In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Somalische vrouw, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier, welke door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen omdat zij niet over een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beschikte en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Verzoekster voerde aan dat zij gezinsleven uitoefent met haar twee minderjarige kinderen die de Nederlandse nationaliteit bezitten. Zij deed daarbij een beroep op het arrest van het Hof van Justitie van de EU inzake Ruiz Zambrano en op een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De voorzieningenrechter oordeelde dat de beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof van belang is voor de beoordeling van het bezwaar van verzoekster. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en werd de werking van het primaire besluit geschorst. Dit betekent dat verzoekster niet uit Nederland verwijderd mag worden totdat er op het bezwaar is beslist. Daarnaast werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 496,-.