ECLI:NL:RBDHA:2017:4028

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
20 april 2017
Zaaknummer
09/852116-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging, belediging en poging tot afdreiging van ambtenaren door verdachte in langdurig conflict met gemeente Midden-Delfland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging met de dood van de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland, belediging van een ambtenaar in functie en poging tot afdreiging. De verdachte had brieven gestuurd naar de huisadressen van de burgemeester, een wethouder en de weduwe van de gemeentesecretaris, waarin hij hen bedreigde en beledigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op basis van DNA-bewijs en de inhoud van de brieven schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank achtte de bedreigingen ernstig, gezien de impact op de slachtoffers en hun gezinnen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf weken, waarvan tien weken voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn psychische problemen. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, de weduwe van de gemeentesecretaris, voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852116-16
Datum uitspraak: 21 april 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
[geboortedatum] [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 19 januari 2017 (pro forma) en 7 april 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.A. Pronk en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. T. Venneman, advocaat te Den Haag naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2016 tot en met 1 juni 2016 te Maasland, althans in Nederland, [slachtoffer 1] , zijnde de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (een) brief/brieven verstuurd aan (het huisadres van) die [slachtoffer 1] , althans aan die [slachtoffer 1] doen toekomen, onder andere inhoudende de navolgende passage(s)/tekst(en):
- " En toch ga je vertrekken en wel voor 1 juli 2016. De haaien jagen nu op je in je eigen aquarium en wij hebben ze losgelaten. Je wilde ons niet met rust laten, nu doen we hetzelfde met jou. Je was gewaarschuwd. Vertrek zo lang het nog kan zonder gezichtsverlies" en/of (daarbij) een (bewerkte) foto/afbeelding van die [slachtoffer 1] met op de achtergrond een haai en/of
- " Wie niet wil luisteren moet maar voelen" en/of "Wie hoogt klimt kan diep vallen, vertrek nu het nog kan. Je tijd is bijna om" en/of (daarbij) een (bewerkte) foto/afbeelding van die [slachtoffer 1] omgekeerd/op de kop met een straat als achtergrond, althans woorden/tekst van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2016 tot en met 1 juni 2016 te Maasland, gemeente Midden-Delfland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , zijnde de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid
gericht tegen die [slachtoffer 1] , wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, opzettelijk dreigend (een) brief/brieven heeft verstuurd aan (het huisadres van) die [slachtoffer 1] , althans aan die [slachtoffer 1] doen toekomen, onder andere inhoudende de navolgende passage(s)/tekst(en):
- " En toch ga je vertrekken en wel voor 1 juli 2016. De haaien jagen nu op je in je eigen aquarium en wij hebben ze losgelaten. Je wilde ons niet met rust laten, nu doen we hetzelfde met jou. Je was gewaarschuwd. Vertrek zo lang het nog kan zonder gezichtsverlies" en/of (daarbij) een (bewerkte) foto/afbeelding van die [slachtoffer 1] met op de achtergrond een haai en/of
- " Wie niet wil luisteren moet maar voelen" en/of "Wie hoogt klimt kan diep vallen, vertrek nu het nog kan. Je tijd is bijna om" en/of (daarbij) een (bewerkte) foto/afbeelding van die [slachtoffer 1] omgekeerd/op de kop met een straat als achtergrond,
teneinde die [slachtoffer 1] te bewegen zijn functie als burgemeester van de gemeente Midden-Delfland neer te leggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2016 te Maasland, gemeente Midden-Delfland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , zijnde de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, opzettelijk dreigend (een) brief/brieven heeft verstuurd aan (het huisadres van) die [slachtoffer 1] , althans aan die [slachtoffer 1] doen toekomen, inhoudende de navolgende passage/tekst:
"Iets meer dan twee jaar geleden ontving je een brief van mij, aangaande o.a. de post van mijn vader. Ondertussen ontving ik onlangs een brief van een ex-medewerker van Albert Heijn die bereidt is voor de rechtbank te getuigen dat [getuige] de post van mijn vader achterhield c.q. onderschepte en deze doorstuurde naar één van uw medewerkers. Als u nu niet alle acties tegen mij mijn vrouw, mijn vader en ondergetekende stopzet en mij niet hiervan binnen 14 dagen een schriftelijke bevestiging stuurt, brengen mijn vader en ondergetekende alles in de publiciteit en volgt er een juridische procedure. Tevens verlangen wij dat u binnen dezelfde termijn al onze vorderingen overmaakt (...). De keus is aan u";
3.
hij op of omstreeks 9 juni 2016 te Den Hoorn en/of Maasland, althans in Nederland opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (wethouder van de gemeente Midden-Delfland) gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening als wethouder, althans als ambtenaar in diens tegenwoordigheid en/of schriftelijk, althans door het toezenden van een geschrift, te weten een brief gericht aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd de woorden "goor rotwijf met varkenskop", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 9 juni 2016 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland en/of Maasland, althans in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim,
[slachtoffer 3] (weduwe van wijlen gemeentesecretaris [slachtoffer 4] van de gemeente Midden-Delfland) te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van Euro 9650,-,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen, met voormeld oogmerk:
(een) brief heeft gestuurd naar die [slachtoffer 3] , welke brief (inhoudelijk) gericht was aan die [slachtoffer 3] en/of welke brief - zakelijk weergegeven - inhoudt dat hij, verdachte voornemens is (als niet zal worden betaald):
- de financiële malversaties van de overleden echtgenoot van die [slachtoffer 3] anoniem te melden aan het FIOD (Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst) en/of
- de (vermeende) seksuele gedragingen van de overleden echtgenoot van die [slachtoffer 3] , voorzien van een of meer foto's, openbaar te maken op social media,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Verdachte is sinds 2 januari 2012 afhankelijk van een bijstandsuitkering van de gemeente Midden-Delfland, hetgeen hem volgens eigen zeggen veel ellende met de gemeente heeft opgeleverd. Voorts heeft de vader van verdachte sinds medio april 2013 een postbus bij het Albert Heijn-filiaal in Maasland. Deze postbus was voordien in gebruik bij de gemeente Midden-Delfland. Volgens verdachte is de post voor zijn vader op een gegeven moment - na als voor de gemeente bestemd te zijn onderschept en doorgezonden - door de heer [slachtoffer 4], destijds gemeentesecretaris van de gemeente Midden-Delfland, op diens huisadres ontvangen. Verdachte heeft onder andere de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland, de commissaris van de Koning van de gemeente Zuid-Holland en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Midden-Delfland brieven gestuurd in verband met bovengenoemde kwesties. Verdachte heeft verklaard dat hij zo’n tachtig brieven geschreven heeft: op zeker moment schreef hij twee brieven per week aan de gemeente en ontving hij vijf brieven per week van de gemeente. Hij heeft onder andere brieven ontvangen van de heer [slachtoffer 4], voornoemd. [2]
De burgemeester van de gemeente Midden-Delfland, de heer [slachtoffer 1] , heeft op 17 maart 2016 en op 19 mei 2016 een brief ontvangen met daarbij gevoegd een bewerkte foto van zichzelf, waardoor hij zich bedreigd voelde (feit 1). Vervolgens heeft hij op 24 juni 2016 een brief ontvangen die ondertekend was door verdachte, waardoor de burgemeester zich eveneens bedreigd voelde (feit 2). Op 9 juni 2016 hebben mevrouw [slachtoffer 2], wethouder van de gemeente Midden-Delfland (feit 3) en de weduwe van de heer [slachtoffer 4], mevrouw [slachtoffer 3] (feit 4), beiden een brief ontvangen waardoor zij zich onveilig voelden. Alle brieven waren verstuurd naar de privé-adressen van de geadresseerden.
De rechtbank dient gelet op hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, de vraag te beantwoorden of verdachte - die dit (met uitzondering van feit 2) ontkent deze brieven heeft geschreven en of hij zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan bedreiging (feit 1 primair) dan wel poging tot dwang (feit 1 subsidiair), poging tot dwang (feit 2), belediging van een ambtenaar in functie (feit 3) en poging tot afdreiging (feit 4).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het handelen van verdachte respectievelijk bedreiging, poging tot dwang, belediging en poging tot afdreiging oplevert.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het aan verdachte onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Dat er DNA van verdachte op de betreffende enveloppen is aangetroffen wil nog niet zeggen dat het verdachte is geweest die de brieven daarin heeft opgesteld en verstuurd. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging bepleit dat verdachte zich door het dreigen met een juridische procedure niet schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Ook het dreigen met het openbaar maken van een document is niet strafbaar. Nu er geen sprake is van dwang dient verdachte ook van dit feit te worden vrijgesproken.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Bij de beoordeling van de tenlastelegging acht de rechtbank naast hetgeen onder 3.1 overwogen is het volgende van belang.
Feit 1
De burgemeester van de gemeente Midden-Delfland, de heer [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]), heeft op 17 maart 2016 op zijn huisadres te Maasland een envelop ontvangen met de volgende inhoud:
- een brief met de tekst: “En toch ga je vertrekken en wel voor 1 juli 2016. de haaien jagen nu op je in je eigen aquarium en wij hebben ze losgelaten. je wilde ons niet met rust laten, nu doen we hetzelfde met jou. je was gewaarschuwd. Vertrek zo lang het nog kan zonder gezichts verlies”, en
- een bewerkte foto/afbeelding van die [slachtoffer 1] in een betonblok met op de achtergrond een haai. [3]
Op 19 mei 2016 heeft [slachtoffer 1] op zijn huisadres te Maasland een envelop ontvangen met de volgende inhoud:
- een brief met de tekst: “wie niet wil luisteren moet maar voelen. wie hoog klimt kan diep vallen, vertrek nu het nog kan. je tijd is bijna om.”, en
- een bewerkte foto/afbeelding van die [slachtoffer 1] omgekeerd naast een gebouw met een straat als achtergrond. [4]
Aangever heeft verklaard dat hij zich door de brieven ernstig bedreigd voelde, te meer omdat de afzender van de brieven weet waar hij met zijn gezin woont. Dit gaf aangever een erg onveilig gevoel. [5]
Op de vouwrand van de brief die [slachtoffer 1] op 17 maart 2016 heeft ontvangen is een DNA-profiel aangetroffen dat volgens het NFI afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is, aldus het NFI, kleiner dan één op één miljard. [6]
Zowel de illustratie bij de brief van 17 maart 2016 als de illustratie bij de brief van 19 mei 2016 zijn afkomstig van de hoes van het album ‘To The Hilt’ van de Golden Earring. De maker van de brieven heeft in beide brieven dezelfde portretfoto van [slachtoffer 1] in de daarin gebruikte illustraties gemonteerd. [7]
Feit 3
Mevrouw [slachtoffer 2] , wethouder van de gemeente Midden-Delfland (hierna te noemen: [slachtoffer 2] ), heeft op 9 juni 2016 op haar huisadres te Den Hoorn een envelop ontvangen met de volgende inhoud:
- een brief met de tekst: “goor rotwijf met varkenskop, je wilde ons niet met rist laten net zo als die baas van je, ik bedoel die kleinzoon van een SS-er. En daarom zullen wij jou ook eens een jaartje gaan lastigvallen. Het zal je nog opbreken rn ik hoop voor je dat je zenuwen net zo sterl zijn als de mijne, maar ik denk het niet. reserveer al vast maar een plekje in het st. Joris voor jezelf.”
Aangezien aangeefster wethouder van de gemeente Midden-Delfland is vermoedt zij dat in de brief met ‘die baas van je’ de burgemeester wordt bedoeld. Door de woorden ‘goor rotwijf met varkenskop’ voelde aangeefster zich als mens in het algemeen en als wethouder in het bijzonder ernstig beledigd. [8]
Op de postzegel en op de sluitrand van de envelop die [slachtoffer 2] op 9 juni 2016 heeft ontvangen is een DNA-profiel aangetroffen dat volgens het NFI afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is, aldus het NFI, kleiner dan één op één miljard. [9]
Feit 4
Mevrouw [slachtoffer 3], weduwe van gemeentesecretaris [slachtoffer 4] van de gemeente Midden-Delfland (hierna te noemen: [slachtoffer 3]), heeft op 9 juni 2016 op haar huisadres te Bergschenhoek een envelop ontvangen met de volgende inhoud:
- een brief met de tekst: “geachte Mevr. [slachtoffer 4] , allereerst willen wij u nog condoleren met het overlijden van uw echtgenoot. Zoals u wellicht niet bekend is was hij uit hoofde van zijn functie binnen de Gemeente Midden-Delfland met enkele van zijn collega’s betrokken bij zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, om het maar eufimistisch uit te drukkeb. Ook heeft hij met deze collega’s nog een schuld bij mij openstaan waarvan het deel van uw overleden echtgenoot Euro 9.650,-- bedraagt. Wij wensen dit bedrag op korte termijn van u te willen ontvangen en wel contant in grbtuikte briefjes van 20 en 50 Euro. Over 14 dagen krijgt u bericht hoe de overdracht van dit bedrag dient te geschieden en derhalve dient u het geld dus binnen 14 dagen in huis te hebben. ga niet naar de politie en licht ook niemand in, want anders zullen wij financiële malversaties van uw overleden echtgenoot anoniem melden aan het FIOD en de sexuele gedragingen van uw echtgenoot (met enkele van zijn collega’s op nogal bijzondere feestjes) voorzien van enkele foto’s openbaar maken op social media. Ik kan u verzekeren dat de financiele gevolgen voor u dan veel groter zullen zijn. N.V.”
Aangeefster is erg geschrokken van de brief. Zij heeft verklaard dat de beschuldigingen vals zijn. Zij beschouwt de brief als een serieuze afdreiging, hetgeen enorm veel angst bij haar en haar gezin heeft veroorzaakt. [10]
Op de postzegel op genoemde envelop die [slachtoffer 3] op 9 juni 2016 heeft ontvangen is een DNA-profiel aangetroffen dat volgens het NFI afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is, aldus het NFI, kleiner dan één op één miljard. [11]
Nadere bewijsoverwegingen en conclusies
Dat de geadresseerden de ten laste gelegde brieven hebben ontvangen staat vast. De vraag is dus of uit de bewijsmiddelen kan volgen dat verdachte deze brieven verstuurd heeft en - zo ja - hoe dit handelen moet worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van feit 1
Anders dan door de verdediging is bepleit leidt de rechtbank uit de bevindingen van het NFI af dat het DNA op de brief die [slachtoffer 1] op 17 maart 2016 ontving afkomstig is van verdachte. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze brief heeft verstuurd.
Met betrekking tot de brief die de burgemeester op 19 mei 2016 heeft ontvangen merkt de rechtbank op dat hierop geen bruikbaar DNA-profiel op is aangetroffen. Op grond van kenmerkende overeenkomsten met de eerdere brief concludeert de rechtbank echter dat verdachte ook deze brief heeft opgesteld en verstuurd. Beide brieven zijn naar het huisadres van de burgemeester gestuurd met dezelfde specifieke adresaanduiding, te weten een sticker met adressering, waarbij na Maasland een ‘.’ staat vermeld. Voorts bevatten beide brieven een afbeelding die afkomstig is van de hoes van het album ‘To The Hilt’ van de Golden Earring. Ten slotte is voor de tekst van beide brieven hetzelfde lettertype gebruikt en bevat de tekst bijna geen hoofdletters.
Nu de rechtbank concludeert dat verdachte de ten laste gelegde brieven verstuurd heeft, moet zij de vraag beantwoorden hoe dit strafrechtelijk dient te worden gekwalificeerd. Voor bedreiging in de zin van artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, is vereist dat de bedreiging van dien aard was en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat aan de bedreiging uitvoering zou kunnen worden gegeven, dat het opzet van verdachte op het teweegbrengen van zulk een indruk was gericht en dat het slachtoffer van de bedreiging kennis heeft genomen.
Naar het oordeel van de rechtbank houden de brieven doodsbedreigingen in, en zijn zij door [slachtoffer 1] ook als zodanig opgevat. Gelet op de aard en inhoud van de tekst van de brieven, bezien in combinatie met de daarin opgenomen illustraties - die naar oordeel van de rechtbank voldoende concreet zijn en waarvan de strekking eveneens voldoende duidelijk is - is de rechtbank van oordeel dat hier geen sprake is van een uiting van frustratie of boosheid, maar dat bij de burgemeester de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte zijn voornemen tot uitvoering zou brengen. Daarbij is van belang dat op de eerste afbeelding de suggestie wordt gewekt dat [slachtoffer 1] zich in een betonblok op de zeebodem bevindt en op de tweede afbeelding dat hij aan/van een gebouw hangt/valt. Daarom is het bewezenverklaarde aan te merken als bedreiging, zoals onder 1 primair ten laste is gelegd.
Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer dat in de brieven niet met zo veel woorden gesteld is dat er fysieke handelingen tegen de burgemeester zouden worden verricht.
Feit 2
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank dat weliswaar vast staat dat verdachte de brief van 24 juni 2016 verstuurd heeft - de verdediging heeft dit ook niet betwist en de brief is ondertekend met de naam van verdachte - maar dat de daarin genoemde feitelijkheden - te weten een juridische procedure aanhangig maken en de publiciteit zoeken - binnen de grenzen van het toelaatbare vallen, dus geen
wederrechtelijkdwingen opleveren. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 3
Anders dan door de verdediging is bepleit leidt de rechtbank uit de bevindingen van het NFI dat het DNA op de envelop en de postzegel van de brief die [slachtoffer 2] op 9 juni 2016 ontving afkomstig is van verdachte af dat verdachte deze brief heeft verstuurd.
De verdediging heeft daarover bepleit dat een envelop een verplaatsbaar object is en dat sprake kan zijn van een indirecte overdracht van DNA daarop; bovendien vormt de envelop niet het object waar de belediging op is vermeld. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
In de onderhavige zaak (feiten 1, 3 en 4) gaat het om DNA-profielen die zijn aangetroffen op drie van de vier brieven/enveloppen. De verdediging heeft daarvoor geen andere verklaring aangedragen dan dat verdachte deze niet heeft verstuurd. De envelop met postzegel is naar het oordeel van de rechtbank, mede in het licht van de overige brieven en het daarop aangetroffen DNA, in dit geval zodanig intrinsiek met de ingevoegde brief verbonden dat de rechtbank geen twijfel heeft dat ook deze brief door verdachte is opgemaakt en verzonden. Onder deze omstandigheden is het in algemene termen geformuleerde verweer onvoldoende om deze sterke aanwijzing dat verdachte dit wel heeft gedaan te ontzenuwen.
De rechtbank overweegt voorts dat deze brief past binnen het langdurig conflict waarin verdachte verwikkeld is met de gemeente. [slachtoffer 2] speelt daarin volgens verdachte ook een rol, zo blijkt uit zijn brief aan de Commissaris van de Koning van 9 maart 2015. Al het voorgaande in aanmerking genomen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de brief heeft verstuurd. Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte daarmee een ambtenaar heeft beledigd. Nu de wethouder een deel van de taken van de staat of haar organen vervult en daarmee een ambt uitoefent is zij een ambtenaar in de zin van artikel 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4
Anders dan door de verdediging is bepleit leidt de rechtbank uit de bevindingen van het NFI dat het DNA op de postzegel op de brief die [slachtoffer 3] op 9 juni 2016 ontving afkomstig is van verdachte af dat verdachte deze brief heeft verstuurd.
Ook met betrekking tot dit feit heeft de verdediging bepleit dat een envelop een verplaatsbaar object is en dat sprake kan zijn van een indirecte overdracht daarop van DNA. De rechtbank verwerpt dit verweer op grond van dezelfde overweging als met betrekking tot feit 3
De rechtbank acht op basis van de verklaring van [slachtoffer 3] , alsmede gelet op het aangetroffen DNA-profiel op de postzegel, wettig en overtuigend bewezen dat de brief heeft verstuurd. Ook in dit geval overweegt de rechtbank daarbij dat dit handelen van verdachte past binnen het langdurig conflict waarin hij met de gemeente verwikkeld is. [verdachte] was gemeentesecretaris en verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij cruciaal was en voorts degene was die de post van zijn vader ontving.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1. primair
hij in de periode van 17 maart 2016 tot en met
1 juni 2016te Maasland [slachtoffer 1] , zijnde de burgemeester van de gemeente Midden-Delfland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend brieven verstuurd aan het huisadres van die [slachtoffer 1] , onder andere inhoudende de navolgende passages:
- " En toch ga je vertrekken en wel voor 1 juli 2016. De haaien jagen nu op je in je eigen aquarium en wij hebben ze losgelaten. Je wilde ons niet met rust laten, nu doen we hetzelfde met jou. Je was gewaarschuwd. Vertrek zo lang het nog kan zonder gezichtsverlies" en daarbij een bewerkte foto/afbeelding van die [slachtoffer 1] met op de achtergrond een haai en
- " Wie niet wil luisteren moet maar voelen" en/of "Wie hoogt klimt kan diep vallen, vertrek nu het nog kan. Je tijd is bijna om" en daarbij een bewerkte foto/afbeelding van die [slachtoffer 1] omgekeerd/op de kop met een straat als achtergrond;
3.
hij op 9 juni 2016 te Den Hoorn opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] (wethouder van de gemeente Midden-Delfland) ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening als wethouder schriftelijk, te weten
ineen brief gericht aan die [slachtoffer 2] heeft toegevoegd de woorden "goor rotwijf met varkenskop”;
4.
hij op 9 juni 2016 te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim,
[slachtoffer 3] (weduwe van wijlen gemeentesecretaris [slachtoffer 4] van de gemeente Midden-Delfland) te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van Euro 9650,-, toebehorende aan die [slachtoffer 3] met voormeld oogmerk:
een brief heeft gestuurd naar die [slachtoffer 3] , welke brief inhoudelijk gericht was aan die [slachtoffer 3] en welke brief - zakelijk weergegeven - inhoudt dat hij, verdachte voornemens is als niet zal worden betaald:
- de financiële malversaties van de overleden echtgenoot van die [slachtoffer 3] anoniem te melden aan het FIOD (Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst) en
- de (vermeende) seksuele gedragingen van de overleden echtgenoot van die [slachtoffer 3] , voorzien van een of meer foto's, openbaar te maken op social media,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een laag inkomen, heeft medische problemen en is bijna blind, waardoor hij voor bijna alles afhankelijk is van derden. Voorts heeft verdachte geen (recente) justitiële documentatie. In reactie op de vordering van de officier van justitie heeft de verdediging bepleit dat de bedreigende teksten waarmee de officier van justitie de onderhavige zaak heeft vergeleken van een andere orde zijn. Gelet hierop, alsmede gelet op het feit dat de richtlijn voor een belediging, zoals ten laste is gelegd, slechts een geldboete aangeeft, is volgens de verdediging een aanzienlijk lagere straf aan de orde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst en de omstandigheden van de feiten
Verdachte heeft zich op 17 maart en op 19 mei 2016 schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van burgemeester [slachtoffer 1] van de gemeente Midden-Delfland. Dergelijke feiten veroorzaken bij de slachtoffers daarvan gevoelens van onveiligheid en hebben een verregaande impact op hen alsmede op hun gezin, zoals [slachtoffer 1] treffend heeft verwoord in zijn ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Tevens heeft verdachte op 9 juni 2016 de weduwe van gemeentesecretaris [slachtoffer 4] geprobeerd af te dreigen. Het behoeft geen betoog dat dit handelen van verdachte de weduwe en haar kinderen - die twee maanden eerder hun echtgenoot en vader hadden verloren - diep gekrenkt en beangstigd heeft. Verdachte heeft diezelfde dag ook een wethouder van dezelfde gemeente schriftelijk beledigd, die als publiek functionaris van dergelijke beledigingen verschoond dient te blijven.
Dat verdachte de feiten heeft gepleegd door brieven te versturen naar de huisadressen van de desbetreffende personen maakt zijn handelen des te kwalijker en maakt het des te akeliger voor de slachtoffers, zoals [slachtoffer 3] op indrukwekkende wijze heeft verwoord in haar ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Het betreft immers personen met publieke functies die hun taken enkel kunnen uitoefenen in de wetenschap dat burgers bij het uiten van hun onvrede de grenzen van de rechtsstaat eerbiedigen.
Gelet op de ernst van de misdrijven komt er naar het oordeel van de rechtbank geen andere dan een vrijheidsbenemende straf in aanmerking.
Wat betreft de duur daarvan stelt de rechtbank voorop dat de eis van de officier van justitie niet buitensporig is. Niettemin zal zij onderzoeken of er redenen zijn om hiervan in het geval van verdachte af te wijken.
Persoon van verdachte
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 13 maart 2017 is hij sinds een veroordeling voor bedreiging in 1999 niet meer voor (soortgelijke) feiten veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Palier van 23 november 2016. De reclassering acht de manier waarop verdachte blijft volharden in het vorderen van een (vermeende) openstaande vordering bij de gemeente zorgelijk. Temeer nu dit ook voor verdachte vele negatieve gevolgen heeft, waaronder de verwaarlozing van zijn diabetes. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog, want de reclassering vraagt zich af of verdachte in staat is om daadwerkelijk afstand te nemen van deze zaak. Verdachte wekt de indruk een psychisch instabiele man te zijn die kampt met rigide denkpatronen. De reclassering acht toezicht daarom aangewezen. Tevens wordt een contactverbod geadviseerd. Gezien verdachtes rigiditeit wordt ten slotte behandeling geadviseerd. Door middel van verplicht reclasseringscontact kan worden toegezien op het verloop van de behandeling en bijgedragen aan het voorkomen van recidive.
Verdachte heeft de keuze gemaakt om niet in persoon ter terechtzitting te verschijnen, vanwege zijn gezondheidsproblemen. De rechtbank betreurt het dat zij hierdoor niet zelf met verdachte in gesprek is kunnen gaan over de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en zijn persoon. Zij heeft ervan afgezien een bevel tot medebrenging te geven vanwege de weerslag die dit naar verwachting op verdachtes psychische en lichamelijke conditie zou hebben en omdat zij een verdere vertraging van het proces - gezien ook de indruk die de feiten op de slachtoffers hebben gemaakt - onwenselijk achtte.
Eindoordeel
Alles overwegende ziet de rechtbank mede gezien de omstandigheid dat zij verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zal vrijspreken, aanleiding om van het door de officier van justitie geformuleerde uitgangspunt af te wijken. De rechtbank zal verdachte gelet hierop een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden als door de reclassering geformuleerd, met uitzondering van de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname. Naar het oordeel van de rechtbank is de noodzaak van deze vergaande bijzondere voorwaarde onvoldoende gebleken.

7.De vordering van de benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 500,-- aan immateriële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij inclusief wettelijke rente, alsmede tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft over de vordering geen opmerkingen gemaakt.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht deze vordering naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 500,--.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 9 juni 2016 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3].

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 266, 267, 285 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierboven onder 3.5 is omschreven, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
ten aanzien van feit 4:
poging tot afdreiging;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) WEKEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
10 (tien) WEKEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen - direct of indirect - met de heer [slachtoffer 1] , mevrouw [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 3] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij de Reclassering Nederland GGZ Reclassering Palier op het Johanna Westerdijkplein 40 te Den Haag en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo vaak en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een polikliniek, te weten de polikliniek psychiatrie van GGZ Delfland, dan wel de forensische polikliniek De Waag, of een soortgelijke zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die polikliniek aan te geven, voor eventuele nadere diagnose en teneinde zich te laten behandelen voor zijn rigide denkpatronen;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3] , een bedrag van € 500,--, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 500,-- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2016, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Dolman, voorzitter,
mr. D.A.C. Koster, rechter,
mr. M.J.J. Visser, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. K.N. Schuurmans-van Erkel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 1500 2016 166849, onderzoek DHR AA 16036 Groente Uil, van de politie eenheid Den Haag, dienst regio recherche, met bijlagen (Verdachte Dossier doorgenummerd blz. 1 t/m 88, Algemeen Dossier met Bijlage Aangiften doorgenummerd blz. 1 t/m 24, Bijlage Ambtshandelingen blz. 1 t/m 59, Bijlage Getuigenverhoren blz. 1 t/m 23).
2.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 29 juni 2016, met bijlagen, Verdachte Dossier blz. 18-46
3.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 24 maart 2016 met bijlage, Bijlage Aangiften blz. 1-4
4.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 24 mei 2016 met bijlage, Bijlage Aangiften blz. 17‑19
5.Zie twee eerdere voetnoten van aangifte van [slachtoffer 1]
6.Proces-verbaal Sporenonderzoek, Verdachte Dossier blz. 74-76, Rapport van het NFI van 28 juli 2016, Verdachte Dossier blz. 81-82
7.Proces-verbaal van bevindingen van 16 juni 2016, Bijlage Ambtshandelingen blz. 9
8.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 20 juni 2016 met bijlage, Bijlage Aangiften blz. 5‑8
9.Proces-verbaal Onderzoek stuk van overtuiging, Bijlage Ambtshandelingen blz. 46-47, Rapport van het NFI van 17 augustus 2016, Bijlage Ambtshandelingen blz. 54-55
10.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] , tevens inhoudende klacht, van 17 juni 2016 met bijlage, Bijlage Aangiften blz. 11‑16
11.Proces-verbaal Onderzoek stuk van overtuiging, Bijlage Ambtshandelingen blz. 44-45, Rapport van het NFI van 17 augustus 2016, Bijlage Ambtshandelingen blz. 49-50