ECLI:NL:RBDHA:2017:4093

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
C/09/517681 / HA ZA 16-1049
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot tussenkomst door Stichting Loterijverlies.nl in de procedure tussen Loterijverlies.nl B.V. tegen Staatsloterij

Op 19 april 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst in de procedure tussen Loterijverlies.nl B.V. en Staatsloterij B.V. De hoofdzaak betreft vorderingen van Loterijverlies.nl B.V. jegens Staatsloterij met betrekking tot loterijen die door Staatsloterij zijn gehouden tussen 2000 en 2008. Stichting Loterijverlies, die zich in het incident heeft gevoegd, vordert toestemming om in de hoofdzaak tussen te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Stichting Loterijverlies een voldoende belang heeft om tussen te komen, aangezien zij vorderingen wenst in te stellen tegen Staatsloterij. De rechtbank heeft de vordering tot tussenkomst toegewezen en de zaak verwezen naar de rol van 17 mei 2017 voor het indienen van een conclusie van eis in tussenkomst door Stichting Loterijverlies. Tevens is een comparitie van partijen bepaald op 5 september 2017, waarbij de verschijning van Stichting Loterijverlies samen met haar advocaat is gelast. De beslissing omtrent de kosten van het incident is aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/517681 / HA ZA 16-1049
Vonnis in incident tot tussenkomst van 19 april 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LOTERIJVERLIES.NL B.V.,
domicilie kiezende te Hoofddorp,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. Raaijmakers te Hoofddorp,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STAATSLOTERIJ B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.W. Leedekerken te Amsterdam,
en
de stichting met rechtspersoonlijkheid
STICHTING LOTERIJVERLIES.NL,
gevestigd te Breda,
eiseres in het incident,
advocaat mr. L.J.P.E. Donckers-Korten te Breda.
Partijen zullen hierna Loterijverlies B.V., Staatsloterij en Stichting Loterijverlies genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 26 augustus 2016, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv, met producties;
  • het antwoord in het incident ex artikel 843a Rv, tevens houdende incident tot niet-ontvankelijkheidverklaring van eiseres zowel in het incident ex artikel 843a Rv als in de hoofdzaak van Staatsloterij van 12 oktober 2016, met producties;
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van Stichting Loterijverlies, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van Loterijverlies B.V., met producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst van Staatsloterij.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident tot tussenkomst.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De hoofdzaak heeft betrekking op vorderingen van Loterijverlies B.V. jegens Staatsloterij met betrekking tot door laatstgenoemde in de periode 2000 tot en met 2008 gehouden loterijen.
2.2.
Stichting Loterijverlies vordert dat haar wordt toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen. Loterijverlies B.V. en Staatsloterij refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
Artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geschil, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen.
2.4.
Als uitgangspunt geldt dat een partij kan vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wil instellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in het hoofdgeding kan ondervinden (HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:768).
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende vaststaat dat Stichting Loterijverlies een belang als hiervoor omschreven heeft om tussen te komen in de procedure tussen Loterijverlies B.V. en Staatsloterij, waarbij Stichting Loterijverlies vorderingen wenst in te stellen tegen Staatsloterij. Gelet op het voorgaande en aangezien Loterijverlies B.V. en Staatsloterij zich aan het oordeel van de rechtbank refereren, zal de vordering tot tussenkomst worden toegewezen.
2.6.
De zaak zal naar de rol van 17 mei 2017 worden verwezen, waarbij Stichting Loterijverlies bij conclusie van eis in tussenkomst haar vorderingen en de grondslagen daarvan kan uiteenzetten. Vervolgens kunnen Staatsloterij en Loterijverlies B.V. op de rol van 14 juni 2017 een conclusie van antwoord in tussenkomst indienen. De rechtbank constateert dat in de onderhavige zaak reeds een comparitie van partijen is bepaald op 5 september 2017. De rechtbank zal de verschijning van Stichting Loterijverlies samen met haar advocaat tijdens deze comparitie gelasten. Ter comparitie zal met partijen het verdere procesverloop worden besproken.
2.7.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat Stichting Loterijverlies toe in de hoofdzaak tussen te komen,
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rol van 17 mei 2017 voor het nemen van een conclusie van eis in tussenkomst door Stichting Loterijverlies;
3.4.
bepaalt dat Staatsloterij en Loterijverlies B.V. op de rol van 14 juni 2017 een conclusie van antwoord in tussenkomst mogen nemen;
3.5.
beveelt de verschijning van Stichting Loterijverlies samen met haar advocaat, op dinsdag 5 september 2017 om 09:30 uur, in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag, ten overstaan mrs. S.J. Hoekstra-van Vliet, A.M. Voorwinden en M.L. Harmsen;
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.J. Hoekstra-van Vliet, A.M. Voorwinden en
M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 1554