ECLI:NL:RBDHA:2017:4277
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen van Kosovaarse familieleden afgewezen op grond van veilig land van herkomst en discriminatie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2017, zijn de asielaanvragen van een Kosovaarse familie afgewezen. De eisers, bestaande uit een vader, moeder en hun dochter, hebben asiel aangevraagd op basis van discriminatie vanwege hun etnische afkomst als leden van de Ashkaly-minderheid. Ze stelden dat ze gediscrimineerd werden op de arbeids- en woningmarkt en dat hun kinderen op school werden gepest. De rechtbank oordeelde dat Kosovo terecht als een veilig land van herkomst is aangemerkt en dat de eisers onvoldoende bewijs hebben geleverd dat hun persoonlijke situatie hen als vluchteling zou kwalificeren. De rechtbank merkte op dat de eisers geen bescherming hebben gevraagd bij de autoriteiten in Kosovo, wat wel van hen verwacht had mogen worden.
De rechtbank behandelde ook de bezwaren van de eisers tegen het onmiddellijk vertrek en de opgelegde inreisverboden. De eisers voerden aan dat zij hierdoor niet in staat waren om hun in Duitsland verblijvende zoon te bezoeken en dat er medische redenen waren voor uitstel van vertrek. De rechtbank oordeelde dat de medische situatie van de moeder niet voldoende onderbouwd was en dat de verweerder terecht geen uitstel van vertrek had verleend. De rechtbank concludeerde dat de aanvragen van de eisers als kennelijk ongegrond konden worden afgewezen, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van de overheid in asielzaken en de noodzaak voor asielzoekers om hun claims adequaat te onderbouwen.