtoffer 3] had schaafwonden en een kneuzing van het borstbeen, met een geschatte genezingsduur van enkele weken. [2] [slachtoffer 2] had blauwe plekken en diverse kneuzingen. [3] [slachtoffer 1] had gebroken ribben, een scheur in de rugwervel, een gebroken rechterenkel en een kneuzing van de linkerenkel, met een geschatte genezingsduur van 8 weken. [4]
Over deze feiten en omstandigheden, waarvan onderdelen in de tenlastelegging zijn terug te vinden, bestaat geen discussie. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging in zoverre wettig en overtuigend kan worden bewezen en grondt dat oordeel op de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) (eerste cumulatief/alternatief). Hiertoe dient de rechtbank te beoordelen of het handelen van verdachte is aan te merken als roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend. Subsidiair is aan de orde de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar op de weg, als bedoeld in artikel 5 WVW (tweede alternatief/cumulatief).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde en dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte het onder het tweede alternatief/cumulatief tenlastegelegde heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte een inhaalmanoeuvre heeft gemaakt terwijl dit niet was toegestaan. Deze verkeersmanoeuvre heeft echter niet geleid tot het verkeersongeval en heeft het evenmin gevaar of hinder aan het verkeer veroorzaakt. Voorts kan volgens de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte te hard heeft gereden. Het ongeval is veroorzaakt door gladheid van de weg, aldus de raadsman.
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman aldus dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De toedracht van het ongeval
Op 21 oktober 2015 reed verdachte op de Herenweg die is gelegen buiten de bebouwde kom en waar een (tijdelijke) snelheidsbeperking van 60 km/uur van kracht was. De Herenweg bestaat uit één rijbaan verdeeld in twee rijstroken. Deze rijstroken worden door middel van een dubbele ononderbroken witte streep van elkaar gescheiden. Vlak na een flauwe bocht naar rechts in de weg (bezien vanuit de rijrichting van verdachte) vond het ongeval plaats. Tijdens het ongeval regende het en was het wegdek nat. Er waren geen objecten die het zicht van betrokkenen in elkaars rijrichting hebben beïnvloed. Er werd geen vervuiling op de weg geconstateerd, die mogelijk de oorzaak is geweest tot het ontstaan van het ongeval. Verder zijn aan de betrokken auto’s, voorzover nog mogelijk, geen gebreken vastgesteld die van invloed konden zijn op het ongeval. [5]
Verdachte heeft verklaard dat zij op het rechte stuk, ruim voordat de weg een flauwe bocht maakt, een inhaalmanoeuvre heeft gemaakt terwijl de rijstroken van elkaar waren gescheiden middels een dubbele doorgetrokken streep. Zij heeft verklaard dat zij ongeveer 80 km/uur reed maar dat zij voor de bocht, waar een adviessnelheid van 50 km/uur gold, heeft afgeremd zodat zij mogelijk meer dan 60 km/uur reed. Zij is in de bocht met haar auto geslipt en de macht over het stuur verloren. Als gevolg hiervan is zij op de andere rijbaan terecht gekomen en tegen een andere auto aangebotst. [6]
De [getuige] heeft verklaard dat zij op de Herenweg, vlak voor de bocht, werd ingehaald door een auto die veel harder reed dan zij, in ieder geval 80 km/uur. Op het moment dat zij werd ingehaald zag zij op de andere rijbaan een tegenligger aan komen rijden. Zij zag dat de auto die haar zojuist had ingehaald in de bocht begon te slingeren en de tegenligger raakte. [7]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op de Herenweg reed toen hij zag dat een tegemoetkomende auto vlak voor de bocht een inhaalmanoeuvre maakte en weer op tijd terug was op de eigen rijstrook. De tegemoetkomende auto slipte vervolgens in de bocht naar rechts en links en botste tegen de auto waarin [slachtoffer 2] reed. [8]
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte in regenachtige omstandigheden reed op een weg waarvoor een snelheidsbeperking van 60 km/uur gold. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij niet vlak voor, maar ruimschoots voor de bocht heeft ingehaald, waarna een nieuwe situatie zou zijn ontstaan. De rechtbank volgt haar daar niet in, gelet op de verklaringen van [getuige] en [slachtoffer 2] . Verdachte haalde, kort voor de bocht, een andere personenauto in, over een dubbele doorgetrokken streep. Gelet op de verklaring van [getuige] reeds verdachte kort voor de bocht harder dan de toegestane snelheid van 60 km/uur, en harder dat de adviessnelheid van 50 km/uur die in de bocht gold. Zij is in die bocht de macht over het stuur verloren met als gevolg dat haar auto op de andere rijbaan terecht is gekomen en vervolgens tegen de tegemoetkomende auto van [slachtoffer 2] is gebotst.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW?
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW het volgens vaste jurisprudentie aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval (ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van roekeloos rijgedrag. Daartoe is vereist dat sprake is van bewustheid van het risico op ernstige gevolgen, waarbij op zeer lichtzinnige wijze ervan wordt uitgegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren. Uit de bewijsmiddelen volgt dat niet.
Wel leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat het gedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig kan worden beschouwd en dat het ongeval aan haar schuld als bedoeld in artikel 6 WVW is te wijten. Door in een bocht van een tweebaans weg de controle over haar auto te verliezen, op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer terecht te komen en vervolgens tegen een andere auto te botsen is verdachte aanmerkelijk onder het prestatieniveau van de ‘normale’ oplettende automobilist gebleven. Dat op basis van het onderzoek niet is komen vast te staan om welke reden verdachte de controle heeft verloren, doet er niet aan af dat van haar mocht worden verwacht haar auto onder controle te houden en de botsing te voorkomen. Verdachte heeft haar rijgedrag niet voldoende naar de omstandigheden ter plaatse aangepast, terwijl dit van haar wel mocht worden verwacht. Reeds op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat sprake is geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag.
Daar komt nog bij dat verdachte bij regenachtig weer en even voordat zij de bocht naderde een inhaalmanoeuvre heeft gemaakt die daar niet was toegestaan, waarbij zij bovendien harder reed dan de toegestane snelheid. Anders dan de raadsman heeft betoogd, kan de rechtbank de inhaalmanoeuvre niet los zien van de botsing, aangezien verdachte (mede) als gevolg van deze manoeuvre de bocht is ingereden met een hogere snelheid dan aldaar toegestaan, en tevens hoger dan de adviessnelheid van 50 km/uur. De rechtbank acht aannemelijk dat deze inhaalmanoeuvre en de snelheid hebben bijgedragen aan het verlies van controle over de personenauto. Dat geldt te meer, nu zij heeft verklaard dat zij elke dag over die weg reed en daarmee dus bekend was met de verkeerssituatie en de adviessnelheid van 50 km/uur die voor de betreffende bocht gold.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig kan worden beschouwd en dat daardoor een aan haar schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden waardoor de slachtoffers (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. Van omstandigheden waaruit volgt dat van schuld in vorenbedoelde zin niet kan worden gesproken, bijvoorbeeld dat verdachte ten tijde van het ongeval in verontschuldigbare onmacht verkeerde, is niet gebleken.
De rechtbank kwalificeert het letsel van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] als zwaar lichamelijk letsel, dan wel als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, als bedoeld in artikel 6 WVW.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
zij op 21 oktober 2015 te Leimuiden, gemeente Kaag en Braassem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Herenweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig als volgt te handelen:
zij, verdachte, heeft:
- gereden met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur, terwijl aldaar (wegens wegwerkzaamheden) een maximum snelheid van 60 kilometer per uur was toegestaan, en daarbij
- voor een bocht een voor haar rijdende auto ingehaald op een moment dat een haar tegemoetkomende auto reeds genaderd was en daarbij
- een dubbele doorgetrokken streep overschreden en vervolgens
- met een te hoge snelheid een bocht in die weg genaderd en ingereden en vervolgens
- in die bocht (gezien verdachtes rijrichting) naar rechts de controle over het door haar bestuurde motorrijtuig verloren, immers is zij terechtgekomen op het gedeelte van de rijbaan dat bestemd is voor tegemoetkomend verkeer en vervolgens
- op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomend verkeer tegen een haar
tegemoetkomende auto gebotst,
waardoor anderen,
te weten(1) de passagier van die tegemoetkomende auto en (3) de passagier uit verdachtes auto, (genaamd (1) [slachtoffer 1] en (3) [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten (1) meerdere gebroken ribben en een scheur in een ruggewervel en een gebroken rechterenkel, of en (3) een hersenschudding en schaafwonden op de heup en een kneuzing van het borstbeen, werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van 500 euro en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat ook verdachte ernstig letsel ten gevolge van het ongeval heeft opgelopen. Verder heeft verdachte haar excuses naar de slachtoffers overgebracht, heeft zij deelgenomen aan een slipcursus en is zij nooit eerder veroordeeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft met haar auto een aan haar schuld te wijten ongeval veroorzaakt, waarbij haar medepassagier en twee inzittenden van de betrokken auto (zwaar) lichamelijk letsel hebben opgelopen. Verdachte heeft het ongeval veroorzaakt door in een bocht de controle over haar auto te verliezen en vervolgens met haar auto tegen een andere auto aan te botsen. Verdachte heeft even daarvoor een verkeersovertreding begaan door een inhaalmanoeuvre te maken terwijl dit niet was toegestaan en heeft haar snelheid onvoldoende aangepast aan de omstandigheden ter plaatse. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij zich als bestuurder van een auto aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen en anderen letsel heeft berokkend. Een van de slachtoffers heeft daarvan langdurig hinder ondervonden en is nog steeds niet helemaal hersteld. De rechtbank betrekt in haar oordeel anderzijds dat ook verdachte letsel aan het ongeval heeft overgehouden en daar nog altijd hinder van ondervindt, alsmede dat zij contact heeft gezocht met de slachtoffers en hun haar excuses heeft aangeboden.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 23 november 2016 verdachte betreffende waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank verklaart een ernstiger strafbaar feit bewezen dan de officier van justitie heeft gevorderd en zal dan ook tot een hogere straf komen dan geëist. Zij acht het opleggen van een taakstraf in combinatie met een rijontzegging van na te melden duur passend en geboden. Gelet op de omstandigheid dat verdachte haar rijbewijs nodig heeft voor haar werk en dat zij een slipcursus heeft gevolgd, zal de rechtbank de rijontzegging voorwaardelijk opleggen. Dit zal verdachte ervan weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbaar verkeersgedrag, hetgeen eveneens dient tot bescherming van de verkeersveiligheid.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder het eerste alternatief/cumulatief ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 80 (TACHTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (VEERTIG) DAGEN;
veroordeelt verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. de Wit, voorzitter,
mr. J.W. du Pon, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Boon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 januari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015307866, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, basisteam Kaag en Braassem, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 60).
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , pagina’s 11-12 en een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 3] , afkomstig van forensisch arts P.H.C. de Vries van 19 januari 2016, pagina 14.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , pagina’s 9-10.
4.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1] , pagina 19.
5.Proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, met bijlagen, pagina’s 30-60.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 6 januari 2017.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , pagina’s 7-8.
8.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 2] , pagina’s 9-10.