Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het vonnis in incident tot tussenkomst van 3 februari 2016 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van eis in tussenkomst van 16 maart 2016 met producties 1 t/m 12;
- de conclusie van antwoord in tussenkomst van OLE van 4 mei 2016;
- de conclusie van antwoord in tussenkomst van Underwear van 4 mei 2016 met producties 23 t/m 32;
- het tussenvonnis van 25 mei 2016 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de brief van mr. Baltes van 5 september 2016 met productie 33;
- de akte overlegging producties van High Hope van 6 september 2016 met producties 13 t/m 25;
- het proces-verbaal van de op 6 september 2016 gehouden comparitie van partijen;
2.De feiten
purchase orders” verzonden voor partijen mannenondergoed voorzien van RB- en NG-merken, bestemd voor de wintercollectie 2014/2015. Op de formulieren is als datum van aflevering 30 juni 2014 vermeld. Diezelfde afleverdatum staat op pro forma facturen van Hebei die zijn gericht aan Homewear Srl., een zustervennootschap van Underwear. Die facturen zijn gedateerd 6 december 2013 en vermelden de Italiaanse haven Taranto als ‘
port of discharge’. Het bestelde ondergoed is niet in Italië gearriveerd.
bills of ladinggedateerd juli en augustus 2014, behorende bij negen containers met, hoofdzakelijk, mannenondergoed, is High Hope vermeld als
shipper/exporter. De containers zijn vervoerd vanuit Qingdao, China, naar de haven van Rotterdam, in juli en augustus 2014. De gezamenlijke lading van de negen containers, waarvan een belangrijk deel bestaat uit het door Underwear bij Hebei bestelde, van RB- en NG-merken voorziene, mannenondergoed wordt hierna aangeduid als: de goederen. Verscheping vond plaats door transporteurs Cosco Container Lines CO. Ltd en Evergreen Line (hierna tezamen: de transporteurs). Op de
bills of ladingis de Nederlandse vennootschap Transport and Customs Trading B.V. (hierna: TCT) aangeduid als “
consignee”. De bijbehorende “
details packing lists” vermelden eveneens TCT als geadresseerde, terwijl de bij de
bills of ladingbehorende “
commercial invoices” zijn gericht aan Underwear.
DELEGATION OF AUTHORITY FORM
bondedwarehouse te vinden voor de goederen die op dat moment nog in een terminal bij de Rotterdamse haven stonden, aan welk verzoek zij heeft voldaan.
3.Het geschil
the details packing list” en de cognossementen aan TCT (als
consignee). Na aankomst in Rotterdam zijn de goederen in opdracht van High Hope en/of TCT opgeslagen door OLE, die daarna de partij te koop heeft aangeboden en verkocht aan een Nederlands bedrijf, El Toros Benelux BV.
.Dat bedrag omvat tevens door High Hope gederfde winst. Doordat Underwear ten onrechte beslag heeft gelegd, zijn de stallings- en stakosten opgelopen die High Hope heeft moeten. Underwear is aansprakelijk voor de vergoeding daarvan. Deze bedragen tot en met week 37 van 2015 € 172.162,27; dit bedrag dient te worden vermeerderd met de sinds die datum gemaakte kosten.
4.De beoordeling
shipperop de
bills of ladingvermeld is, veroorzaakte schade te vergoeden vanaf het moment van beslaglegging op 22 april 2015, tot aan het moment van de opheffing van het beslag. De stakosten (gesteld op € 141.471,50) zijn gemaakt voordat het beslag is gelegd, zodat deze niet voor vergoeding in aanmerking komen. Hetzelfde geldt voor de opslagkosten die zijn gemaakt voor 22 april 2015. Slechts de stallingkosten vanaf 22 april 2015 zijn een voorzienbaar gevolg van het beslag. Ter onderbouwing van de omvang van die kosten heeft High Hope geen facturen of betalingsbewijzen overgelegd, maar slechts een e-mail van OLE van 8 september 2015 met daarop een overzicht van openstaande facturen met betrekking tot de stalling die nog niet betaald zijn, ter hoogte van € 1.146,80 per week. Niet duidelijk is op welke periode dat overzicht betrekking heeft. Underwear heeft, bij gebrek aan deugdelijke onderbouwing, betwist dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt of verschuldigd zijn. OLE heeft bij conclusie van antwoord in tussenkomst een aantal facturen in het geding gebracht van haar aan IFB, die zien op de verhuur van opslagruimte (Warehouse rent 488 pallets x € 2.25). Het daar genoemde bedrag aan stallingskosten bedraagt € 1.098 per week. Bij het ontbreken van een nadere onderbouwing van de stallingskosten door High Hope – in het bijzonder is van enige gestelde opslag op de stallingskosten die IFB zou berekenen niet gebleken – stelt de rechtbank de bij wijze van schade ten gevolge van het beslag door High Hope geleden en nog te lijden schade vast op € 1.098 per week. Underwear zal worden veroordeeld om dit bedrag aan High Hope te betalen over de duur van het beslag, te weten vanaf week 27/2015 tot en met de week waarin het beslag wordt opgeheven. De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag zal worden toegewezen zoals gevorderd, vanaf de datum van het instellen van de vordering in tussenkomst, dat wil zeggen vanaf 16 maart 2016.