Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 maart 2016 en de daarbij overgelegde producties;
- de conclusie van antwoord en de daarbij overgelegde producties;
- het tussenvonnis van 13 juli 2016 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van de op 21 november 2016 gehouden comparitie van partijen en de daarin genoemde stukken; en
- de brief van de zijde van [eiser] van 8 december 2016 met een opmerking over genoemd proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Er bestaat dan ook verplichting tot schadevergoeding jegens u”moet worden beschouwd. Onduidelijk blijft immers of deze verklaring zou zien op een aanbod van het College tot het betalen van een schadevergoeding aan [eiser] dan wel de aanvaarding van het verzoek van [eiser] daartoe. Het antwoord op deze vraag kan echter in het midden blijven nu aan de totstandkoming van zowel een aanbod als de aanvaarding daarvan een op rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard ten grondslag moet liggen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
6.422,00(2,0 punten × tarief VIII van € 3.211,00 per punt)