In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in het beroep van een Ghanese vrouw die verzocht om vrijstelling van het inburgeringsexamen in het kader van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiseres, geboren in 1967, heeft een aanvraag ingediend op 21 mei 2015, maar haar verzoek is afgewezen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres analfabeet is en van middelbare leeftijd, en dat zij na een jaar onderwijs slechts één keer het inburgeringsexamen heeft afgelegd met een negatief resultaat. De rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de nodige inspanningen heeft verricht om te slagen voor het examen, ondanks de overgelegde verklaringen van haar docent en familieleden. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag op goede gronden is gedaan en dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres niet zodanig zijn dat zij vrijgesteld kan worden van het inburgeringsvereiste. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, en verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.