Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 augustus 2015, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 4 november 2015, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie;
- de akte overlegging producties van [de B.V.] , met producties;
- de brief van 8 februari 2016 van [A] , met bijlage inzake artikel 1019h Rv;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 februari 2016 en de daarin genoemde correspondentie, met bijlagen.
2.De feiten
- [B] handelt met instemming van de firmanten van [de Kwekerij I] C.V; te weten de heer [C] , de heer [D] en de heer [E] .
- [B] handelt als belangenbehartiger van Coöperatieve [X ] u.a.,
[…] Teeltbegeleiding etc. (volgens nota’s) € 78.250,00
€ 109.818,11waarvan: [B] ¾= € 82.363,58
[…]
[…]
- Structuurvoorstel zoals besproken bij aangaan intentieverklaring.
- Wens van [B] om de huidige samenwerkingsverband formeler te regelen en vast te leggen.
- Wens van [A] om zolang mogelijk ZZ pr te blijven (hoofdzakelijk om fiscale en financiële redenen).
- [B] en [A] richten tezamen een vennootschap onder firma op (of een commanditaire vennootschap als [B] niet op de voorgrond wil treden).
- [B] doet dit vanuit één van zijn eigen B.V.’s; [A] doet dit als natuurlijk persoon.
- De inbreng van [B] bestaat uit zijn aandeel in het samenwerkingsverband met inbegrip van de aandelen van “ [de B.V.] B.V.”.
- De inbreng van [A] bestaat uit zijn aandeel in het samenwerkingsverband met inbegrip van zijn knowhow op het gebied van paprikaveredeling, aanwezige veredelingslijnen en dergelijke, kortom alles wat op het gebied van paprikaveredeling als zijn intellectueel eigendom kan worden beschouwd.
- De zaadteelt en –veredeling wordt rechtstreeks gedaan door de firma die dus ook de drager is van alle kosten die met e.e.a. te maken hebben.
- [de B.V.] B.V. wordt uitsluitend als verkooporganisatie gebruikt; alle zaden worden aan haar geleverd door de firma tegen marktconforme prijzen onder aftrek van een (geringe) marge om haar eigen kosten te dekken. Het is niet de bedoeling dat [de B.V.] B.V. winst gaat maken.
- De winstverdeling van de firma zal als volgt kunnen luiden:
- Uitgangspunt is dat de firma gedurende het jaar voldoende omzet genereert om de uitgaven te kunnen
Bijgaand stuur ik je het herziene concept voor de beëindigingsovereenkomst van de samenwerking met [A] . Na de bespreking van vorige week donderdag (de 19e juni) hebben we met [A] en [F] nog een aantal zaken doorgenomen. Belangrijkste is:
“-147.367
“ 46.000
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
Resultaat [de B.V.] voor belastingen 2013 € 472.782,=
€ 46.000,=
€ 518.782,= beloopt, maar voert als verweer dat voor de berekening van het resultaat uit de samenwerking tussen [de B.V.] en [A] ook rekening moet worden gehouden met het feit dat [Y] B.V. en [Q] B.V. samen met [de B.V.] een fiscale eenheid vormen. Genoemd resultaat moet daarom verminderd worden met het verlies van [Y] B.V. in 2013 van € 147.367,=. De uiteindelijk te verdelen winst komt dan op € 371.415,= (€ 518.782,= minus € 147.367,=) en het aandeel van 25% voor [A] daarmee op € 92.845,=. Na verrekening van het door hem ontvangen voorschot van € 46.000,= resteert € 46.854,= te voldoen door [de B.V.] . [de B.V.] erkent aldus een bedrag van € 46.854,= aan [A] verschuldigd te zijn.
Samenwerkingsverband [de B.V.] B.V. en [A]”. De rechtbank maakt hier uit op dat er twee partijen bij de samenwerking betrokken waren, te weten [A] en [de B.V.] . In elk geval kan er niet uit worden afgeleid dat ook andere partijen bij de samenwerking waren betrokken, in het bijzonder partijen die met [de B.V.] een fiscale eenheid vormen, laat staan dat met de resultaten van die partijen voor de berekening van het aandeel van [A] rekening is gehouden, zoals [de B.V.] stelt. Dat klemt te meer nu vast staat dat [de B.V.] al vanaf 1 januari 2010 een fiscale eenheid vormt met [Q] B.V. Gesteld noch gebleken is dat het resultaat van [Q] B.V., welke vennootschap samen met [de B.V.] een fiscale eenheid vormt, in 2010 is meegewogen in de berekening van het aandeel van [A] in de samenwerking. Daar komt bij dat de fiscale eenheid in 2011 is uitgebreid met [Y] B.V., maar gesteld noch gebleken is dat in de jaren 2011 en 2012 voor de berekening van het aandeel van [A] in de samenwerking wel rekening is gehouden met de resultaten van de andere twee vennootschappen in de fiscale eenheid. Het verweer van [de B.V.] kan daarom niet slagen. Ook overigens heeft [de B.V.] geen feiten en omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat voor het resultaat uit de samenwerking tussen [de B.V.] en [A] ook rekening moet worden gehouden met de resultaten van [Y] B.V. en [Q] B.V. vanwege de fiscale eenheid.
Dat betekent dat ter zake van de winst over 2013 uit de samenwerking tussen partijen nog een bedrag van € 83.695,= door [de B.V.] aan [A] moet worden betaald. De vordering van [A] wordt dan ook toegewezen.
1.788,=(2 punten × tarief € 894,=)