ECLI:NL:RBDHA:2017:302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2017
Publicatiedatum
13 januari 2017
Zaaknummer
09/817542-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging met verkrachting en misdrijven tegen het leven

De rechtbank Den Haag heeft op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere bedreigingen. De verdachte, geboren in 1983 in Jemen en thans gedetineerd in een Forensische Psychiatrische Kliniek, heeft tijdens de zittingen op 27 juli 2016, 17 oktober 2016 en 6 januari 2017 zijn verdediging gevoerd met bijstand van zijn raadsman, mr. H. Sytema. De officier van justitie, mr. J.R.M. Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft in de periode van 8 tot 10 maart 2016 meerdere slachtoffers bedreigd met verkrachting en andere ernstige misdrijven. De rechtbank heeft de bedreigingen als zeer ernstig ervaren, wat blijkt uit de impact op de slachtoffers. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege psychische problemen, waaronder schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817542-16
Datum uitspraak: 11 januari 2017
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] (Jemen),
thans gedetineerd in de Forensische Psychiatrische Kliniek “ [Forensische Psychiatrische Kliniek] ” te
Amsterdam.

De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 27 juli 2016 (pro forma), 17 oktober 2016 (pro forma) en 6 januari 2017 (inhoudelijk).
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H. Sytema, advocaat te Den Haag, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J.R.M. Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 20 december 2016.

De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de in/omstreeks de periode van 08 maart 2016 en 10 maart 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend, al dan niet per telefoon en/of per ingesproken voicemail bericht, onder meer de woorden toegevoegd:
- " I fuck you" en/of
- " I wanna kill you " en/of
- " Let me show you a gun" en/of
- " Now you are dead" en/of
- " Echte neger, diegene die jou doodmaakt, diegene die jou doodmaakt" en/of
- " ik ga jou kapotmaken. Watch yourself gayboy", en/of
- " He [slachtoffer 1] , I will kill your ass. It's not a joke. You don't know me" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de in/omstreeks de periode van 08 maart 2016 en 10 maart 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend, al dan niet per telefoon, onder meer de woorden toegevoegd:
- " Ik ga je neuken" en/of
- " I'll kill you with your fat pork head " en/of
- " Ik moet jou doodmaken" en/of
- " ik ga die dikke homo collega doodmaken" en/of
- " jij gaat mij pijpen"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de in/omstreeks de periode van 08 maart 2016 en 10 maart 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend, al dan niet per telefoon, onder meer de woorden toegevoegd:
- " Ik maak je kapot, Marokkaanse kankerhomo, jij kent mij niet" en/of
- " Ik maak je dood kanker homo" en/of
- " Ik ga jouw kankerhoofd kapot slaan" en/of
- " I beat the shit out of you" en/of
- " Er is een goede kans dat [slachtoffer 4] doodgaat" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op een of meer tijdstippen gelegen in de in/omstreeks de periode van 08 maart 2016 en 10 maart 2016 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] dreigend, al dan niet per telefoon, onder meer de woorden toegevoegd:
- " I'll take your head off" en/of
- " I'll kill you when I see you outside your work " en/of
- " Je bent een kale kanker homo en ik wil dat je me gaat pijpen" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel met een opgave daarvan, zal dit plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring

Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat de verdachte:
1.
op 08 maart 2016 en 9 maart 2016 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met verkrachting en enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend, per ingesproken voicemail bericht, onder meer de woorden toegevoegd:
- " I fuck you" en
- " I wanna kill you " en
- " Let me show you a gun" en
- " Now you are dead" en
- " Echte neger, diegene die jou doodmaakt, diegene die jou doodmaakt" en
- " ik ga jou kapotmaken. Watch yourself gayboy", en
- " He [slachtoffer 1] , I will kill your ass. It's not a joke. You don't know me"
,althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
op 08 maart 2016 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid en enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend, per telefoon, onder meer de woorden toegevoegd:
- " Ik ga je neuken" en
- " I'll kill you with your fat pork head " en
- " Ik moet jou doodmaken" en
- " ik ga die dikke homo collega doodmaken" en
- " jij gaat mij pijpen"
,althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
op 08 maart 2016 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend, per telefoon, onder meer de woorden toegevoegd:
- " Ik maak je kapot, Marokkaanse kankerhomo, jij kent mij niet" en
- " Ik maak je dood kanker homo" en
- " Ik ga jouw kankerhoofd kapot slaan" en
- " I beat the shit out of you" en
- " Er is een goede kans dat [slachtoffer 4] doodgaat"
,althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
op 08 maart 2016 te 's-Gravenhage, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] dreigend, per telefoon, onder meer de woorden toegevoegd:
- " I'll take your head off" en
- " I'll kill you when I see you outside your work " en
- " Je bent een kale kanker homo en ik wil dat je me gaat pijpen"
,althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op.
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met verkrachting

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

ten aanzien van feit 2:
bedreiging met verkrachting

en

bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

en

bedreiging met zware mishandeling;

ten aanzien van feit 4:
bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er – mede gelet op de hieronder te bespreken rapportages – geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier forse telefonische bedreigingen. De bedreigingen zijn gedaan aan zijn toenmalige cliëntmanager van de GGD en een drietal beveiligingsmedewerkers. Dat de verbale uitingen van de verdachte als zeer bedreigend werden ervaren en impact hebben gehad op de slachtoffers blijkt uit hun aangiften. Door deze bedreigingen heeft de verdachte de slachtoffers in hun persoonlijke integriteit geschaad en hun gevoel voor veiligheid aangetast. De rechtbank acht het volstrekt ontoelaatbaar dat personen die hun werk uitvoeren, waarbij zij nota bene juist het belang van anderen voorop stellen, op een dergelijke wijze worden bejegend.
Omtrent de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 juni 2016, waaruit volgt dat hij niet eerder wegens strafbare feiten met politie of justitie in Nederland in aanraking is gekomen. Uit een, de verdachte betreffend, uittreksel van het European Criminal Records Information System van 13 november 2015, blijkt verder dat hij in de afgelopen vijf jaren meermalen voor strafbare feiten met justitie in Groot-Brittannië in aanraking is gekomen en is veroordeeld, onder meer vanwege bedreigingen en beledigingen.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de rapportage betreffende de verdachte van het Pro Justitia psychiatrisch onderzoek d.d. 9 juni 2016, opgesteld en ondertekend door V.M. Artist (psychiater). Naar het oordeel van Artist leed de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van schizofrenie, paranoïde type. Tevens zouden er trekken van antisociale-en borderline persoonlijkheidsstoornis aanwezig zijn. Verder is er bij de verdachte sprake van cannabisafhankelijkheid en misbruik van alcohol (beide kortdurend en volledig in gedwongen remissie). Artist concludeert dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Tijdens de pro forma zitting van 27 juni 2016 heeft de rechtbank de behandeling van de zaak van de verdachte geschorst teneinde een psychologisch onderzoek en een aanvullend psychiatrisch onderzoek te laten verrichten, omdat zij zich nog niet volledig voorgelicht achtte over de persoon van de verdachte. Een en ander vanwege het (mislukte) verloop van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. Zodoende heeft de rechtbank vervolgens kennis kunnen nemen van het Pro Justitia (weiger) rapport psychologisch onderzoek d.d. 21 november 2016, opgesteld en ondertekend door drs. R.K.F. Lemmens (klinisch psycholoog) en het Pro Justitia psychiatrisch onderzoek, d.d. 8 december 2016 opgesteld en ondertekend door drs. P.C.A. van der Graaff (psychiater).
De rechtbank constateert dat door Lemmens geen psychologisch onderzoek kon worden verricht omdat de verdachte heeft geweigerd zijn medewerking daaraan te verlenen, met de mededeling “I am waisting my time”.
Aan het aanvullend onderzoek door de rapporterend psychiater heeft de verdachte wel meegewerkt. De psychiater Van der Graaff heeft gerapporteerd dat de, door de eerdere rapporteur, gestelde diagnose van schizofrenie niet kan worden uitgesloten en dat een psychose onder invloed van het gebruik van drugs (cannabis) een andere mogelijkheid is. Volgens Van der Graaff is de verdachte in elk geval lijdende aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een recidiverende depressieve stoornis en van misbruik van cannabis (en in mindere mate alcohol). Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een kwetsbare persoonlijkheid met antisociale trekken. Omdat de verdachte vanuit zijn antisociale persoonlijkheidstrekken een verminderde controle heeft gehad op het uiten van agressieve impulsen jegens anderen, waarbij hij mogelijk onder invloed van alcohol of drugs is geweest, adviseert Van der Graaff de rechtbank om de ten laste gelegde feiten de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive wordt door Van der Graaff als gemiddeld ingeschat. Voorts acht de rapporteur het van belang dat de verdachte wordt behandeld voor zijn depressie en het overmatige gebruik van cannabis en alcohol. Vanwege de geconstateerde psychotische symptomen is het verder nodig dat er monitoring plaatsvindt van een recidief psychose die de diagnose schizofrenie alsnog zouden kunnen ondersteunen. Deze behandeling en nadere diagnostiek zouden het beste kunnen plaatsvinden in een forensisch psychiatrische afdeling of een forensisch psychiatrische kliniek. Van der Graaff adviseert de rechtbank daarom om de verdachte door bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf te verplichten mee te werken aan klinische behandeling voor zijn stoornissen en aan reclasseringstoezicht.
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van de psychiatrische onderzoeken met betrekking tot de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusie van de rapporteurs dat het bewezen verklaarde de verdachte in verminderende mate kan worden toegerekend dan ook over. Nu naar het oordeel van de rechtbank op grond van het voorgaande genoegzaam vaststaat dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten onder invloed van de geschetste problematiek heeft gepleegd, wordt de verdachte voor alle bewezenverklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Tot slot heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van Palier forensische & intensieve zorg d.d. 20 december 2016. In dit rapport is te lezen dat de verdachte op
22 augustus 2016, in het kader van artikel 15.5 Penitentiaire Beginselenwet, is geplaatst in FPK Inforsa te Amsterdam. De verdachte onttrekt zich daar echter aan de geboden behandeling en weigert mee te doen met de therapieën, waardoor hij zich gaat vervelen en als gevolg daarvan drugs gaat gebruiken. Sinds zijn komst in de kliniek heeft de verdachte maar één keer – in zijn eerste week – een negatieve urine uitslag gehad. Verder is sprake van cannabisgebruik en is er minstens één maal sprake geweest van cocaïnegebruik. Ondanks de inzet van het behandelteam en de reclassering teneinde te proberen om de verdachte te motiveren zijn medewerking te verlenen aan de behandeling, weigert hij pertinent. De toestand van de verdachte is derhalve nog niet veranderd in vergelijking met de periode voor zijn aanhouding. De reclassering heeft voorts gerapporteerd dat de verdachte open staat voor begeleiding en opname, maar dat dat dan wel zou moeten gebeuren via een opname in een open kliniek of met een lager beveiligd niveau waar hij vrijheden kan krijgen. De verdachte is ten aanzien hiervan wel ambivalent en wisselt nogal eens van mening. De kans op recidive, zonder behandeling voor zijn depressies en verslavingsproblematiek en zonder begeleiding op het gebied van wonen, werken en inkomen is groot, aldus de reclassering. Verder volgt uit dit rapport dat een nieuwe indicatiestelling is aangevraagd bij het Indicatieorgaan Forensische Zorg en dat voor de zitting van 6 januari 2017, met betrekking tot het beveiligingsniveau, duidelijkheid zal volgen over de keuze voor een FPK of een FPA. Mocht de verdachte in aanmerking komen voor een andere kliniek dan FPK Inforsa dan kan hij daar verblijven tot aan het moment van overplaatsing. De reclassering heeft de rechtbank tot slot geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod, een opnameplicht in een forensische psychiatrische kliniek of forensische psychiatrische afdeling voor de duur van maximaal negen maanden, en aansluitend een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang met een ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid van een korte klinische opname van maximaal 7 weken.
Ter terechtzitting van 6 januari 2017 heeft R. Liekens-Willems, reclasseringsmedewerker, desgevraagd verklaard nog steeds achter voornoemd reclasseringsadvies te staan. In aanvulling op het rapport heeft zij medegedeeld dat er een indicatiestelling is afgegeven voor een FPK. Voorts heeft zij aangegeven dat het de afgelopen twee weken iets beter lijkt te gaan met de verdachte.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het goed met hem gaat en dat hij zich niet herkent in de rapportages die omtrent zijn persoon zijn opgemaakt. Tevens heeft de verdachte te kennen gegeven dat men zich geen zorgen over hem hoeft te maken en dat zijn psychische problemen meevallen. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij geen harddrugs en alcohol gebruikt, maar wel af en toe blowt. Omdat hij geen noodzaak ziet tot behandeling en hulpverlening vanuit de reclassering zal hij daaraan geen medewerking verlenen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij het Nederlandse systeem inmiddels beter kent, zodat hij na afloop van zijn detentie in staat zal zijn om zich te wenden tot de door hem gewenste vormen van hulpverlening, zoals het daklozenloket en de nachtopvang. Tot slot heeft de verdachte aangegeven dat hij werk wil zoeken, maar eerst een uitkering gaat aanvragen.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie medegedeeld dat zij de kans dat de verdachte zal meewerken aan eventueel op te leggen bijzondere voorwaarden minimaal acht. Niettemin heeft zij de stille hoop dat de verdachte alsnog hieraan zijn medewerking zal verlenen, mede ingegeven door de mededeling van de reclasseringsmedewerker dat het de afgelopen twee weken iets beter lijkt te gaan met de verdachte. Hoewel de duur van de reeds door de verdachte ondergane voorlopige hechtenis op gespannen voet met de geformuleerde strafeis staat, is deze periode benut voor de totstandkoming van de (aanvullende) gedragsdeskundigenrapportages, en daarom niet oneigenlijk.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank zich voor een dilemma gesteld. De rechtbank is het eens met de geraadpleegde deskundigen en de officier van justitie, dat de verdachte zo snel mogelijk behandeling en begeleiding zou moeten krijgen in een – bij voorkeur – klinische setting, onder meer ter vermindering van de kans op recidive. De rechtbank wil daarom niets afdoen aan de in de diverse hiervoor genoemde rapportages gegeven conclusies en aanbevelingen en aan de wenselijkheid van een behandeling van verdachte. Gelet echter op de aard van de bewezenverklaarde feiten en gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, in combinatie met het strafblad van verdachte, zou in beginsel een gevangenisstraf van beperktere duur worden opgelegd. De rechtbank is daarom van oordeel dat, vooral gelet op de lange periode die de verdachte voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, mede in combinatie met de weigering van verdachte om aan (verdere) behandeling zijn medewerking te verlenen, een (deels) voorwaardelijke straf, met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals een klinische behandelverplichting, niet (meer) passend is. Gezien de mogelijke lengte van de noodzakelijkerwijs op te leggen spreekwoordelijke ‘stok achter de deur’, zou dit ook niet meer realistisch zijn. De rechtbank constateert dat in dit geval, gelet op het verloop van de strafzaak en de duur daarvan, het strafrecht geen ruimte meer laat voor de wellicht meest wenselijke afdoening. In een dergelijk geval schieten de mogelijkheden van het strafrecht dan ook tekort. Door dan toch te kiezen voor die meest wenselijke oplossing zou de rechtbank het strafrecht dan ook geweld aan doen.
Alles overziende zal de rechtbank daarom een gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht. Nu de duur van die straf korter is dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal de rechtbank de voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze zoals hierboven onder ‘De bewezenverklaring’ omschreven, en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met verkrachting

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

ten aanzien van feit 2:
bedreiging met verkrachting

en

bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

en

bedreiging met zware mishandeling;

ten aanzien van feit 4:
bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) maanden;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.A.C. Koster, voorzitter,
mr. W.N.L. Donker, rechter,
mr. D.M. Drok, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.L. van Lijf, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 januari 2017.