ECLI:NL:RBDHA:2017:3876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
C/09/16/582 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortijdige beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens belemmering door schuldenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2017 uitspraak gedaan over de voortijdige beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar, geboren in 1958. De schuldsaneringsregeling was eerder uitgesproken op 6 december 2016, met benoeming van mr. M.M.F. Holtrop als rechter-commissaris en D.H.H. Graven-Quasters als bewindvoerder. De bewindvoerder heeft op 19 januari 2017 een verzoek ingediend tot voortijdige beëindiging van de regeling, omdat de schuldenaar zich niet saneringsgezind opstelde en de uitvoering van de regeling frustreerde. Dit werd onderbouwd met een verslag van een huisbezoek op 13 december 2016, waaruit bleek dat de schuldenaar de bewindvoerder beledigde en haar fysiek benaderde.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 maart 2017 heeft de rechtbank de situatie beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet voldeed aan zijn verplichtingen en de bewindvoerder niet in staat stelde zijn taken uit te voeren. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de schuldenaar onacceptabel waren en dat hij de uitvoering van de schuldsaneringsregeling belemmerde. Hierdoor werd de schuldsaneringsregeling voortijdig beëindigd zonder dat de schuldenaar een 'schone lei' zou krijgen. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op € 1.528,16, voor zover het boedelactief dit toelaat.

De uitspraak benadrukt het belang van de medewerking van de schuldenaar aan de schuldsaneringsregeling en de gevolgen van het niet naleven van de verplichtingen die voortvloeien uit deze regeling. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het belang van een correcte uitvoering van de schuldsaneringsregeling en ter bescherming van de bewindvoerder.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
Vonnis van 7 april 2017
In de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenaar],geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats],
wonende [adres], [postcode en woonplaats],
hierna: ‘schuldenaar’,
advocaat: mr. J.F. Grégoir.

1.Verloop van de procedure

1.1
Ten aanzien van schuldenaar is bij vonnis van 6 december 2016 de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. M.M.F. Holtrop tot rechter-commissaris. D.H.H. Graven-Quasters, kantoorhoudende te Zuidland, is benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Op 19 januari 2017 heeft de rechter-commissaris een voordracht gedaan strekkende tot voortijdige beëindiging van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 350 van de Faillissementswet (Fw). Daaraan is het volgende ten grondslag gelegd:
“ Schuldenaar toont geen saneringsgezinde houding en belemmert dan wel frustreert de uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Voor een volledige weergave van hetgeen is voorgevallen verwijs ik naar de stand van zaken van 6 januari 2017 van de bewindvoerder. Samengevat heeft schuldenaar de bewindvoerder tijdens het huisbezoek op 13 december 2016 niet in de gelegenheid gesteld hem te informeren over de gevolgen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling en de daaruit voor hem voortvloeiende rechten en verplichtingen. Schuldenaar heeft de bewindvoerder steeds luid onderbroken en na verloop gekleineerd, beledigd en beschuldigd van het kapot maken van zijn printer. Nadat schuldenaar ook nog eens riep dat hij geen schulden had, was voor de bewindvoerder de maat vol en leek het de bewindvoerder alles behalve zinvol het gesprek op dat moment voor te zetten. Dit heeft de bewindvoerder te kennen gegeven, waarop zij de woning zelfstandig heeft verlaten, de voordeur achter zich sluitend. Schuldenaar heeft er voor gekozen het daar niet bij te laten. Hij kwam enkele seconden later achter de bewindvoerder aan naar buiten, waar zij bezig was om haar spullen in haar fietstas te stoppen. De bewindvoerder had haar jas nog niet aangetrokken, omdat zij vanwege het gedrag van schuldenaar in huis hiervoor de tijd niet wilde nemen. Buiten heeft schuldenaar aan de jas van de bewindvoerder staan trekken en heeft hij haar telefoon afgepakt. Toen de bewindvoerder erin slaagde haar telefoon terug te pakken, is schuldenaar terug de woning in gegaan waarbij hij de voordeur dicht heeft geslagen, nog steeds scheldend en tierend. “
1.3
Vooruitlopend op de mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 350 lid 2 Fw heeft de bewindvoerder de rechtbank bij e-mail van 20 maart 2017 geïnformeerd over de laatste stand van zaken. Uit het bericht van de bewindvoerder blijkt dat schuldenaar niet heeft voldaan aan de informatieverplichting, waardoor de bewindvoerder niet over de specificaties beschikt die nodig zijn voor het vaststellen van het Vrij Te Laten Bedrag. Schuldenaar heeft ook niet naar behoren voldaan aan de sollicitatieplicht.
1.4
Vooruitlopend op de mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 350 lid 2 Fw heeft de advocaat namens schuldenaar een aantal stukken overgelegd.
1.5
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 maart 2017. Bij die gelegenheid zijn verschenen: schuldenaar bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld door dominee [X], alsmede de bewindvoerder vergezeld door haar partner.
1.6
De rechtbank heeft hierna vonnis bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Van personen ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is, mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen en dat zij de uitvoering van de regeling door doen of nalaten ook niet anderszins belemmeren dan wel frustreren. Niet nakoming van één of meer van deze verplichtingen kan leiden tot een voortijdige beëindiging van de regeling.
2.2
Ter beoordeling staat of hetgeen schuldenaar wordt tegengeworpen gegrond is en zo ja, of dit dient te leiden tot de voortijdige beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelt dienaangaande als volgt.
2.3
Op schuldenaar is op 6 december 2016 de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. De bewindvoerder heeft direct telefonisch contact met schuldenaar gezocht en heeft schuldenaar onder meer een informatiebrief doen toekomen. Tevens is een afspraak gemaakt voor een huisgesprek op 13 december 2016.
2.4
Ondanks de relativerende eigen lezing van schuldenaar van de gebeurtenissen die zich tijdens dit huisbezoek hebben afgespeeld, gaat de rechtbank uit van de weergave van de gebeurtenissen zoals die blijken uit het op 20 december 2016 opgemaakte proces-verbaal van aangifte. Hieruit volgt dat schuldenaar niet openstond voor een gesprek over de wettelijke schuldsaneringsregeling, hij zich te buiten is gegaan aan het beledigen en uitschelden van de bewindvoerder en de bewindvoerder het verwijt heeft gemaakt dat zij hem “dingen” had gestuurd waardoor zijn printer stuk is gegaan. Tevens blijkt daaruit dat de bewindvoerder vervolgens is vertrokken en dat schuldenaar haar naar buiten is gevolgd. Schuldenaar heeft de bewindvoerder aan haar jas getrokken. Daardoor viel de telefoon van de bewindvoerder en schuldenaar heeft zich die telefoon toegeëigend. De bewindvoerder heeft schuldenaar van zich afgeduwd en heeft de telefoon teruggepakt, waarna schuldenaar schreeuwend en tierend zijn woning is ingegaan.
2.5
Dit leidt tot geen andere slotsom dan dat de wijze waarop schuldenaar de bewindvoerder bij het eerste kennismakingsgesprek heeft bejegend en behandeld volstrekt onacceptabel is. Het mag zo zijn dat schuldenaar veel heeft meegemaakt, maar dit is geen excuus voor de wijze waarop hij de bewindvoerder meent te kunnen bejegenen en behandelen. Schuldenaar heeft een (onaanvaardbare) situatie gecreëerd die gevoelens van onveiligheid en bedreiging bij de bewindvoerder heeft veroorzaakt. Schuldenaar verwachtte klaarblijkelijk van de bewindvoerder dat zij zou meegaan in zijn beleving van de ontstaansgeschiedenis van zijn schuldsituatie en de rol die volgens hem anderen daarbij hebben gespeeld. Hij nam het de bewindvoerder kennelijk kwalijk dat zij zich niet daarop, maar op het (toekomstige) verloop van de schuldsaneringsregeling wenste te richten. Dit wekt minst genomen de indruk dat schuldenaar zich een onjuist beeld heeft gevormd van de rol en de wettelijke taken van de bewindvoerder.
2.6
Schuldenaar heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij spijt heeft van hetgeen op 13 december 2016 is gebeurd. Tegelijkertijd lijkt schuldenaar de gebeurtenissen van die dag te relativeren en zich geenszins bewust te zijn van ‘de impact’ die de gebeurtenissen hebben gehad op de bewindvoerder, die daardoor nog steeds zichtbaar ontdaan is. Voorts blijkt uit de mededelingen die schuldenaar ter terechtzitting heeft gedaan dat hetgeen hem in het verleden is overkomen nog steeds door hem op indringende wijze wordt beleefd. Dit tezamen met de ter terechtzitting gegeven omschrijving van schuldenaar als iemand “met heel veel emotie” en de mededeling dat de gebeurtenissen van 13 december 2016 kenmerkend zijn voor de wijze waarop schuldenaar reageert als het om zijn schulden gaat, maakt dat deze rechtbank er niet van kan uitgaan dat de kans op herhaling uitgesloten is.
2.7
Voor een correct verloop van de schuldsaneringsregeling is nodig dat de bewindvoerder door de schuldenaar in staat wordt gesteld zijn of haar wettelijke taken uit te voeren. Een van de taken van de bewindvoerder is het houden van toezicht op de naleving door de schuldenaar van diens verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien. De manier waarop schuldenaar de bewindvoerder heeft bejegend en behandeld, heeft dit onmogelijk gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat schuldenaar met zijn bejegeningen en gedragingen ten opzichte van de bewindvoerder de uitvoering van de schuldsaneringsregeling belemmert dan wel frustreert. Dit leidt er toe dat de schuldsaneringsregeling voortijdig zal worden beëindigd zonder dat schuldenaar de zogenoemde ‘schone lei’ zal worden verleend. De rechtbank zal dan ook beslissen zoals hierna te vermelden.
2.8
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en het bedrag van de door deze gemaakte kosten vaststellen. Het is de rechtbank gebleken dat er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, zodat verificatie van vorderingen en het opmaken van een uitdelingslijst achterwege blijft.

3.3. De beslissing:

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [schuldenaar] voornoemd, wegens het door hem belemmeren dan wel frustreren van de uitvoering van de schuldsaneringsregeling;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 1.528,16 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting) voor zover het boedelactief dit toelaat.
Gewezen door mr. R. Cats en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2017 in aanwezigheid van C.D. Woodley, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.