ECLI:NL:RBDHA:2017:2782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
09/857328-16 en 09/837118-16 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafkamer van de Rechtbank Den Haag behandelt ernstige strafzaken waaronder diefstal met geweld, verkrachting en hennepteelt

Op 22 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een complexe strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld, verkrachting en het telen van hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 mei 2016 in Alphen aan den Rijn een vrouw heeft overvallen, waarbij hij haar bij de keel greep, met een mes dreigde en haar dwong tot seksuele handelingen. De verdachte heeft de feiten grotendeels bekend, maar heeft zich beroepen op verminderd toerekeningsvatbaarheid door zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, die aanzienlijke immateriële en materiële schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/857328-16 en 09/837118-16 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 22 maart 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1984,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Zuid West – de Dordtse Poorten" te Dordrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het (inhoudelijke) onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.F. Baas, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. M.J. van Essen, advocaat te Amsterdam, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/857328-16 (hierna ook: dagvaarding I)
1.
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) en/of
sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het bij de keel grijpen van die [slachtoffer 1] en/of het (met kracht) duwen
en/of meetrekken en/of vasthouden van die [slachtoffer 1] en/of
- het (meermalen) verkrachten van die [slachtoffer 1] en/of
- het dreigend tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en/of
- het toevoegen aan die [slachtoffer 1] van de woorden: "Geef mij een goede reden
waarom ik je niet overhoop steek" en/of "als je een kik geeft dan steek ik je
in je hart", of soortgelijke bedreigende bewoordingen en/of
- het afpakken van een bankpas en/of een of meer sieraden en/of een of meer
geldbedragen van die [slachtoffer 1] ;
en/of dat
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk om
zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een
of meer geldbedragen en/of een of meer sieraden, toebehorende aan die [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander dan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit:
- het bij de keel grijpen van die [slachtoffer 1] en/of het (met kracht) duwen
en/of meetrekken en/of vasthouden van die [slachtoffer 1] en/of
- het (meermalen) verkrachten van die [slachtoffer 1] en/of
- het dreigend tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en/of
- het toevoegen aan die [slachtoffer 1] van de woorden: "Geef mij een goede reden
waarom ik je niet overhoop steek" en/of "als je een kik geeft dan steek ik je
in je hart", of soortgelijke bedreigende bewoordingen en/of
- het afpakken van een bankpas en/of een of meer sieraden en/of een of meer
geldbedragen van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 19 mei 2016 te Alphen aan den
Rijn (telkens)
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door (telkens) in de woning van [slachtoffer 1]
(60 jaar) binnen te dringen en/of die [slachtoffer 1] naar een bepaalde ruimte in
haar woning en/of naar haar woning toe te trekken en/of te duwen en/of door
haar van haar vrijheid te beroven en/of bij de keel te pakken en/of haar met
kracht vast te pakken en/of tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij haar
kleding uit moet doen en/of haar kleding uit te doen en/of haar dreigend een
mes te tonen en/of met een mes haar bh los te snijden en/of haar te zeggen dat
hij haar (met een mes) zou vermoorden en/of haar (klein)kinderen wat zou
aandoen,
die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten het (telkens) met de penis en/of de vinger(s) van verdachte
penetreren van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] en/of het
(vervolgens) zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] , althans het in de mond
duwen en/of laten nemen van verdachte's penis door die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of
beroofd gehouden, immers is/heeft hij, verdachte
- die woning van die binengedrongenVan [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] een
slaapkamer ingeduwd en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] gezegd haar kleding uit
te doen en/of de kleding van die [slachtoffer 1] uitgetrokken en/of die [slachtoffer 1]
eenof meermalen verkrachten/of
- de voordeur van die woning op slot gedaan en/of een (opklap)krukje tegen de
deur onder de deurklink gezet en/of
- de bril van die [slachtoffer 1] afgenomen (zodat die [slachtoffer 1] geen goed zicht
meer had) en/of
- de telefoon en/of een of meer sleutels van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of
- aan die [slachtoffer 1] een mes getoond en/of met dat mes de BH van die [slachtoffer 1]
losgesneden en/of (daarbij) aan die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd:
"Geef mij goede reden waarom ik je niet overhoop steek" en/of ïk vermoord je",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- samen met die [slachtoffer 1] de woning verlaten om naar een/meerdere
geldautoma(a)t(en) te gaan en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat als ze aangifte doet, dat dan de
consequenties voor haar zijn en dat hij weet waar haar dochter en
kleinkinderen wonen en/of dat als ze één kik zou geven hij haar zou steken in
het hart, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
nagenoeg voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer 1] is gebleven en/of
haar (met kracht ) heeft vastgepakt, in elk geval die [slachtoffer 1] heeft belet
te gaan en staan waar zij wilde;
4.
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] een of meermalen met
kracht (tegen de grond en/of tegen een kruk) te duwen en/of te slaan en/of
haar (hard) bij het gezicht en/of de keel te pakken;
5.
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen/op een hand te slaan;
6.
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4] (met kracht) tegen een
schouder te duwen;
7.
hij op of omstreeks 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn
opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 5] , brigadier van politie Eenheid Den
Haag, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd door die [slachtoffer 5]
in het gezicht te spugen;
8.
hij op of omstreeks 18 mei 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het met kracht uit de hand van die
[slachtoffer 6] trekken van die telefoon;
9.
hij op of omstreeks 25 december 2015 te Alphen aan den Rijn
de eerbaarheid heeft geschonden op een niet openbare plaats, te weten in een
woning (gelegen aan de [adres 1] ), terwijl [slachtoffer 7] , daarbij
haars ondanks tegenwoordig was, door zich toen en daar met ontbloot
geslachtsdeel te bevinden;
10.
hij op of omstreeks 26 april 2016, in elk geval in de maand april 2016, te
Alphen aan den Rijn [slachtoffer 8] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 8] bij de keel te pakken en/of (vervolgens) die keel (hard) dicht
te knijpen en/of
- die [slachtoffer 8] tegen een/de arm(en) en/of de kaak, in elk geval tegen het
lichaam, te slaan.
Parketnummer 09/837118-16 (hierna ook: dagvaarding II)
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 21 december 2015
te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of aanwezig heeft gehad
(in een pand aan de [adres 2] ) een grote hoeveelheid als bedoeld in
artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 260 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer personen in of omstreeks
de periode van 1 november 2015 tot en met 21 december 2015 te Alphen aan den
Rijn met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of
bedrijf opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of aanwezig gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een grote
hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 260
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of
omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 21 december 2015 te Alphen
aan den Rijn, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die persoon/personen
voornoemd pand, althans een of meer ruimten daarin voor de teelt/het
kweken/het aanwezig hebben van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1
november 2015 tot en met 21 december 2015 te Alphen aan den Rijn met elkaar,
althans één van hen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
in een pand aan de [adres 2] een grote hoeveelheid als bedoeld in
artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 260 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1
november 2015 tot en met 21 december 2015 te Alphen aan den Rijn, in elk geval
in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid
en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam
is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand
voor het aanwezig hebben van hennepplanten ter beschikking te stellen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 21 december 2015
te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen stroom onder zijn
bereik te hebben gebracht door middel van verbreking;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2015 tot en met 21 december 2015
te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een hoeveelheid water, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s).

3.Geldigheid van de dagvaarding

3.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de dagvaarding ten aanzien van het bij dagvaarding II onder feit 2 primair ten laste gelegde nietig te verklaren.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de geldigheid van (dit onderdeel van ) de dagvaarding.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat dagvaarding II ten aanzien van feit 2 primair nietig is, omdat dit deel van de dagvaarding, waarin slechts wetsartikelen zijn opgesomd, niet voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gestelde eisen.

4.Bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte wordt verdacht van een veertiental strafbare feiten, welke hij deels heeft ontkend.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het hem bij dagvaarding II onder 1 primair ten laste gelegde feit en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de hem bij dagvaarding I onder 1 tot en met 10 en de bij dagvaarding II onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3, 7, 8 en 9 en het bij dagvaarding II onder 2 subsidiair ten laste gelegde voor wat betreft het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 4, 5, 6 en 10 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van feit 4 (mishandeling [slachtoffer 2] ) is er geen ondersteunend bewijs voor de verklaring van aangeefster en had verdachte bovendien geen opzet op mishandeling.
Ten aanzien van feit 5 (mishandeling [slachtoffer 3] ) is er evenmin steunbewijs voor de verklaring van aangeefster.
Ten aanzien van feit 6 (mishandeling [slachtoffer 4] ) kan – naast het ook hier ontbreken van steunbewijs – niet worden vastgesteld dat er sprake is van causaal verband tussen het letsel, de pijn of de schade en het vermeende strafbare feit.
Ten aanzien van feit 10 (mishandeling [slachtoffer 8] ) ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte [slachtoffer 8] heeft mishandeld zoals zij heeft verklaard, meer in het bijzonder heeft het opzet bij verdachte ontbroken om [slachtoffer 8] pijn te doen.
Ten aanzien van de bij dagvaarding II onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit. Ten aanzien van feit 1 (telen hennep) heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte enkel katvanger was. Bovendien kan niet worden bewezen dat sprake was van de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Ten aanzien van feit 3 en 4 blijkt uit niets dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van stroom dan wel water. Ook heeft verdachte daar geen (voorwaardelijk) opzet op gehad.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Dagvaarding I [1]
Feiten 1, 2 en 3: diefstal met geweld en afpersing, verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1]
Aangezien verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsvrouw van verdachte geen algehele vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 juni 2016, met bijlage, betreffende de woordelijke uitwerking van de aangifte van [slachtoffer 1] (p. 278 – 316).
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank dat naar haar oordeel weliswaar wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer meermalen heeft verkracht, zoals ten laste gelegd onder feit 2, maar niet dat dit is gebeurd in het kader van de afpersing of met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, zodat verdachte voor dit onderdeel van feit 1 zal worden vrijgesproken.
Feit 4: mishandeling van [slachtoffer 2]
Aangeefster [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 2] 1923, heeft verklaard dat toen zij op 19 mei 2016 haar woning aan de [adres 3] te Alphen aan den Rijn was binnengegaan, een man achter haar aan de woning in liep, die haar meerdere malen hard in de rug duwde. In de woonkamer kreeg zij een hele harde duw van de man achter haar. Zij is hard voorover op de grond gevallen. Haar bril is kapot gegaan en zij heeft letsel aan haar oog opgelopen. Zij zag vervolgens dat de man haar hardhandig bij haar gezicht pakte. De man probeerde haar mond dicht te drukken. De man heeft haar ook bij haar keel gepakt. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met aangeefster mee haar woning in is geglipt en dat hij aangeefster daarbij een zet heeft gegeven en dat hij twee seconden zijn hand op haar mond heeft gehouden. [3] Bij de politie heeft verdachte eveneens verklaard dat hij het slachtoffer een zetje heeft gegeven en dat zij daardoor is gevallen. [4]
[getuige] is ter plaatse bij aangeefster gaan kijken, nadat de alarmknop was ingedrukt. Zij zag dat aangeefster aan de rechterkant van haar neus een schaafwond had. Aan de andere kant van haar neus had zij een blauwe plek en ze had een rode striem in haar nek. [5]
Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar te duwen. Uit de verklaring van aangeefster en uit de omstandigheid dat het slachtoffer hierdoor ten val is gekomen, leidt de rechtbank af dat dit met kracht is gebeurd. De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte aangeefster bij haar gezicht en haar keel heeft gepakt, nu verdachte heeft bekend dat hij zijn hand op haar mond heeft gehouden en [getuige] bovendien letsel heeft gezien, waaronder ook een rode striem in haar nek.
Het verweer dat verdachte geen opzet heeft gehad om aangeefster te mishandelen wordt verworpen. Door een vrouw van 93 jaar een harde duw te geven en door een hand op haar mond te houden en haar bij de keel te pakken, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor pijn en/of letsel op zou lopen.
Feit 5: de mishandeling van [slachtoffer 3]
heeft verklaard dat hij op 19 mei 2016 samen met zijn buurvrouw en haar fysiotherapeute naar de woning van zijn bovenbuurvrouw is gegaan aan de [adres 3] te Alphen aan den Rijn. Toen zij bij de deur kwamen, zag hij dat er een Somalische man naar buiten liep. Hij heeft de man vastgepakt. Vervolgens zag hij de rechtervuist van de man richting zijn rechterhand komen. Hij voelde dat hij door die vuist werd geraakt op zijn rechterhand. Toen de politie kwam, voelde hij dat zijn hand pijn deed. Hij zag dat zijn duim rood en blauw was. [6]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er drie mensen voor de deur stonden en dat hij zich in paniek een weg naar buiten heeft gebaand. Aangever had hem vast en verdachte probeerde zich los te rukken. Het kan zijn dat hij aangever daarbij heeft geraakt. [7] Verdachte heeft daarbij voorgedaan hoe hij met zijn hand in een vuist gebald een zwaaiende beweging naar achteren heeft gemaakt. [8]
Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem tegen zijn hand te slaan. Door zich op zo’n manier los te rukken, zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor pijn en/of letsel op zou lopen.
Feit 6: de mishandeling van [slachtoffer 4]
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 19 mei 2016 samen met haar fysiotherapeute en haar buurman naar de woning van de bovenbuurvrouw aan de [adres 3] te Alphen aan den Rijn is gelopen. Zij zag in de hal van de woning een lange man staan. Ze zag dat de man haar kant op kwam. Ze zag vervolgens dat de man haar met kracht tegen haar linkerschouder wegduwde. Zij voelde daardoor enorme pijn in haar linkerschouder. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat er drie mensen voor de deur stonden en dat hij zich in paniek een weg naar buiten heeft gebaand. Het kan zijn dat hij daarbij de schouder van aangeefster heeft geraakt. [10]
Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] heeft mishandeld door haar met kracht tegen een schouder te duwen.
Door zich op die manier door meerdere mensen heen een weg naar buiten te banen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor pijn en/of letsel op zou lopen.
Feit 7, 8 en 9 (belediging [slachtoffer 5] , diefstal met geweld telefoon moeder en schending eerbaarheid)
Aangezien verdachte de onder 7, 8 en 9 ten laste gelegde feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsvrouw van verdachte geen algehele vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht feit 7 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2017;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 20 mei 2016 (p. 217 - 218).
De rechtbank acht feit 8 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2017;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 19 mei 2016 (p. 138 - 141).
De rechtbank acht feit 9 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2017;
- het proces-verbaal van aangifte d.d. 22 mei 2016 (p. 223 - 226).
Feit 10: de mishandeling van [slachtoffer 8]
Op 26 april 2016 om 04.50 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] melding dat er op de Kleiwerf 235 te Alphen aan den Rijn een vrouw zou zijn mishandeld. Ter plaatse hoorden verbalisanten van de meldster, [slachtoffer 8] , dat zij haar ex-vriend, [verdachte] , had binnengelaten en dat zij samen een paar biertjes hadden gedronken. Meldster verklaarde onder meer dat verdachte, toen het bier op was, veranderde in een ‘duivel’: hij heeft haar gewurgd door haar bij de keel te pakken en deze dicht te knijpen. Dit deed pijn. [11] Verbalisanten zagen dat rode plekken en striemen duidelijk zichtbaar waren in de nek van het slachtoffer. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij die dag pissig was op [slachtoffer 8] en dat hij haar met kracht tegen haar keel heeft weggeduwd. [13]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 8] op 26 april 2016 heeft mishandeld door haar bij de keel te pakken. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op dezelfde dag de andere ten laste gelegde gedragingen heeft verricht nu zich hiervoor in het dossier onvoldoende aanwijzingen bevinden. Door het slachtoffer met kracht bij haar keel te pakken, zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor pijn en/of letsel op zou lopen.
Dagvaarding II [14]
Feit 1 (primair): telen van hennep
Plegen of medeplichtigheid?
Op 21 december 2015 is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen in het pand aan de [adres 2] te Alphen aan den Rijn. In totaal stonden er 260 planten. Verbalisanten hebben geconstateerd dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de huurder was van de woning aan de [adres 2] te Alphen aan den Rijn, dat hij de enige was die daar woonde en dat hij er in de tenlastegelegde periode regelmatig sliep. [16] Bij de politie heeft verdachte verklaard dat in november de hennepkwekerij in de woning is gekomen. [17] Tevens heeft verdachte bij de politie verklaard dat alle spullen in de slaapkamer van hem zijn. [18]
In de slaapkamer van de woning zijn de volgende goederen aangetroffen: naast het bed stond een ijzeren meubelstuk c.q. kapstok. Daar overheen hing een geruite broek waar zich aarderesten op bevonden. Ook lag er een lege verpakking van een assimilatielamp van het merk Lucalox, type L0600/E40. Onder het bed lagen een zak aarde en een geopende verpakking witte tie-wraps. In het rechter gedeelte van de kledingkast stond een kartonnen doos waar een zilveren flexslang uit kwam. Ook lag er een armatuur met ingebouwde transformator in de kast. Bovenop het rechterkastdeel werd in een tasje een assimilatielampenkap aangetroffen. In de kast lagen ook een zwarte flexslang, een armatuur met ingebouwde transformator en 25 verpakkingen van assimilatielampen van het merk Lucalox, type LU600/E40. Naast de kast, achter de deur van de slaapkamer, stond een doos met daarin zilverfolie op rol. [19]
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep in zijn woning.
Anders dan de officier van justitie gaat de rechtbank niet mee in het verweer van verdachte dat hij niet zelf heeft geteeld, maar alleen zijn woning daartoe ter beschikking heeft gesteld aan anderen. Het dossier biedt daarvoor geen aanknopingspunten en verdachte heeft geen verifieerbare informatie verstrekt dat zijn standpunt onderbouwt. Voorts duiden de in de slaapkamer van verdachte aangetroffen goederen – die volgens de verklaring van verdachte bij de politie van hemzelf zijn - er op dat verdachte zelf betrokken is geweest bij het telen van de hennep. Een aannemelijke ander uitleg voor de aanwezigheid van die goederen in zijn slaapkamer heeft verdachte niet gegeven. De eerst ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte – na confrontatie met het voorgaande – dat deze spullen toch niet van hem zijn en dat ze in zijn slaapkamer zijn gelegd wegens plaatsgebrek elders in de woning, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Medeplegen?
De rechtbank acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hennep tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft geteeld, zodat sprake was van medeplegen. Verdachte heeft ter terechtzitting immers verklaard dat een aantal andere jongens betrokken zijn geweest bij de opbouw van de hennepkwekerij en het telen van de hennep. [20] Ook hebben verschillende buurtbewoners verklaard dat zij verdachte in de tenlastegelegde periode (meermalen) in het gezelschap van andere mannen bij de woning hebben gezien. [21] Daar komt nog bij dat op een peuk die is aangetroffen in een bloempot in het keukenblok (ruimte E), gelegen aan de kweekruimte, DNA van een ander dan verdachte is aangetroffen. [22]
In de uitoefening van een beroep of bedrijf?
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende aanwijzingen bevinden dat verdachte en zijn mededaders hebben gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf, zodat verdachte van dit onderdeel zal worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging met een of meer anderen telen van hennep, zoals verdachte onder feit 1 primair is ten laste gelegd. De rechtbank komt derhalve niet toe aan bespreking van het aan verdachte subsidiair ten laste gelegde.
Feit 2 subsidiair: medeplichtigheid aan bezit hennepplanten (vrijspraak)
Nu hierboven is overwogen dat kan worden bewezen dat verdachte zich (tezamen met een of meer anderen) heeft schuldig gemaakt aan het telen van hennep, zal verdachte worden vrijgesproken van medeplichtigheid aan het bezit van een groot aantal hennepplanten, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.
Feit 3: medeplegen diefstal elektriciteit
[bedrijf 1] heeft vanaf 20 april 2015 een overeenkomst met [verdachte] betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar het perceel [adres 2] te Alphen aan den Rijn. [23]
De fraudespecialist van [bedrijf 1] heeft geconstateerd dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken. Aan de onderzijde van de zekeringhouders was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt. Deze aansluiting liep buiten de meter om naar de hennepplantage en voorzag deze van elektriciteit. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Uit het door [bedrijf 1] ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in ieder geval in de periode van 19 oktober 2015 tot 21 december 2015. [24]
Op grond van deze bewijsmiddelen, bezien in samenhang met de onder feit 1 primair genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van stroom in zijn woning in de tenlastegelegde periode, waarbij zegels zijn verbroken. Verdachte had als contractant van de leverancier en als teler van de hennep als geen ander belang bij de diefstal van de elektriciteit. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat een ander dan verdachte, buiten zijn medeweten, de elektriciteit buiten de meter om zou hebben afgenomen, zoals verdachte heeft aangevoerd.
Feit 4: diefstal van water
[bedrijf 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van water. Een medewerker incasso buitendienst heeft geconstateerd dat er bij de woning aan de [adres 2] te Alphen aan den Rijn een doorverbinding was gemaakt naar een koeling/airco. Ook was de gehele watermeter weggehaald. [25]
Verdachte heeft verklaard dat hij de huurder was van de woning aan de [adres 2] te Alphen aan den Rijn en dat hij daar ook woonde. Hij heeft ook gezien dat er een losse watermeter in de badkamer lag. [26]
Op grond van deze bewijsmiddelen, bezien in samenhang met de onder feit 1 primair genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van water in zijn woning in de tenlastegelegde periode. Verdachte had als contractant van de leverancier en als teler van de hennep als geen ander belang bij de diefstal van het water. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij de losse watermeter in zijn woning heeft zien liggen. De rechtbank acht het daarom niet aannemelijk dat buiten medeweten van verdachte water buiten de meter om zou zijn afgenomen, zoals verdachte heeft aangevoerd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Dagvaarding I:
1.
hij op 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van
wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen geldbedragen,
toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het bij de keel grijpen van die [slachtoffer 1] en het met kracht duwen
van die [slachtoffer 1] en
- het dreigend tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en
- het toevoegen aan die [slachtoffer 1] van de woorden: "als je een kik geeft dan steek ik je
in je hart", of soortgelijke bedreigende bewoordingen;
en dat
hij op 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld W. [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van sieraden, toebehorende aan die [slachtoffer 1] ,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestond uit:
- het bij de keel grijpen van die [slachtoffer 1] en het met kracht duwen van die [slachtoffer 1] en
- het dreigend tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op tijdstippen op 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn (telkens)
door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid, te weten door (telkens) in de woning van W. [slachtoffer 1]
(60 jaar) binnen te dringen en/of die [slachtoffer 1] naar een bepaalde ruimte in
haar woning en/of naar haar woning toe te trekken en/of te duwen en/of door
haar van haar vrijheid te beroven en/of bij de keel te pakken en/of haar met
kracht vast te pakken en/of tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat zij haar
kleding uit moet doen en/of haar kleding uit te doen en/of haar dreigend een
mes te tonen en/of met een mes haar bh los te snijden en/of haar te zeggen dat
hij haar (met een mes) zou vermoorden en/of haar (klein)kinderen wat zou
aandoen,
die [slachtoffer 1] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten het (telkens) met de penis en/of de vinger(s) van verdachte
penetreren van de vagina en/of de anus van die [slachtoffer 1] en/of het
(vervolgens) zich laten pijpen door die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers is/heeft hij, verdachte
- die woning van die
[slachtoffer 1] binnengedrongenen die [slachtoffer 1] een
slaapkamer ingeduwd en (vervolgens) die [slachtoffer 1] gezegd haar kleding uit
te doen en/of de kleding van die [slachtoffer 1] uitgetrokken en/of die [slachtoffer 1]
meermalen verkracht en
- de voordeur van die woning op slot gedaan en een (opklap)krukje tegen de
deur onder de deurklink gezet en
- de bril van die [slachtoffer 1] afgenomen (zodat die [slachtoffer 1] geen goed zicht
meer had) en
- de telefoon en een sleutel van die [slachtoffer 1] afgepakt en
- aan die [slachtoffer 1] een mes getoond en met dat mes de BH van die [slachtoffer 1]
losgesneden en (daarbij) aan die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd:
"Geef mij goede reden waarom ik je niet overhoop steek" en "
ikvermoord je",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- samen met die [slachtoffer 1] de woning verlaten om naar geldautomaten te gaan en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat als ze aangifte doet, dat dan de
consequenties voor haar zijn en dat hij weet waar haar dochter en
kleinkinderen wonen en dat als ze één kik zou geven hij haar zou steken in
het hart, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
nagenoeg voortdurend in de nabijheid van die [slachtoffer 1] is gebleven en
haar met kracht heeft vastgepakt, in elk geval die [slachtoffer 1] heeft belet
te gaan en staan waar zij wilde;
4.
hij op 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer 2] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 2] met kracht te duwen en haar bij het gezicht en de keel te pakken;
5.
hij op 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer 3] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 3] tegen een hand te slaan;
6.
hij op 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn [slachtoffer 4] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 4] met kracht tegen een schouder te duwen;
7.
hij op 19 mei 2016 te Alphen aan den Rijn opzettelijk een ambtenaar, [slachtoffer 5] ,
brigadier van politie Eenheid Den Haag, gedurende de rechtmatige uitoefening van
zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd door die
[slachtoffer 5] in het gezicht te spugen;
8.
hij op 18 mei 2016 te Alphen aan den Rijn met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 6] ,
welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 6] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld
bestond uit het met kracht uit de hand van die [slachtoffer 6] trekken van die telefoon;
9.
hij op 25 december 2015 te Alphen aan den Rijn de eerbaarheid heeft geschonden
op een niet openbare plaats, te weten in een woning (gelegen aan de [adres 1] ),
terwijl [slachtoffer 7] daarbij haars ondanks tegenwoordig was,
door zich toen en daar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden;
10.
hij op 26 april 2016, te Alphen aan den Rijn [slachtoffer 8] heeft mishandeld door
die [slachtoffer 8] bij de keel te pakken.
Dagvaarding II:
1.
hij in de periode van 1 november 2015 tot en met 21 december 2015
te Alphen aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk heeft geteeld en aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] )
een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet,
te weten 260 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 november 2015 tot en met 21 december 2015 te Alphen
aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een hoeveelheid stroom,
toebehorende aan [bedrijf 1] , zulks na die weg te nemen stroom onder zijn
bereik te hebben gebracht door middel van verbreking;
4.
hij in de periode van 1 november 2015 tot en met 21 december 2015 te Alphen
aan den Rijn tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid
water, toebehorende aan [bedrijf 2]
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van dagvaarding I:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken
en
afpersing;
Ten aanzien van feit 2:
verkrachting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Ten aanzien van de feiten 4, 5, 6 en 10:
telkens: mishandeling;
Ten aanzien van feit 7:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Ten aanzien van feit 8:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van feit 9:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
Ten aanzien van dagvaarding II:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en met het in artikel 3 onder C gegeven verbod van de Opiumwet;
Ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Ten aanzien van feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en voorts dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden wordt opgelegd. Hij heeft gevorderd deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat verdachte instemt met een TBS met de voorwaarden zoals opgesteld door de reclassering en dat hij bereid is om zich aan deze voorwaarden te houden. De raadsvrouw heeft wel verzocht om de gevorderde gevangenisstraf te matigen. Zij heeft verzocht om daarbij rekening te houden met het feit dat verdachte geen noemenswaardige documentatie heeft, met de meewerkende proceshouding van verdachte, met de omstandigheid dat verdachte bij een TBS met voorwaarden niet in aanmerking zal komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling en fasering en met de door de deskundigen vastgestelde verminderde toerekenbaarheid aan verdachte.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van bijzonder ernstige strafbare feiten. Hij heeft zich op 19 mei 2015 schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing, verkrachting en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een willekeurig slachtoffer. Hij heeft dat slachtoffer, nadat zij midden in de nacht de deur voor hem had opengedaan, bij de keel gegrepen en is haar woning binnengedrongen. Onder bedreiging met een mes en met dreigende woorden heeft hij geld van haar gestolen. Ook heeft hij haar gedwongen om haar sieraden af te geven. Bovendien heeft hij het slachtoffer meermalen zowel vaginaal als anaal verkracht en heeft hij haar gedwongen om hem vervolgens te pijpen. Nadat zij – op initiatief van het slachtoffer in een wanhopige poging te ontsnappen – de hond van het slachtoffer zijn gaan uitlaten, heeft verdachte haar opnieuw meegesleurd naar haar woning waar hij haar nogmaals heeft verkracht. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer gedwongen om met hem mee te gaan naar verschillende pinautomaten waar hij nog meer geld van het slachtoffer heeft weggenomen. Aan dit alles is pas een einde gekomen doordat het slachtoffer zich, na een tijdsbestek van bijna vijf uur waarin zij onderworpen was aan de grillen en uitspattingen van verdachte en welke uren zij in oprechte doodsangst heeft doorgemaakt, uiteindelijk aan verdachte heeft onttrokken en in de vroege ochtend een slagerij in heeft kunnen vluchten. Een verkrachting maakt ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het lijdt ook geen twijfel dat slachtoffers van verkrachting geestelijk zeer lange tijd kunnen lijden onder de psychische klap die zij als gevolg hiervan hebben ondervonden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, die door haar zoon ter terechtzitting is voorgelezen, blijkt dat het slachtoffer tot op heden – ruim negen maanden later – psychisch nog veel last heeft van het gebeurde. Zij wordt nog dagelijks mentaal met de gevolgen ervan geconfronteerd. Het slachtoffer heeft als gevolg van het incident bovendien (inwendig) lichamelijk letsel opgelopen. Daar komt bij dat verdachte bij het seksueel binnendringen geen condoom heeft gebruikt, waardoor het slachtoffer ook nog enige tijd heeft moeten leven met de onzekerheid of zij mogelijk een seksueel overdraagbare aandoening zoals HIV had opgelopen. Zij heeft hiervoor ook anti HIV medicatie moeten innemen. Verdachte heeft zich op geen enkel moment bekommerd om het leed dat hij het slachtoffer aandeed. Hij bleef slechts de bevrediging van zijn eigen lusten najagen, zowel op seksueel gebied als ten behoeve van zijn verslavingen. Verdachte heeft door de diefstal met geweld voorts getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Hij heeft zich volledig laten leiden door zijn eigen zucht naar verdovende middelen waarvoor hij geld nodig had, zonder stil te staan bij de mogelijk ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Daar komt nog bij dat het een en ander in de onderhavige zaak grotendeels in de eigen woning van het slachtoffer heeft plaatsgevonden, de plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. De rechtbank rekent een en ander verdachte zwaar aan.
Diezelfde dag, nadat het verdachte bekend was geworden dat de politie naar hem op zoek was, is hij op de vlucht geslagen. Op een gegeven moment zag hij een oude vrouw (van 93 jaar) haar woning in gaan en is hij mee naar binnengeglipt om zich te verstoppen voor de politie. Hij heeft haar daarbij hard geduwd, waardoor zij ten val is gekomen. Ook heeft hij haar mond dicht geduwd. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen. Nadat haar buren en vervolgens ook de wijkagent ter plaatse zijn gekomen, heeft hij ook hen vervolgens mishandeld respectievelijk beledigd door hen te duwen, te slaan, te stompen of te bespugen.
De dag voorafgaand aan deze strafbare feiten heeft verdachte zich ook al schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, door zijn eigen moeder haar telefoon ruw afhandig te maken. Dit alles enkel om zijn verslaving te kunnen bekostigen.
Eerder dat jaar heeft verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan een mishandeling, ditmaal van zijn ex-vriendin door haar bij de keel te pakken, en aan schennis van de eerbaarheid, door zijn buurvrouw in haar eigen woning zijn geslachtsdeel te tonen. Ook deze slachtoffers hebben hier last van gehad, zoals blijkt uit hun verklaringen. Ook zij zijn door het handelen van verdachte aangetast in hun lichamelijke integriteit respectievelijk in de veiligheid van hun woonomgeving.
Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het telen van een groot aantal hennepplanten, waarbij verdachte heeft bijgedragen aan het in stand houden van de handel in deze middelen, hetgeen vaak gepaard gaat met vele andere vormen van criminaliteit. Bovendien heeft de hennepkwekerij door de onveilige manier van aanleggen gevaar veroorzaakt voor omwonenden.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 augustus 2016 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet recentelijk voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van
10 augustus 2016, opgesteld door C.E. Tempelman, reclasseringswerker, en H. de Jong, leidinggevende alsmede op de maatregelrapportage TBS met voorwaarden d.d. 8 november 2016, eveneens opgesteld door Tempelman en De Jong voornoemd. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een ernstige en langdurige verslavingsproblematiek. Eerdere behandelingen op de detox hebben niet tot het gewenste, blijvende, resultaat geleid. Het middelengebruik is delict gerelateerd en is een criminogene factor die het gevaars- en recidiverisico ernstig beïnvloedt. Gezien de ernstige problematiek en het hoge gevaars- en recidiverisico is een langdurige klinische behandeling binnen een hoog beveiligde setting noodzakelijk. De reclassering heeft Indicatie Forensische Zorg aangevraagd. Verdachte is aangemeld bij Forensische Verslavingskliniek Antes te Rotterdam. Daar is hij geaccepteerd en op de wachtlijst geplaatst. De reclassering heeft geadviseerd een TBS met zeventien voorwaarden op te leggen.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van een verdachte betreffende Pro Justitia rapportage van 23 augustus 2016, opgesteld door L. Stam, GZ-psycholoog, onder supervisie van R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, alsmede van het aanvullend rapport van R.A.R. Bullens van 11 november 2016. Uit deze rapporten blijkt dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van afhankelijkheid van cocaïne, alcohol en diverse andere middelen. Ten aanzien van de diefstal met geweld en de wederrechtelijke vrijheidsberoving werd het gedrag van verdachte gedreven door de drang naar drugs. Ten aanzien van de verkrachting en de schennispleging heeft de GHB de seksuele opwinding verhoogd en zijn de remmingen door GHB en overige drugs weggenomen. Verdachte wist dat GHB seksueel effect op hem had, maar hij kon door zijn drugsgebruik geen weerstand bieden tegen de drang tot gebruik. Ten aanzien van de overige door verdachte erkende feiten wordt opgemerkt dat deze onder invloed van drugs zijn gepleegd en dat verdachte onvoldoende in staat was om zijn gedragskeuzes adequaat te overwegen. Geadviseerd wordt om verdachte met betrekking tot de door hem bekende feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het recidiverisico ten aanzien van geweldsdelicten en seksuele delicten wordt – zonder interventie – als matig ingeschat. Geadviseerd wordt een klinische behandeling in een forensische verslavingskliniek, bij voorkeur in het kader van een TBS met voorwaarden, aangezien dat een sterkere stok achter de deur is dan een voorwaardelijke straf. Bovendien zijn er dan ook behandelmogelijkheden indien de motivatie van verdachte verdwijnt.
Tenslotte heeft de rechtbank kennisgenomen van een verdachte betreffende Pro Justitia rapportage van 23 augustus 2016, opgesteld door M.H. Diawara, NRGD geregistreerde psychiater, alsmede van het aanvullende rapport van 11 november 2016, eveneens opgesteld door M.H. Diawara. Door de psychiater wordt bij verdachte eveneens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een afhankelijkheid van verschillende middelen geconstateerd. Deze ziekelijke stoornis heeft de gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. De verslaving had hem geheel in zijn macht en heeft zijn denken, willen en handelen in overheersende mate beheerst. Er was in de periode van het tenlastegelegde echter geen sprake van volledig verlies van zicht op de realiteit. Geadviseerd word om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten. Het recidiverisico hangt af van zijn middelengebruik. Het wordt hoog ingeschat zolang er sprake is van overmatig middelengebruik. Als hij in staat is abstinent te blijven van middelen, wordt het recidiverisico als laag ingeschat. De focus van de behandeling moet daarom liggen op het abstinent blijven van middelen. Een langdurige klinische behandeling met een stevige stok achter de deur is noodzakelijk om recidive te voorkomen. Geadviseerd wordt om de klinische behandeling in het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden te laten plaatsvinden.
De rechtbank kan zich verenigen met de bovenstaande overwegingen en conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal verdachte verminderd toerekeningsvatbaar achten.
De op te leggen straf en maatregel
Verdachte heeft zich ter terechtzitting van 8 maart 2017 bereid verklaard tot naleving van de door de reclassering geformuleerde voorwaarden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten, nu de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3 en 8 bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen als bedoeld in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder sub 1 van het Wetboek van Strafrecht, bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van deze maatregel eist.
Ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zal de rechtbank voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte, welke overeenkomen met de voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
De rechtbank acht ten slotte termen aanwezig toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en zal bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt voorts dat wanneer verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, de terbeschikkingstelling met voorwaarden kan worden omgezet in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging en dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd ter zake van misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Naast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder de feiten 1, 2 en 3 van dagvaarding I, op de veelheid van de feiten, op de straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd alsmede gelet op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken, is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd die de duur van vijf jaren ruim overschrijdt. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ziet de rechtbank evenwel reden deze periode bij te stellen tot een periode van in beginsel vijf jaar. Nu verdachte na de ondergane detentie nog een – naar het zich laat aanzien – langdurig behandeltraject te wachten staat, dat deels ook intramuraal zal plaatsvinden, ziet de rechtbank aanleiding ook die omstandigheid te betrekken in het vaststellen hoogte van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit laatste leidt er toe dat de rechtbank een lagere gevangenisstraf zal opleggen dat de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank merkt voorts op dat, hoewel de rechtbank anders dan de officier van justitie verdachte schuldig acht aan het medeplegen van het telen van hennep, dit verschil niet van doorslaggevende invloed is geweest op de duur van de op te leggen gevangenisstraf, gelet op de relatief geringe ernst van dat feit in vergelijking met andere bewezenverklaarde feiten.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergodingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 15.766,26, bestaande uit een bedrag van € 766,26 wegens materiële schade en een bedrag van € 15.000,-, wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft zij een bedrag van € 16,80 gevorderd wegens proceskosten.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 350,- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 589,99, bestaande uit een bedrag van € 89,99 wegens materiële schade en een bedrag van € 500,- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 312,-, wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 15.715,46, bestaande uit een bedrag van € 715,46 wegens materiële schade en een bedrag van € 15.000,- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de verdediging de materiële schade niet betwist. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding heeft de raadsvrouw van verdachte verzocht om deze te matigen tot een bedrag van € 12.000,- en om hierop het bedrag van € 10.000,- dat reeds door het Schadefonds Geweldsmisdrijven is uitgekeerd in mindering te brengen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk verklaard wegens de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij verzocht de vordering af te wijzen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 30,80 wegens reiskosten van de vriend van de benadeelde partij, afwijzen nu een wettelijke grondslag voor het toekennen van deze schade, geleden door een ander dan de benadeelde partij zelf, ontbreekt.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 15.000,- toewijzen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2, en 3 bewezenverklaarde feiten. Het verweer dat het bedrag van € 10.000,- dat reeds door het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan de benadeelde partij is uitgekeerd hierop in mindering dient te worden gebracht, wordt verworpen. Het door het Schadefonds aan het slachtoffer beschikbaar gestelde bedrag, om voorshands te voorzien in de schade ten gevolge van het bewezenverklaarde, moet immers worden terugbetaald zodra en voor zover de schade wordt vergoed door de verdachte (vgl. ECLI:NL:HR:2004:AO3452).
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post “proceskosten” ten bedrage van € 16,80, de vordering afwijzen, aangezien de gevorderde (reis)kosten niet zijn te kwalificeren als proceskosten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 15.735,46.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente daarover toewijzen met ingang van 19 mei 2016, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 15.735,46, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd W. [slachtoffer 1] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 100,- toewijzen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 5 bewezenverklaarde feit
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente daarover toewijzen met ingang van 19 mei 2016, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, aangezien het bestaan van de gestelde meerdere schade onvoldoende is onderbouwd en het naar het oordeel van de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk is dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post “rollator”, is door verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 6 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van
€ 500,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu door verdachte de omvang daarvan niet is betwist.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 589,99.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente over dat bedrag toewijzen met ingang van 19 mei 2016, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 6 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 589,99, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4] .
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] .
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 312,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu door verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 7 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 312,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente daarover toewijzen met ingang van 19 mei 2016, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 7 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 312,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 5] .

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 24 c, 36f, 37a, 38, 38a, 47, 57, 239, 242, 267, 282, 300, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het bij dagvaarding II onder 2 primair ten laste gelegde;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding II onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 en de bij dagvaarding II onder 1 primair, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Ten aanzien van dagvaarding I:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken
en
afpersing;
Ten aanzien van feit 2:
verkrachting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Ten aanzien van de feiten 4, 5, 6 en 10:
telkens: mishandeling;
Ten aanzien van feit 7:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Ten aanzien van feit 8:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Ten aanzien van feit 9:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is;
Ten aanzien van dagvaarding II:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en met het in artikel 3 onder C gegeven verbod van de Opiumwet;
Ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
Ten aanzien van feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (VIER) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende voorwaarden:
Bijzondere voorwaarden:
1. Verdachte houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als de reclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt verdachte mee aan huisbezoeken door de reclassering;
2. Verdachte verblijft op FVK van Antes afdeling de Blaak te Rotterdam of een soortgelijke
instelling, zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op en conformeert zich aan de geboden behandeling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
3. Verdachte werkt, indien geïndiceerd, mee aan een plaatsing in een vervolgsetting, zoals een beschermd/begeleid wonen en zal zich aldaar houden aan de geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die aan hem gesteld worden;
4. Verdachte conformeert zich aan een ambulante (vervolg)behandeling bij een forensische
polikliniek of een soortgelijke instelling, na het afronden van klinische opname, ook als dit
inhoudt inname van voorgeschreven medicatie;
5. Verdachte neemt geen contact op met mevr. [slachtoffer 1] , slachtoffer in onderhavige zaak, en zal zich niet in haar directe omgeving begeven;
6. Verdachte zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
7. Verdachte zal niet zonder toestemming van zijn begeleiders en/of de reclassering zijn uren bij school/werk/het dagbestedingtraject veranderen;
8. Verdachte zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend;
9. Verdachte zal zich onthouden van alcohol- en druggebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
10. Verdachte geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt en accepteert hiervoor begeleiding van de MJD van Palier of een soortgelijke instelling;
11. Verdachte zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
12. Verdachte werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde
crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van de FVK of een
soortgelijke instelling;
13. Verdachte werkt mee aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken. Daarnaast worden er binnen het FPT afspraken gemaakt (na een klinisch traject) inzake onder andere tijdelijke crisisopvang
Algemene voorwaarden:
14. Verdachte pleegt geen strafbare feiten;
15. Verdachte geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en verleent hij ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of biedt ter inzage een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht aan;
16. Verdachte geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
17. Tijdens de gehele TBS maatregel is het voor verdachte niet toegestaan om zich buiten het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden te begeven;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen krachtens het bepaalde bij artikel 38, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] , een bedrag van € 15.735,46, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst de vordering voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 15.735,46 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 113 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 3] , een bedrag van € 100,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst vordering voor het overige af;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 100,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 3] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 2 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4] , een bedrag van € 589,99, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 589,99 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 4] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 11 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 5] , een bedrag van € 312,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 312,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 5] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 6 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter,
mr. R.G.C. Veneman, rechter,
mr. A. Dantuma-Hieronymus, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2017.
Mr. Dantuma-Hieronymus en mr. Schreuder zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016143300, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, basisteam Alphen aan den Rijn, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 480).
2.Proces-verbaal aangifte, p. 103-104.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2017.
4.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 177.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 130-132.
6.Proces-verbaal aangifte, p. 119-120.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2017.
8.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 8 maart 2017.
9.Proces-verbaal aangifte, p. 122-123.
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2017.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 228.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 228.
13.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2017.
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015348745, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, basisteam Kaag en Braassem, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 147).
15.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 4-5.
16.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2017.
17.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 31.
18.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 36.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68.
20.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2017.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 106; proces-verbaal van verhoor getuige, p. 110; proces-verbaal van bevindingen, p. 112.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69-70; proces-verbaal sporenonderzoek, p. 93-94; NFI rapport, p. 99-101.
23.Proces-verbaal aangifte, p. 116.
24.Proces-verbaal aangifte, p. 117.
25.Proces-verbaal aangifte, p. 141-143.
26.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2017.