ECLI:NL:RBDHA:2017:2721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
C/09/512839 / HA ZA 16-712
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de geldigheid van octrooi EP 511 en inbreuk door Asus op de octrooirechten van Philips

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Koninklijke Philips N.V. en verschillende Asus-partijen, waaronder Asustek Computer Inc. en Asus Europe B.V. Philips vorderde een verbod op inbreuk op haar octrooi EP 511, dat betrekking heeft op een radiocommunicatiesysteem. De rechtbank oordeelde dat het octrooi nietig was vanwege gebrek aan nieuwheid en inventiviteit, aangezien de kenmerken van het octrooi al openbaar waren in de 3GPP2 standaard. Philips had haar octrooi als essentieel aangemeld voor de UMTS- en LTE-standaarden en stelde dat Asus inbreuk maakte door producten te verkopen die gebruik maakten van deze technologieën. Asus voerde aan dat het octrooi nietig was en dat Philips misbruik maakte van haar machtspositie door geen licentie onder FRAND-voorwaarden aan te bieden. De rechtbank wees de vorderingen van Philips af en vernietigde het Nederlandse deel van EP 511. Tevens werd Philips veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Asus werden begroot op € 220.000,-. De rechtbank verklaarde de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/512839 / HA ZA 16-712
Vonnis van 22 maart 2017
in de zaak van
de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE PHILIPS N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening,
verweerster in het in het exhibitie incident,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk (voorheen mr. L. Ph. J. baron van Utenhove te Den Haag),
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
ASUSTEK COMPUTER INC.,
gevestigd te Taiwan (China),
2. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASUS EUROPE B.V.
gevestigd te Nieuwegein (voorheen Asus Computer Benelux B.V., te Emmen) [1] ,
3. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASUS HOLLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening,
eiseressen in het in het exhibitie incident,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. C. Shannon te Eindhoven.
Partijen worden hierna Philips en (gezamenlijk) Asus (vr. ev.) genoemd. Waar relevant worden de Asus-partijen afzonderlijk Asustek, Asus Europe en Asus Holland genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 14 december 2015 waarbij verlof is verleend te dagvaarden volgens de regeling voor de versnelde bodemprocedure in octrooizaken,
- de dagvaarding van 15 december 2015,
- de akte houdende overlegging producties van 15 juni 2015 met producties EP1 t/m 18,
- de conclusie van antwoord, tevens incident ex art. 843a Rv [2] , tevens eis in reconventie van 24 augustus 2016 met producties GP1 t/m 31,
- de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv van 7 september 2016 met producties EP19 t/m 21,
- de akte vermindering eis in incident gedateerd 21 september 2016 van Asus,
- de conclusie van antwoord in reconventie van 19 oktober 2016 met producties EP22 t/m 24,
- de akte houdende overlegging nadere producties gedateerd 30 november 2016 van Asus met producties GP32 t/m 40,
- de e-mail van mr. Van den Broek van 4 december 2016 waarin hij namens partijen een (aangepast) procesregime voorstelt voor deze procedure en de tussen partijen aanhangige VRO [3] -procedures met zaaknummers 514186 en 51519, alsmede de e-mail van 14 december 2016 waarin de rechtbank daarin heeft bewilligd,- de akte houdende wijziging van de grondslag van eis met roldatum 26 januari 2017 van Philips;
- de akte houdende overlegging producties met roldatum 26 januari 2017 van Philips met producties EP25 t/m 35,
- de brief van Asus van 23 december 2016 waarin zij bezwaar maakt tegen het volgens haar tardief inroepen van conclusie 12 van het octrooi door Philips, alsmede de reactie daarop van Philips bij brief van 30 december 2016,
- de akte overlegging reactieve producties met roldatum 26 januari 2017 van Philips, met producties EP36 t/m 38;
- de e-mail van mr. Van den Broek van 10 januari 2017 waarin hij de kostenafspraak tussen partijen als volgt weergeeft: “
Het afgesproken bedrag bedraagt € 320.000,--per procedure, waarvan € 150.000,-- kan worden toegerekend aan de werkzaamheden m.b.t. de geldigheid, € 75.000,-- aan de werkzaamheden m.b.t. de inbreuk, € 70.000,-- aan de werkzaamheden m.b.t. het FRAND-verweer en € 25.000,-- aan de werkzaamheden m.b.t. de inzagevordering ex artikel 843a Rv.”
- de akte overlegging nadere producties van 11 januari 2017 van Asus, met - voor zover relevant - producties GP41 t/m 44 [4]
- het pleidooi dat conform de met partijen gemaakte procesafspraken in twee delen heeft plaatsgevonden, zoals na te melden.
1.2.
Op 26 januari 2017 is gepleit over de geldigheids- en niet FRAND [5] -gerelateerde inbreukaspecten terzake het octrooi EP 1 623 511 (hierna: het octrooi of EP 511). De standpunten zijn voor Philips bepleit door mrs. B.J. van den Broek en G. Theuws, advocaten te Amsterdam en voor Asus door mr. Shannon voornoemd en haar kantoorgenoot
mr. I. Werts, bijgestaan door mr. ir. F.A.T. van Looijengoed, octrooigemachtigde. Partijen hebben pleitnotities overgelegd. Ter zitting heeft de rechtbank Asus’ bezwaar dat Philips zich bij haar inbreukargumentatie te laat op conclusie 12 van het octrooi heeft beroepen toegewezen, zodat Philips’ stellingen dienaangaande in de akte nadere producties EP25 t/m 35 en in haar pleitnota buiten beschouwing worden gelaten. Het door Philips op haar beurt gemaakte bezwaar tegen het door Asus eerst ter zitting gedane beroep op het ontbreken van inventiviteit van conclusie 10 van EP 511 in het licht van document US 6,341,214 is ook toegewezen, zodat de stellingen dienaangaande (pleitnota Asus randnummers 145-146) eveneens buiten beschouwing worden gelaten. Voorts heeft de rechtbank naar aanleiding van door Asus opgeworpen bezwaren ter zitting geoordeeld:
  • dat van de door Philips naar zitting meegenomen, maar in strijd met het VRO-reglement niet aangekondigde partij-deskundigen, dr. F. Shad ter zitting wél als deskundige het woord mag voeren, maar C. Fenton niet, nu Asus op de aanwezigheid van eerstgenoemde deskundige wel, maar laatstgenoemde deskundige niet bedacht hoefde zijn;
  • dat alle door Philips overgelegde deskundigenverklaringen worden toegelaten omdat deze niet in strijd met het VRO-reglement en/of de goede procesorde worden geacht;
  • dat de heer A. Lin, van wie niet bestreden is dat hij alle daartoe benodigde examens heeft behaald, als octrooigemachtigde voor Philips ter zitting het woord mag voeren.
Asus heeft ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat de tussen partijen gemaakte afspraak over de proceskosten betekent dat haar akte vermindering van eis in het incident niet meer aan de orde is, zodat deze geacht wordt niet te zijn genomen.
1.3.
Op 9 maart 2017 is gepleit over het FRAND-verweer van Asus en het daarmee verband houdende incident tot inzage ex artikel 843a Rv (hierna: exhibitie incident). Dit pleidooi heeft gelijktijdig maar niet gevoegd plaatsgevonden met het (FRAND)pleidooi in de zaken met zaaknummers 514186 en 515192. Partijen hebben hun FRAND-standpunten (inclusief die ter zake van het exhibitie incident) doen bepleiten, Philips door mr. Van den Broek voornoemd en mr. M.J.F.M. Dolmans, advocaat en Asus door mrs. W.G.J. Maas en B. Nijhof, advocaten te Eindhoven. Zij hebben daarbij pleitnotities overgelegd.
1.4.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Philips is houdster van octrooien die zij essentieel acht voor de technische standaarden UMTS [6] (3G) en LTE [7] (4G) voor mobiele communicatie. Philips heeft bij de standaardisatie-organisatie ETSI [8] deze octrooien als essentieel aangemeld, en heeft zich er schriftelijk toe verbonden deze octrooien op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende (FRAND) voorwaarden in licentie te geven, overeenkomstig ETSI’s IPR Policy.
2.2.
Bij brief van 21 november 2013 heeft Philips haar UMTS- en LTE-octrooiportfolio en licentieprogramma bij Asus onder de aandacht gebracht, zich daarbij op het standpunt stellend dat Asus diverse mobiele communicatie-apparaten fabriceert of verhandelt die inbreuk maken op één of meer van haar UMTS/LTE-octrooien. Vervolgens hebben diverse besprekingen tussen partijen plaatsgevonden. Bij brief van 21 september 2015 heeft Philips aan Asus een concept-licentieovereenkomst gezonden. Een licentieovereenkomst is niet tot stand gekomen.
2.3.
Eind 2015 is Philips inbreukprocedures gestart bij deze rechtbank ter zake haar octrooien EP 511 (deze zaak), EP 1 440 525 (EP 525) en EP 1 685 659 (EP 659) [9] . Deze octrooien zijn aangemeld als essentieel voor de zogenaamde HSPA [10] -optie binnen de UMTS-standaard, waarmee een snelle dataoverdracht kan worden gerealiseerd (ook wel aangeduid met 3.5G of 3G+).
2.4.
Philips heeft een in het Engels gestelde technische inleiding op de in de octrooien aan de orde zijnde UMTS-technologie overgelegd die als volgt luidt:
UMTS Primer
UMTS history
1. In the early 1990’s, the ‘Global System for Mobile communications’ (GSM)
has been deployed. GSM is one of the second generation (2G) networks for mobile communications. Despite its enormous success, there was a need for a global standard for the next cellular developments which could provide the user with higher data rates.
2. With this in mind, the ‘International Telecommunication Union’ (ITU) started the process of defining concepts for third generation (3G) systems. This was referred to as ‘International Mobile Telecommunications 2000’ (IMT-2000). In order to implement the requirements defined by IMT-2000, in November 1999 the ITU formally adopted specifications for the ‘Universal Mobile Telecommunications System’ (UMTS) developed by 3GPP as part of the IMT-2000 family of standards.
3. Since then, the 3GPP consortium ‘Third Generation Partnership Project’ has been responsible for the maintenance and further evolution of the UMTS specifications. In Europe, the relevant standards organisation is the ‘European Telecommunications Standards Institute’ (ETSI), which is a partner of 3GPP.
4. After the first release of the UMTS Specifications in 1999 (Release 99), a number of further releases followed, including the introduction of ‘High Speed Downlink Packet Access’ (HSDPA) in Release 5 (2002) and ‘High Speed Uplink Packet Access’ (HSUPA) in Release 6 (2004). HSDPA and HSUPA are commonly referred to together as ‘High Speed Packet Access’ (HSPA).
5. The introduction of the HSDPA- and HSUPA-protocols significantly increased the maximum data transmission speeds available, allowing users to download and upload data (such as internet pages and pictures) much more quickly than before.
UMTS network
6. The UMTS network consists of three principal interacting entities: the Core Network (CN), the UMTS Terrestrial Radio Access Network (UTRAN) and the User Equipment (UE).
7. The CN is the entity that interfaces with external networks, including the public phone network, other cellular telecommunications networks and the internet. The UTRAN is the radio access network. It contains base stations (BS) (in UMTS called ‘Node B’s) that are equipped to send and receive radio signals. Via these radio signals, a base station is able to communicate with a mobile station (MS) (in UMTS called ‘User Equipment’ or ‘UE’), such as a mobile telephone. A base station typically serves a particular geographical area, commonly referred to as a “cell” (it may also control more than one cell). The UTRAN also interfaces with the CN and thus forms a “bridge” between the UE and the CN.
8. The UMTS network is schematically shown below:
CDMA
9. In mobile communications systems, such as GSM and UMTS, the uplink and downlink transmissions (i.e. from mobile station to base station and from base station to mobile station, respectively) are typically distinguished by using different radio frequency bands or different timeslots.
10. One of the main differences between GSM and UMTS is the manner in which the transmissions of different mobile stations are distinguished from one another.
11. GSM makes use of ‘Time Division Multiple Access’ (TDMA). In this method, different mobile stations are instructed to “listen” to transmissions from the base station (and send transmissions to the base station) only during different predetermined timeslots. Thus, transmissions associated with different mobile stations are separated in
time.
12. The most wide-spread version of the UMTS-radio interface (often referred to as W-CDMA) uses ‘Code Division Multiple Access’ (CDMA). In CDMA, the transmissions of the different mobile stations occupy the same time slots and the same frequencies, but are separated from one another through the use of
codes. Each mobile station has one or more unique codes (at least within one cell), which enables the mobile station to only “listen” to the transmissions that are specifically intended for this mobile station.
13. CDMA thus allows multiple transmissions on the same frequency and at the same time, which leads to a more flexible use of transmission resources, and in several respects to a simpler implementation than TDMA. Consequently, an important increase in efficiency can be achieved resulting in greater network capacity at a reasonable cost.
UMTS channels
Introduction
14. The radio access network of UMTS (the UTRAN) uses various channels that allow the transmission of data in the
uplinkdirection (from mobile station to base station), in the
downlinkdirection (from base station to mobile station) or in both directions.
15. These channels include
dedicatedchannels and
sharedchannels.
16. A
dedicatedchannel is a channel which is assigned to one specific mobile station:
17. A
sharedchannel may be used by more than one mobile station:
18. Data and control signals are processed by software arranged in layers. Channels are defined for passing data and control signals between the layers. These channels are referred to in the UMTS Specifications as
logicalchannels,
transportchannels and
physicalchannels depending on their level in the hierarchy.
19. The data and control signals to be
transmittedare processed first at the higher layers and passed via the channels to lower layers until finally transmitted via the physical layer of the radio interface. As is illustrated below,
logicalchannels are defined for passing data and control signals within Layer 2 of the software stack. Multiple logical channels are defined for different types of data, such as user data, hi-speed user data, paging control signals, broadcast control signals etc.
20.
Transportchannels are one level lower in the hierarchy and are defined for passing data and control signals to Layer 1 of the software stack. Each transport channel is associated with one or more logical channels and supplements the associated logical channel(s) by adding signals that define the transport requirements, such as error coding and signal quality information.
Physicalchannels are lowest in the hierarchy. A physical channel may be associated with one or more transport channels (some physical channels have no associated higher level channels but only carry low-level signals). For transmitting, a physical channel supplements the associated transport channel(s) by adding signals that define the physical resources for the transmission, such as frequencies, codes, and power level.
21. When
receivinga transmission, the received data and control signals are processed at the lower layers first and passed via the channels to higher layers.
22. A correspondence referred to as “mapping” is established between associated logical channels, transport channels and physical channels so that data transmission can be carried out in accordance with the requirements defined at each level of the hierarchy.
23. Below is an overview of the various logical-, transport- and physical channels and their “mapping”.
UMTS (Release 99)
24. Amongst the physical channels introduced in UMTS (Release 99) are the DPCCH and the DPDCH – which are both “Dedicated Physical Channels” (DPCH) -:

Dedicated Physical Control Channel(DPCCH)
The DPCCH is a dedicated channel that carries
control informationsuch as power control commands, i.e. commands that instruct the mobile station or the base station to increase or decrease its transmission power (see below). Different DPCCHs may be defined for
uplinkand
downlinktransmission. The DPCCH is always configured when a radio connection is established between a mobile station and a base station (i.e. when the mobile station is in contact with a base station). This is even the case when there is no actual data being transmitted (i.e. when the user is not actively using his mobile telephone).

Dedicated Physical Data Channel(DPDCH)
The DPDCH is a dedicated channel that transfers data, such as speech or video data. Different DPDCHs may be defined for transmission in each of the
uplinkand the
downlinkdirections. Unlike the DPCCH, the DPDCH is only configured when actual data transmission occurs between a base station and a mobile station (i.e. when the user is actively using his mobile telephone). In that case, several DPDCHs can be configured at the same time.
HSDPA (Release 5)
25. In 2002, the HSDPA- (“High Speed Downlink Packet Access”) protocol was introduced. HSDPA is a technology for high speed
downloading, i.e. from the base station to the mobile station. The protocol is built onto the existing UMTS technology and is aimed at providing increased data transfer speeds.
26. To enable the increase in data transfer speed, it was vital to make most efficient use of the available network resources, such as transmission frequencies and time. In order to achieve this, a number of additional channels were introduced under the HSDPA-protocol.
27. Most of these newly introduced channels are
sharedchannels. The reason for this is that downloading typically does not involve
continuousdata transmission, but intensive data transmission for a short period of time (
bursty), i.e. only when a mobile station needs new data from a base station (for example, when the user requests to view a webpage on his mobile). Assigning a dedicated channel to each mobile station for such data transmissions would result in inefficient use of the available capacity, hence the use of shared channels.
28. The newly added
sharedphysical channels in HSDPA include:

High Speed Physical Downlink Shared Channel(HS-PDSCH)
The HS-PDSCH is a
downlinkchannel that is shared between multiple mobile stations. The channel is used to transmit data from the base station to the mobile station at a high transmission rate, such as internet pages requested by the mobile station.

Fractional Dedicated Physical Control Channel(F-DPCH)
The F-DPCH is a shared
downlinkchannel that is used by the base station to transmit control information to the mobile station during HSDPA transmission, such as power control commands (see below).

High Speed Shared Control Channel(HS-SCCH)
The HS-SCCH is a shared
downlinkchannel that is used by the base station to transmit control information to the mobile station that is specifically related to HS-PDSCH transmission. The control information includes, for example, information to indicate to a mobile station that it is scheduled to receive data from a base station.
29. Apart from the newly introduced shared channels, Release 5 of the UMTS Specifications also introduced a new
dedicatedchannel, i.e. the HS-DPCCH.

High Speed Dedicated Physical Control Channel(HS-DPCCH)
The HS-DPCCH is a dedicated
uplinkchannel that carries feedback information from a mobile station to a base station. This feedback information includes ACK/NACK signals with respect to a previous HS-PDSCH transmission (see below).
HSUPA (Release 6)
30. In 2004, the HSUPA- (“High Speed Uplink Packet Access”) protocol was introduced. HSUPA is a technology for high speed
uplinktransmission, i.e. from the mobile station to the base station. Like HSDPA, also the HSUPA-protocol is built onto the existing UMTS technology and is aimed at providing increased data transfer speeds. HSUPA allows, for example, faster uploading of pictures or videos made by the user with his mobile telephone.
31. The newly added (physical) channels in HSUPA include the following
dedicatedchannels:

Enhanced Dedicated Physical Data Channel(E-DPDCH):
The E-DPDCH is used to transmit user data to the base station

Enhanced Dedicated Physical Control Channel(E-DPCCH)
The E-DPCCH carries data specifically related to E-DPDCH transmission. The data includes information necessary for a base station to decode the E-DPDCH data.
ARQ system
32. The uplink and downlink transmissions in a wireless communication system, such as UMTS, are susceptible to error introduced during transmission. In order to mitigate the effect of errors in the transmitted data, various error detection/correction mechanisms are used in UMTS. One of these mechanisms is the so-called “Automatic Repeat reQuest” (ARQ) system.
33. In the ARQ system, a mobile station determines whether errors are present in the data packets that it received from a base station and informs the base station accordingly. For this purpose, a mobile station sends a positive-acknowledgement (ACK) signal back to a base station when it has received data from the base station correctly. On the other hand, it sends a negative-acknowledgement (NACK) signal to the base station when it did not receive the data correctly. This allows all or some of the packet contents to be re-transmitted, which enables correction of the erroneous data.
Transmit power control
34. Power control relates to the power with which radio signals are being sent in a wireless communication system. Power control is performed on the signals in the uplink direction and on the signals in the downlink direction.
Uplink power control
35. It is important that a base station receives signals from all mobile stations in the cell at approximately the same power level regardless of their respective distances from the base station. Otherwise, the signal from a mobile station that is relatively far away from the base station may be “swamped” by the signal from a mobile station that is closer to the base station.
36. This is shown in the diagram below, in which mobile station A is relatively far away from the base station and mobile station B is closer to the base station. Without power control the risk exists that the signal from mobile station A is “swamped” by the signal from mobile station B.
37. This is of particular relevance in UMTS. As explained above, UMTS allows more than one mobile station to communicate with a base station on the same frequency and at the same time. Signals from different mobile stations are thus more likely to interfere with each other.
38. Against this background, it is of importance to control the transmit power of each mobile station in order to limit this undesirable interference.
39. In order to achieve this, the base station measures the power level of the signal that it receives from the mobile station and instructs the mobile station to adjust its power level, i.e. to
reduceor to
increaseits transmission power (see diagram above). The instruction is typically provided in the form of a “Transmit Power Control” (TPC) command, which in the case of uplink power control, is sent by the base station to the mobile station via a downlink control channel.
Downlink power control
40. Also with respect to downlink transmissions, the power level should be controlled effectively. On the one hand, the transmission power should be strong enough for the mobile station to be able to decode the received signal. On the other hand, the transmission power of the signal sent by the base station should not be too high, as this may cause interference in neighbouring cells. See the diagram below:
41. To this end, the mobile station measures the signal received from the base station. Also here, the instruction to increase or decrease the power level is typically provided in the form of a “Transmit Power Control” (TPC) command. To control the downlink power, the TPC command is sent by the mobile station to the base station via an uplink control channel.
EP 511
2.5.
EP 511 met de titel “Communication System”, is verleend op 7 maart 2007 op een aanvraag van 20 april 2004, met een beroep op prioriteitsdatum 3 mei 2003 van GB 0310289. Het octrooi kent 44 conclusies, waarvan de onafhankelijke conclusie 1 en de daarvan afhankelijke conclusies 2 tot en met 22 zien op een radio station, onafhankelijke conclusie 23 op een radio systeem en onafhankelijke conclusie 24 en de daarvan afhankelijke conclusies 25 tot en met 44 betrekking hebben op een werkwijze. Conclusies 1, 9, 10, 19, 23, 24, 32, 33 en 41 van EP 511 luiden in de oorspronkelijke Engelse taal:
1. A radio station (100) comprising transmitter means (110) for transmitting over a channel in a predetermined time period (0 to
tF) a data block comprising information symbols (
I) and parity check symbols (
C) and control means (150) responsive to an indication of a reduction in channel quality according to a first criterion for decreasing the data transmit power and responsive to an indication within the predetermined time period of an increase in channel quality according to a second criterion for increasing the data transmit power.
9. A radio station as claimed in any of claims 1 to 8, wherein the indication of a reduction in channel quality according to the first criterion is an indication to increase transmit power above a predetermined threshold (
P2).
10. A radio station as claimed in claim 9, wherein the indication to increase transmit power is a received command.
19. A radio station as claimed in any preceding claim, wherein the transmission of the data block takes place on a plurality of data signals simultaneously, and the decrease and increase in data transmit power takes place on at least one of the data signals.
23. A radio communication system comprising at least one radio station (100) as claimed in any of claims 1 to 21.
24. A method of operating a radio communication system (100, 200), comprising, at a first radio station (100), transmitting (500) over a channel in a predetermined time period (510, 550) to a second radio station (200) a data block comprising information symbols (
I) and parity check symbols (
C), and, in response to an indication of a reduction in channel quality according to a first criterion (520), decreasing the data transmit power (530) and, in response to an indication within the predetermined time period (550) of an increase in channel quality according to a second criterion (560), increasing the data transmit power (570).
32. A method as claimed in any of claims 24 to 31, wherein the indication of a reduction in channel quality according to the first criterion is an indication to increase transmit power above a predetermined threshold (
P2).
33. A method as claimed in claim 32, wherein the indication to increase transmit power is a received command.
41. A method as claimed in any of claims 24 to 40, wherein the transmission of the data block takes place on a plurality of data signals simultaneously, and the decrease and increase in data transmit power takes place on at least one of the data signals.
2.6.
In de onbestreden Nederlandse vertaling luiden deze conclusies:
1. Radiostation (100) dat zendmiddelen (110) omvat voor het over een kanaal verzenden van een datablok in een vooraf vastgestelde tijdperiode (0 tot
tF), welk datablok informatiesymbolen (
I) omvat en pariteitchecksymbolen (
C), en regelmiddelen (150) die reageren op een aanwijzing van een teruggang in kanaalkwaliteit volgens een eerste criterium voor het reduceren van het datazendvermogen en die reageren op een aanwijzing binnen de vooraf vastgestelde tijdperiode van een verhoging in kanaalkwaliteit volgens een tweede criterium voor het verhogen van het datazendvermogen.
9. Radiostation volgens een van de conclusies 1 tot en met 8, waarin de aanwijzing van een teruggang in kanaalkwaliteit volgens het eerste criterium een aanwijzing is om het zendvermogen boven een vooraf vastgestelde drempel (
P2) te verhogen.
10. Radiostation volgens conclusie 9, waarin de aanwijzing om het zendvermogen te verhogen een ontvangen commando is.
19. Radiostation volgens een van de voorgaande conclusies, waarin de verzending van het datablok tegelijk plaatsvindt op een aantal datasignalen, en de verlaging en verhoging in datazendvermogen plaatsvindt van ten minste een van de datasignalen.
23. Radiocommunicatiesysteem omvattende ten minste een radiostation (100) volgens een van de conclusies 1 tot en met 21.
24. Methode voor het werken met een radiocommunicatiesysteem (100, 200), omvattende in een eerste radiostation (100) het verzenden (500) over een kanaal in een vooraf vastgestelde tijdperiode (510, 550) aan een tweede radiostation (200) een datablok dat informatiesymbolen (
I) en pariteitchecksymbolen (
C) bevat en, in reactie op een aanwijzing van een teruggang in kanaalkwaliteit volgens een eerste criterium (520), het verminderen van het datazendvermogen (530) en, in reactie op een aanwijzing binnen de vooraf vastgestelde tijdperiode (550) van een verhoging van kanaalkwaliteit volgens een tweede criterium (560), het verhogen van het datazendvermogen (570).
32. Methode volgens een van de conclusies 24 tot en met 31, waarin de aanwijzing van een teruggang in kanaalkwaliteit volgens het eerste criterium een aanwijzing is om het zendvermogen tot boven een vooraf vastgestelde drempel (
P2) te verhogen.
33. Methode volgens conclusie 32, waarin de aanwijzing om het zendvermogen te verhogen een ontvangen commando is.
41. Methode volgens een van de conclusies 24 tot en met 40, waarin de verzending van het datablok tegelijk plaatsvindt op een aantal datasignalen, en het verhogen en verlagen van het zendvermogen plaatsvindt op ten minste een van de datasignalen.
2.7.
In de beschrijving van EP 511 is onder meer opgenomen:
[0021]Referring to Figure 1 there is shown a radio communication system 300 comprising a first radio station 100 and a second radio station 200. One of the first and second radio stations 100, 200 may be, for example, a portable telephone and the other a base station in a mobile phone network. The radio system 300 may comprise a plurality of the first radio stations 100 and/or the second radio stations 200. The first radio station 100 comprises a transmitter means 110 and a receiving means 120. An output of the transmitter means 110 and an input of the receiving means 120 are coupled to an antenna 130 by a coupling means 140, which may be for example a circulator or a changeover switch. Coupled to the transmitter means 110 and receiving means 120 is a control means 150, which may be for example a processor. The second radio station 200 comprises a transmitter means 210 and a receiving means 220. An output of the transmitter means 210 and an input of the receiving means 220 are coupled to an antenna 230 by a coupling means 240, which may be for example a circulator or a changeover switch. Coupled to the transmitter means 210 and receiving means 220 is a control means 250, which may be for example a processor. Transmission from the first radio station 100 to the second radio station 200 takes place on a first channel 160 and transmission from the second radio station 200 to the first radio station 100 takes place on a second channel 260. In the following description it is assumed that the transmissions use spread spectrum techniques such that signals are spread using a spreading code, and data and control signals may be transmitted simultaneously with different spreading codes. However, such an assumption is not essential to the invention.
(…)
[0027]The first criterion, for determining when the data transmit power decrease to level
P1occurs, may take one of many forms. Some examples are:
(…)
e) receipt of a TPC command which, if obeyed, would increase transmit power or short term mean transmit power above a predetermined transmit power level
P2.
(…)
[0034]The second criterion, for determining when to increase the transmit power and if appropriate resume the full tracking of the variations in channel quality by the transmit power level, may take one of several forms. Some examples are as follows:
(…)
c) if a control signal is transmitted with varying power to continue to track the changes in channel quality while the transmit power of the data is decreased, increase the transmit power of the data when the control signal power falls to or below its value when the first criterion was met;
c) if a control signal is transmitted at a constant level while the transmit power of the data is decreased, increase the transmit power of the data on receipt of a TPC command to decrease transmit power or on receipt of a predetermined number of TPC commands to decrease transmit power within a further predetermined time period. In this latter case, while the prevailing channel quality is poor and the second criterion is not met, the second radio station 200 will, based on quality measurements on the control signal transmitted by the first radio station 100, transmit TPC commands requesting the first radio station 100 to increase its transmit power level, which the first radio station will not obey. During this period the second radio station 200 may reduce the rate at which the TPC commands are transmitted.
(…)
[0054]In the example illustrated in Figure 4, the first criterion is met when the channel quality falls below a predetermined level, and the second criterion is met when the channel quality increases above the same predetermined level. However these two levels need not be identical.
2.8.
Bij EP 511 horen onder meer de volgende figuren:
2.9.
Philips heeft in aanvulling op de UMTS-primer (r.o. 2.4), in randnummers 10 t/m 24 van de dagvaarding, de navolgende toelichting gegeven op de in EP 511 neergelegde techniek:
“10. De figuur [figuur 1 hierboven, Rb] toont een communicatiesysteem 300 met (linksboven) een eerste radiostation 100 (bijv. een mobiel station) dat door middel van radiosignalen communiceert met (rechtsonder) een tweede radiostation 200 (bijv. een basisstation). Via een eerste kanaal 160 worden radiosignalen verzonden van het mobiele station naar het basisstation (
uplink) en via een tweede kanaal 260 worden radiosignalen verzonden van het basisstation naar het mobiele station (
downlink) (vgl. het Octrooi, kolom 3 regel 55-kolom 4, regel 29 [dat is [0024] hierboven, Rb].
11. De geoctrooieerde uitvinding heeft betrekking op
power control(vermogensbesturing) van de radiosignalen, d.w.z. op de besturing van het vermogen (of de sterkte) waarmee radiosignalen in het communicatiesysteem worden verzonden. Vermogensbesturing kan zowel plaatsvinden met betrekking tot het signaal dat door een mobiel station (
uplink) aan een basisstation wordt verzonden, als met betrekking tot het signaal dat door een basisstation (
downlink) aan een mobiel station wordt verzonden. Hier zal de vermogensbesturing worden besproken van de
uplink-signalen.
12. De door een mobiel station aan een basisstation verzonden
uplink-signalen dienen voldoende vermogen te hebben voor een goede ontvangst van het signaal door het basisstation, waardoor de foutmarge in de ontvangen data zo klein mogelijk blijft. Anderzijds dient het vermogen van deze
uplink-signalen niet te hoog te zijn om interferentie met zwakkere signalen van andere mobiele stations te voorkomen.
13. Er moet dus een evenwicht in signaalsterkte worden gevonden. Dat is (onder meer) van belang in het UMTS-systeem, omdat transmissies daarin plaatsvinden op dezelfde frequentie en in hetzelfde tijdslot, en slechts van elkaar kunnen worden onderscheiden door het gebruik van verschillende codes.
14. Voor het bereiken van dit evenwicht, was het op de prioriteitsdatum van het Octrooi bekend om de vermogensbesturing van de
uplink-transmissie in een gesloten lus te doen plaatsvinden (
“uplink closed loop power control”). Dit werkte in hoofdlijnen als volgt:
  • het mobiele station zendt aan het basisstation een zgn. ‘pilootsignaal’ (
  • het basisstation meet de kwaliteit van het ontvangen pilootsignaal (te sterk/te zwak?);
  • op basis van deze meting, stelt het basisstation een vermogensbesturingscommando op (
  • het basisstation zendt het TPC-commando vervolgens aan het mobiele station;
  • op basis van het ontvangen TPC-commando past het mobiele station het vermogen van de transmissie naar het basisstation aan [voetnoot, Rb]
15. Dit wordt in het Octrooi uitgelegd in kolom 1, regels 29-42:
“In closed-loop power control schemes, a second transceiver station[bijv. een basistation; adv.]
measures the quality of a signal received from a first transceiver station[bijv. een mobiel station; adv.]
and then issues TPC commands to the first transceiver station to either raise or lower its transmit power as appropriate. [..] Typically the measurement of signal quality is made on a pilot signal transmitted in multiplex with the desired information signal. The TPC commands may be binary ones and zeros corresponding respectively to “increase’ or “decrease” power.”
16. In dit conventionele systeem geldt dat naarmate de kanaalkwaliteit
verslechtert, het transmissievermogen op basis van de TPC commando’s wordt
verhoogd– om aldus de slechte kwaliteit van het
uplink-kanaal te compenseren –. Anderzijds, wanneer de kanaalkwaliteit
verbetert, wordt in dit conventionele systeem het transmissievermogen op basis van de TPC commando’s
verlaagd. Deze inverse relatie tussen kanaalkwaliteit en transmissievermogen wordt getoond in Figuur 2 (kanaalkwaliteit) en Figuur 3 (transmissievermogen) van het Octrooi:
[figuur 2 en 3, zie hiervoor, Rb]
17. Vgl. tevens het Octrooi, kolom 1, regels 42-47:
“Figure 2 is a graph illustrating the variation in channel quality as a function of time without any transmit power control, and Figure 3 is a graph illustrating the correspondinginverse variation in transmit powerthat would be provided by a perfect TPC scheme to maintain a constant signal quality.”[onderstreping toegevoegd; adv.]
18. Het nadeel van een dergelijk systeem is dat toepassing hiervan kan resulteren in een te hoog energieverbruik door het mobiele station en dat dit interferentie met de signalen van andere gebruikers kan veroorzaken. Vgl. het Octrooi, kolom 1, regel 57 – kolom 2, regel 5:
“One problem with the TPC schemes described above is that power consumption of the transmitter increases when channel conditions are poor, and therefore the schemes may not be power efficient. Another problem is that the increase in transmitted power increases the interference to other users, which can degrade system efficiency.”
19. Het Octrooi beoogt hiervoor een oplossing te bieden.
20. Kort gezegd, stelt het Octrooi daartoe een radiostation (zoals een mobiel station) onder bescherming dat is uitgerust met middelen voor het verzenden van data (“
a data block comprising information symbols and parity check symbols”, vgl. kolom 12, regels 43-44) en dat bij
verslechteringvan de kanaalkwaliteit (zoals bijvoorbeeld door het basisstation wordt aangegeven via de TPC-commando’s), het datazendvermogen niet
verhoogtmaar juist
verlaagt, wanneer aan een
eerste criteriumvoor het verlagen van het zendvermogen wordt voldaan. Bij een
verbeteringvan de kanaalkwaliteit, gaat het radiostation vervolgens over tot een
verhogingvan het datazendvermogen, wanneer het heeft vastgesteld dat is voldaan aan een
tweede criteriumvoor het verhogen van het zendvermogen. Vgl. het Octrooi, kolom 2, regels 16-26:
“According to a first aspect of the invention there is provided a radio system comprising transmitter means for transmitting over a channel in a predetermined time period a data block comprising information symbols and parity check symbols and control means responsive to an indication of a reduction in channel quality according to a first criterion for decreasing the data transmit power and responsive to an indication within the predetermined time period of an increase in channel quality according to a second criterion for increasing the data transmit power.”
21. Een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding is weergegeven in Figuur 4 van het Octrooi:
[figuur 4, zie hiervoor, Rb]
22. In dit voorbeeld is te zien dat het datazendvermogen vanaf tijdstip 0 tot tijdstip t1, net zoals in Figuur 3, invers varieert ten opzichte van de kanaalkwaliteit (zoals weergegeven in Figuur 2): nadat het datazendvermogen eerst vermindert (invers aan de verbetering van de kanaalkwaliteit), neemt het vervolgens steeds meer toe (invers aan de verslechtering van de kanaalkwaliteit). Op tijdstip t1 bereikt het datazendvermogen niveau P2. In het radiostation (mobiele station) volgens Figuur 4 is P2 geselecteerd als het maximale zendvermogen. In plaats van het transmissievermogensniveau verder te verhogen corresponderend met de toenemende verslechtering van de kanaalkwaliteit (vgl. Figuur 2), verlaagt het mobiele station na het bereiken van niveau P2 (in dit voorbeeld het
eerstecriterium volgens conclusie 1) het datazendvermogen tot niveau P1.
23. Wanneer na verbetering van de signaalkwaliteit vervolgens wordt voldaan aan een
tweedecriterium voor het verhogen van het transmissievermogen, verhoogt het mobiele station het zendvermogen weer. In het voorbeeld van Figuur 4 gebeurt dit op tijdstip t2.
24. Door na het voldoen aan het eerste criterium - en het verlagen van het datazendvermogen (in Figuur 4 tot niveau P1) -, voort te gaan met het verzenden van een besturingssignaal (“control signal”), kan het basisstation de kanaalkwaliteit blijven beoordelen en kan het op basis van de metingen van dit signaal, TPC-commando’s aan het mobiele station blijven verzenden. Aldus kan het basisstation ook na het bereiken van het eerste criterium veranderingen van de kanaalkwaliteit blijven volgen, en kan het mobiele station aan de hand van de op basis hiervan verzonden TPC commando’s vaststellen wanneer aan een tweede criterium is voldaan voor het verhogen van het datazendvermogen. Vgl. bijvoorbeeld kolom 7, regels 15-25 van het Octrooi:

During operation of the first radio station 100 after decreasing the transmit power following the first criterion being met, and before the second criterion is met, any control signal transmitted by the first station 100 may be [..] continued with varying power to continue to track the changes in channel quality to some extent [..]”
2.10.
In haar pleitnota (randnrs. 12 en 13) heeft Philips aan deze toelichting toegevoegd:
12. Het Octrooi voorziet dus in een
tijdelijke uitzonderingop het reguliere vermogensbesturingsschema volgens de stand der techniek. Die uitzondering voorkomt dat een mobiel station bij een steeds verslechterende kanaalkwaliteit met een excessief transmissievermogen gaat verzenden. Daartoe wordt door de regelmiddelen in het mobiele station een eerste resp. tweede criterium toegepast, voor het verlagen resp. verhogen van het datazendvermogen.
13. Dit is ook precies hoe ASUS de uitvinding verwoordt in de Conclusie van Antwoord. Vgl. de paragrafen 267-270, waarvan de belangrijkste passages als volgt luiden:
“267. Volgens paragraaf [0006] van het Octrooi kennen de in de stand van de techniek bekende schema’s enkele problemen. Deze schema’s zijn mogelijk niet efficiënt qua vermogen doordat het vermogensverbruikaltijd toeneemtwanneer de kanaalkwaliteit slecht is.[..]
269.[..]
In plaats van het datazendvermogensteeds verder te verhogenals de kanaalkwaliteitverder verslechtert, stelt het Octrooi voordat de regelmiddelen van het radiostation in reactie op een aanwijzing van een teruggang in de kanaalkwaliteit volgens een eerste criterium het datazendvermogen verlagen.”[..]
270. Het in het Octrooi geclaimde radiostation is dus zo ingericht dat hetvan tijd tot tijdmet een verlaagd datazendvermogen werkt, namelijk gedurende de tijdsperioden waarin de kanaalkwaliteit toch al relatief slecht is. Het datazendvermogen wordt dan vervolgens weer verhoogd, zodra blijkt dat de kanaalkwaliteit weer verbeter[t].”[nadruk en onderstreping toegevoegd; adv.]
2.11.
De CDMA2000 Standaard is een mobiele telefonie standaard die met name in Amerika en delen van Azië en Afrika wordt toegepast en die wordt gepubliceerd door de standaardisatie organisatie 3GPP2. In het tot deze standaard behorende document 3GPP2 C.S0002 versie 3.0 van 15 juni 2001 (hierna: de 3GPP2 standaard) is onder meer het navolgende opgenomen.
2.11.1.
Op blz. 1-4 wordt een definitie gegeven van het Forward CDMA Channel, waarmee een basisstation met het mobiel station communiceert:
37
Forward CDMA Channel.A CDMA Channel from a base station to mobile stations. The
38 Forward CDMA Channel contains one or more code channels that are transmitted on a
39 CDMA frequency assignment using a particular pilot PN offset.
2.11.2.
Van het Forward CDMA Channel is op blz. 3-6 onderstaande figuur gegeven:
2.11.3.
Op blz. 1-9 wordt een definitie gegeven van het Reverse CDMA Channel, waarmee een mobiel station met een basisstation communiceert:
32
Reverse CDMA Channel.The CDMA Channel from the mobile station to the base station.
33 From the base station’s perspective, the Reverse CDMA Channel is the sum of all mobile
34 station transmissions on a CDMA frequency assignment.
2.11.4.
De structuur van het Reverse CDMA Channel is weergegeven op blz. 2-56 en 2-57:
3 2.1.3.1.1
Channel Structures
4 The assignment of the code channels transmitted by a mobile station is shown in Figure
5 2.1.3.1.1-1.
2.11.5.
De 3GPP2 standaard vermeldt over de in bovenstaande figuur genoemde “Reverse Fundamental Channel” op blz. 2-157, r. 36-38:
The data rate and frame duration on a Reverse Fundamental Channel within a radio configuration shall be selected on a frame-by-frame basis.
2.11.6.
De 3GPP2 standaard vermeldt over de rechts in bovenstaande figuur weergegeven “0 to 2 Reverse Supplemental Channels” onder meer:
- Blz. 1-10, paragraaf 1.1 “Terms”:
16
Reverse Supplemental Channel.A portion of a Radio Configuration 3 through 6 Reverse
17 Traffic Channel which operates in conjunction with the Reverse Fundamental Channel or
18 the Reverse Dedicated Control Channel in that Reverse Traffic Channel to provide higher
19 data rate services, and on which higher-level data is transmitted.
- Blz. 2-166, paragraaf 2.1.3.8 “Reverse Supplemental Channel”:
11
The Reverse Supplemental Channel applies to Radio Configurations 3 through 6 only.
12 The Reverse Supplemental Channel is used for the transmission of user information to the
13 base station during a call. The Reverse Traffic Channel contains up to two Reverse
14 Supplemental Channels.
- Blz. 2-167, paragraaf 2.1.3.8.2 “Reverse Supplemental Channel Frame Structure”:
11 Tables 2.1.3.8.2-1 through 2.1.3.8.2-3 summarize the Reverse Supplemental Channel bit
12 allocations. All frames shall consist of zero or one Reserved Bits followed by the information
13 bits, a frame quality indicator (CRC), and eight Encoder Tail Bits, as shown in Figure
14 2.1.3.8.2-1.
- Blz. 2-170 (zelfde paragraaf):
- Blz. 2-174, paragraaf 2.1.3.8.10 “Reverse Supplemental Channel Transmission Processing”:
6 When the Physical Layer receives a
Transmit SCH Requestfrom the MAC Layer, the mobile
7 station shall perform the following:
(…)
10 • If SDU is not equal to NULL, transmit a Reverse Supplemental Channel frame of
11 duration FRAME_DURATION (20, 40, or 80 ms) at a data rate of FRAME_RATE.
2.11.7.
De 3GPP2 standaard vermeldt over het
uplinkzendvermogen (van mobiel station naar basisstation) en de besturing daarvan, onder meer:
- Blz. 3-92, paragraaf 3.1.3.1.10 “Forward Power Control Subchannel”:
9 A Forward Power Control Subchannel is transmitted only on the Forward Fundamental
10 Channel or on the Forward Dedicated Control Channel.
11 When the mobile station is not operating in the gated transmission mode, the subchannel
12 shall transmit at a rate of one bit (‘0’ or ‘1’) every 1.25 ms (i.e., 800 bps).
(…)
21 A ‘0’ bit shall indicate to the mobile station that it is to increase the mean output power
22 level, and a ‘1’ bit shall indicate to the mobile station that it is to decrease the mean output
23 power level. The amount that the mobile station increases or decreases its power for every
24 power control bit is specified in 2.1.2.3.2.
- Blz. 3-93 (zelfde paragraaf):
5 The base station receiver shall estimate the received signal strength of the particular mobile
6 station to which it is assigned over a 1.25 ms period. The base station receiver shall use the
7 estimate to determine the value of the power control bit (‘0’ or ‘1’). The base station shall
8 transmit the power control bit on the Forward Fundamental Channel or on the Forward
9 Dedicated Control Channel using the puncturing technique described below.
- Blz. 2-34, paragraaf 2.1.2.1 “Maximum Output Power”:
13 The mobile station shall be capable of transmitting at the minimum specified power level
14 when transmitting only on the Access Channel, Enhanced Access Channel, Reverse
15 Common Control Channel, or Reverse Fundamental Channel and when commanded to
16 maximum output power. The output power may be lower when transmitting on more than
17 one of the following: Reverse Dedicated Control Channel, Reverse Fundamental Channel,
18 Reverse Supplemental Channel, or Reverse Supplemental Code Channel. The mobile
19 station shall not exceed the maximum specified power levels under any circumstances.
-
Blz. 2-46, paragraaf 2.1.2.3.2 “Closed Loop Output Power”:
10 For closed loop correction on the Reverse Traffic Channel (with respect to the open loop
11 estimate), the mobile station shall adjust its mean output power level in response to each
12 valid power control bit (see 3.1.3.1.10) received on the Forward Fundamental Channel or
13 the Forward Dedicated Control Channel.
- Blz. 2-47 (zelfde paragraaf):
26 For the Reverse Traffic Channel with Radio Configuration 3 through 6, if the mobile station
27 is unable to transmit at the requested output power level, it shall reduce the data rate on
28 the Reverse Fundamental Channel, or reduce the transmission power or terminate
29 transmission on at least one of the following code channels that are active: the Reverse
30 Fundamental Channel, the Reverse Supplemental Channels, or the Reverse Dedicated
31 Control Channel. The mobile station shall perform this action not later than the 20 ms
32 frame boundary occurring no later than 40 ms after determining that the mobile station is
33 unable to transmit at the requested output power level. The mobile station should attempt
34 to reduce the transmission power, the data rate, or terminate transmission first on the code
35 channel with the lowest priority. The mobile station shall transmit at the commanded
36 output power level on the Reverse Pilot Channel.
- Blz. 2-49, paragraaf 2.1.2.3.3.2 “Code Channel Output Power for Reverse Traffic Channel with Radio Configuration 3, 4, 5, or 6”:
- Blz. 2-53 (zelfde paragraaf):
2.12.
In specificatie 3GPP TS 25.214 version 6.11.0 Release 6 (2006-12)/ ETSI TS 125 214 V6.11.0 (2006-12) (hierna TS 125 214) wordt in hoofdstuk 5 (“Power control”) de vermogensbesturing binnen onder meer het HSUPA-protocol beschreven. In paragraaf 5.1.2.6 “Maximum and minimum power limits” staat onder meer:
2.13.
Philips heeft ten behoeve van de onderhavige procedure een hulpverzoek geformuleerd waarop zij in conventie en reconventie een beroep doet. In het hulpverzoek is aan de laatste zin van conclusie 1 van EP 511 het volgende kenmerk toegevoegd
“wherein, during operation, after decreasing the transmit power following the first criterion being met and before the second criterion is met, the radio station continues to transmit a control signal with varying power to continue to track changes in channel quality to some extent.”
Aan conclusie 24 is een nagenoeg gelijkluidend kenmerk toegevoegd. De overige conclusies zijn ongewijzigd gebleven.

3.Het geschil

in conventie in de hoofdzaak en in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening

3.1.
Philips vordert samengevat - zowel provisioneel als in de hoofdzaak -
i) een verbod op betrokkenheid van Asus bij (directe en/of indirecte) inbreuk op EP 511
en voorts in de hoofdzaak ii) een verklaring voor recht dat de producten van Asus met HSUPA functionaliteit (hierna: Asus-producten) onder de beschermingsomvang van EP 511 vallen, iii) een bevel tot het doen van opgave van de afnemers van Asus-producten
iv) een bevel tot het sturen van een nader omschreven rectificatiebrief aan deze afnemers, alsmede v) een bevel tot vernietiging van (promotiemiddelen voor) Asus-producten, vi) veroordeling van Asus tot vergoeding van bij staat op te maken schade en/of tot afdracht van door Asus genoten winst, vermeerderd met wettelijke rente vii) een bevel tot het afleggen van rekening en verantwoording over de winst viii) veroordeling van Asus tot het betalen van een dwangsom bij niet-nakoming van het hiervoor bedoelde verbod - zowel provisioneel als in de hoofdzaak - en bij niet-nakoming van voornoemde bevelen, met veroordeling van Asus in de op de voet van artikel 1019h Rv te begroten proceskosten in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening en in de hoofdzaak, met uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis.
3.2.
Philips legt aan haar vorderingen samengevat ten grondslag dat Asus, door het in Nederland aanbieden van mobiele telefoons, smartphones en tablets die voldoen aan het HSUPA-protocol van de UMTS-standaard, inbreuk maakt op de conclusies 1, 9, 10 en 19 en indirecte inbreuk op conclusies 23, 24, 32, 33 en 41 van EP 511
,subsidiair op deze conclusies volgens het hulpverzoek, nu die conclusies in dat protocol van de UMTS-standaard worden toegepast.
3.3.
Asus voert gemotiveerd verweer. Zij stelt samengevat dat van inbreuk geen sprake kan zijn omdat EP 511 zoals verleend nietig is vanwege een gebrek aan nieuwheid althans inventiviteit, de conclusies volgens het hulpverzoek evenmin nieuw zijn en daarnaast onduidelijkheden en toegevoegde materie bevatten, dat Philips de inbreuk voorts niet heeft bewezen dan wel onvoldoende heeft onderbouwd en dat - zelfs als het voorgaande anders zou zijn - Philips geen verbodsvordering en vorderingen tot recall en vernietiging toekomen, omdat Philips als SEP [11] -houder misbruik maakt van haar machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU [12] door Asus geen licentie onder FRAND-voorwaarden aan te bieden.
in conventie in het exhibitie incident
3.4.
Ter staving van het verweer dat Philips’ licentie-aanbod niet FRAND is, vordert ASUS samengevat dat haar toestemming wordt verleend tot het op een nader omschreven wijze verkrijgen van inzage in, afschrift en/of uittreksel van (licentie)overeenkomsten die Philips met betrekking tot het octrooi met andere partijen heeft gesloten (de “Bescheiden” genoemd in randnummer 455 van de conclusie van antwoord), een en ander met veroordeling van Philips in de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv, vermeerderd met wettelijke rente.
3.5.
Asus legt hieraan ten grondslag dat zij op grond van artikel 843a Rv recht heeft op de gevorderde exhibitie, omdat zij i) de Bescheiden nodig heeft om met zekerheid vast te stellen of het aanbod van Philips discriminerend is, zoals zij vermoedt, ii) het gaat om een nauwkeurig bepaalde groep van bestaande documenten en iii) er gelet op de tussen Philips en Asus aanhangige procedure, het onrechtmatig handelen van Philips en haar misbruik van machtspositie, sprake is van een voor de inzage vereiste rechtsbetrekking. Primair verzoekt Asus de gevraagde stukken, met inachtneming van enkele maatregelen om de vertrouwelijkheid te garanderen, aan haar af te geven, subsidiair aan een onafhankelijke derde.
3.6.
Philips voert gemotiveerd verweer.
in reconventie
3.7.
Op grond van haar stelling dat EP 511 nietig is, vordert Asus dat de rechtbank bij zoveel mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, het Nederlands deel van EP 511, althans conclusies 1, 9, 10, 19, 23, 24, 32, 33 en 41 daarvan vernietigt [13] , met veroordeling van Philips in de proceskosten begroot op de voet van artikel 1019h Rv, vermeerderd met wettelijke rente.
3.8.
Philips voert gemotiveerd verweer.
3.9.
Op de stellingen van partijen in conventie en reconventie wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

geldigheid van EP 511

4.1.
Aan haar standpunt dat het Nederlandse deel van EP 511 ongeldig is, legt Asus in de eerste plaats ten grondslag dat de conclusies waarop Philips de inbreuk baseert, geopenbaard zijn in de op de prioriteitsdatum tot de stand van de techniek behorende 3GPP2 standaard, zodat deze niet nieuw zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is dat juist, zoals hierna te bespreken.
4.2.
Conclusie 1 van EP 511 zoals verleend kan in navolging van Philips worden onderverdeeld in de volgende kenmerken [14] :
1. Radiostation (100) dat zendmiddelen (110) omvat voor het over een kanaal verzenden van een datablok in een vooraf vastgestelde tijdperiode (0 tot
tF), welk datablok informatiesymbolen (
I) omvat en pariteitchecksymbolen (
C), en
2. regelmiddelen (150) die reageren op een aanwijzing van een teruggang in kanaalkwaliteit volgens een eerste criterium voor het reduceren van het datazendvermogen en
3. die reageren op een aanwijzing binnen de vooraf vastgestelde tijdperiode van een verhoging in kanaalkwaliteit volgens een tweede criterium voor het verhogen van het datazendvermogen
4.3.
Niet in geschil is dat de 3GPP2 standaard een radiostation volgens kenmerk 1 openbaart. Asus heeft in dit verband, met verwijzing naar de in r.o. 2.11.3, 2.11.4 en 2.11.6 weergegeven onderdelen van de 3GPP2 standaard, onweersproken aangevoerd dat daarin een mobiel radiostation wordt geopenbaard met een Reverse Supplemental Channel waarover een datablok (framestructure) wordt verzonden dat informatiesymbolen (information bits) en pariteitchecksymbolen [15] (CRC) omvat en waarvan verzending binnen een vooraf bepaald tijdsperiode (frameduur) plaatsvindt, namelijk 20, 40 of 80 ms.
4.4.
Bij de beoordeling van de vraag of de 3GPP2 standaard ook de kenmerken 2 en 3 openbaart, wordt het volgende voorop gesteld.
4.4.1.
Vaststaat dat op de prioriteitsdatum tot de stand van de techniek behoorde de besturing van het uplink zendvermogen in een gesloten lus-systeem, als onbestreden uiteengezet door Philips in randnummer 14-16 van de dagvaarding (zie r.o. 2.9). Uit deze uiteenzetting volgt dat een van het basisstation afkomstig vermogensbesturingscommando tot verhoging van het uplink zendvermogen (TPC-up commando) van het mobiele station in dit systeem een aanwijzing vormt van een teruggang in kanaalkwaliteit van de uplink en een vermogensbesturingscommando tot verlaging van het uplink zendvermogen (TPC-down commando) een aanwijzing vormt van een verbetering van de kanaalkwaliteit van de uplink.
4.4.2.
Tevens staat vast dat dit ‘conventionele’ uplink vermogensbesturingssysteem ook in de 3GPP2 standaard is beschreven. De navolgende uitgangspunten daarvan zijn niet in geschil. Vermogensbesturingscommando’s volgens de 3GPP2 standaard zijn power control bits, die elke 1,25 ms door het basisstation op basis van metingen van de kwaliteit van een ontvangen signaal van het mobiele station worden verzonden. Het mobiele station past het zendvermogen op slotbasis, dat wil zeggen na iedere ontvangen (geldige) power control bit aan (blz. 2-46 van de standaard in r.o. 2.11.7). In een dataframe van 20 ms is derhalve sprake van 16 power control bits en bijbehorende aanpassingen van het zendvermogen. Die aanpassingen vinden plaats via het Reverse Pilot Channel. Het zendvermogen van ieder van de andere uplink-kanalen is aan het zendvermogen van het Reverse Pilot Channel gerelateerd door middel van zogenaamde gainfactoren (zie blz. 2-49 en 2-53 van de standaard in r.o. 2.11.7). De verhouding tussen het zendvermogen van het Reverse Pilot Channel en een uplink kanaal (hierna ook: de relative gain of offset) brengt mee dat als het mobiele station het zendvermogen van het Reverse Pilot Channel verhoogt of verlaagt in reactie op een power control bit, het vermogen op het betreffende uplink kanaal evenredig mee stijgt of daalt. Het zendvermogen van alle uplink kanalen tezamen vormt het totale zendvermogen van het mobiele station. Ten slotte is niet geschil dat op de prioriteitsdatum in de stand van de techniek bekend was dat voor mobiele stations een maximaal uitzendniveau wordt bepaald, zoals ook volgt uit blz. 2-34 van de 3GPP2 standaard (r.o. 2.11.7), waarin wordt gesproken over “the maximum specified power levels”.
4.5.
Philips heeft niet, althans onvoldoende weersproken dat de 3GPP2 standaard openbaart dat het mobiele station regelmiddelen omvat die reageren op een aanwijzing van een teruggang in kanaalkwaliteit volgens een eerste criterium voor het reduceren van het datazendvermogen (kenmerk 2). Asus heeft in dit verband gewezen op de volgende passage op blz. 2-47 van de standaard (r.o. 2.11.7): “
if the mobile station is unable to transmit at the requested output power level, it shall(…)
reduce the transmission power(…)
on at least one of the following code channels that are active:(…)
the Reverse Supplemental Channels(…)”. Volgens Asus zal de gemiddelde vakman [16] begrijpen dat met “
unable tot transmit at the requested output level” mede wordt bedoeld de situatie waarin het mobiele station niet is toegestaan met een hoger zendvermogen te opereren, hetgeen zich bijvoorbeeld voordoet als het opvolgen van een power control bit ter verhoging van het zendvermogen ertoe zou leiden dat het mobiele station het maximale zendvermogen zou overschrijden. Philips heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat die lezing niet kan worden gevolgd. Integendeel, Philips’ deskundige Vojcic bevestigt die lezing juist (EP36, randnummer 10). Ook kenmerk 2 wordt dus in de 3GPP2 standaard geopenbaard.
4.6.
Philips betoogt evenwel dat de 3GPP2 standaard niet openbaart dat de in kenmerk 2 bedoelde reductie van het datazendvermogen moet en kan plaatsvinden binnen de vooraf vastgestelde tijdperiode, zijnde het tijdvak van het dataframe. Dat conclusie 1 dit vereist vloeit volgens Philips logischerwijs voort uit het feit dat in kenmerk 3 is bepaald dat de op de reductie volgende verhoging van het datazendvermogen ook binnen die tijdsperiode plaats moet vinden. Ook daarin voorziet de 3GPP2 standaard niet, aldus Philips. Zij betwist voorts dat de 3GPP2 standaard een tweede criterium als bedoeld in kenmerk 3 openbaart. Het verweer faalt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.7.
Volledigheidshalve wordt de passage op blz. 2-47 van de 3GPP2 standaard, waarop de discussie zich in dit verband toespitst, hier nogmaals weergegeven:
“For the Reverse Traffic Channel with Radio Configuration 3 through 6, if the mobile station is unable to transmit at the requested output power level, it shall reduce the data rate on the Reverse Fundamental Channel, or reduce the transmission power or terminate transmission on at least one of the following code channels that are active: the Reverse Fundamental Channel, the Reverse Supplemental Channels, or the Reverse Dedicated Control Channel. The mobile station shall perform this action not later than the 20 ms frame boundary occurring no later than 40 ms after determining that the mobile station is unable to transmit at the requested output power level. The mobile station should attempt to reduce the transmission power, the data rate, or terminate transmission first on the code channel with the lowest priority. The mobile station shall transmit at the commanded output power level on the Reverse Pilot Channel.”
4.8.
Gelet op wat in r.o. 4.4 en 4.5 is overwogen, is voor de vakman die deze passage leest duidelijk dat het mobiele station “unable” is om uit te zenden wanneer het als gevolg van de vermogensbesturing een maximum uitzendniveau bereikt. De vakman zal begrijpen dat het maximum uitzendniveau een niet overschrijdbare limiet betreft. Het woord “unable” duidt daar immers op. Bovendien heeft Asus er ter zitting op gewezen dat de 3GPP2 standaard op blz. 2-34 expliciet voorschrijft dat het mobiele station nooit boven het maximale zendvermogen uit mag komen: “
the mobile station shall not exceed the maximum specified power levels under any circumstances”. Philips heeft daarop niet meer gereageerd. Haar betoog dat (tijdelijke) overschrijding van het maximum zendvermogen door het mobiele station mogelijk is, wordt dan ook verworpen. In de laatste zin van bovenstaande passage uit de 3GPP2 standaard leest de vakman verder dat het mobiele station signalen op het Reverse Pilot Channel vermogensbestuurd moet blijven uitzenden en de power control bits met het zendvermogen op dit kanaal dus moet blijven opvolgen. Gegeven het feit dat het mobiele station elk tijdslot van 1,25 ms een power control bit ontvangt en daarop het zendvermogen per slot aanpast, begrijpt de vakman dat wanneer als gevolg van het opvolgen van een ‘0’ power control bit (TPC-up commando) het maximum zendvermogen binnen het tijdvak van een dataframe zou worden overschreden, er logischerwijs geen andere mogelijkheid is dan dat het zendvermogen van één (of meer) van de op blz. 2-47 genoemde code channels, waaronder Reverse Supplemental Channels, onmiddellijk, dat wil zeggen in het eerstvolgende slot wordt verlaagd. Als dat niet zou gebeuren, zou het mobiele station immers niet kunnen voldoen aan het voorschrift uit de laatste zin dat het Reverse Pilot Channel vermogensbestuurd blijft opereren.
4.9.
Philips’ betoog dat uit de zin “
The mobile station shall perform this action not later than the 20 ms frame boundary occurring no later than 40 ms after determining that the mobile station is unable to transmit at the requested output power level” volgt dat de verlaging van het zendvermogen pas hoeft plaats te vinden aan het einde van het (huidige of daaropvolgende) frame en dat de 3GPP2 standaard niet openbaart dat de relative gain van (onder meer) het Reverse Supplemental Channel op slotbasis kan worden aangepast, treft geen doel. Asus heeft er terecht op gewezen dat de door Philips bedoelde zin terugslaat op alle daarvoor beschreven maatregelen, waaronder ook het verlagen van de datasnelheid (“
reduce the datarate”) op het Reverse Fundamental Channel. Niet in geschil is dat de vakman weet dat het verlagen van de datasnelheid enkel op de framegrens van het datablok kan worden uitgevoerd (zie ook blz. 2-157 in r.o. 2.11.5 van de 3GPP2 standaard). De woorden “
not later than(...)
the frame boundary” zal de vakman dan ook in dat licht bezien en zonder meer betrekken op de verlaging van de datarate. Voor de vakman is evenwel duidelijk - en de woorden “
not later than” staan daaraan geenszins in de weg - dat het mobiele station al vóór de framegrens maatregelen moet nemen als het
binneneen dataframe het maximum uitzendniveau bereikt en een power control bit krijgt ter verdere verhoging van het zendvermogen. Gelet op wat in r.o. 4.8 is overwogen, weet de vakman dat verlaging van het zendvermogen in dat geval noodzakelijkerwijs al in het eerstvolgende slot moet plaatsvinden. Met andere woorden: als het voor het Reverse Pilot Channel (verplichte) opvolgen van een power control bit zou leiden tot overschrijding van het totale maximumzendvermogen binnen een dataframe, kan het - gegeven de harde maximum grens van dat vermogen - niet anders dan dat de relative gain van één of meer van de genoemde code channels, waaronder het Reverse Supplemental Channel, in het eerstvolgende slot van het dataframe wordt aangepast. Dit betekent dat het zendvermogen van dat kanaal/die kanalen niet met dat van de Reverse Pilot Channel meestijgt maar juist daalt, zodanig dat het totale zendvermogen van het mobiele station het maximum niet overschrijdt. Aldus openbaart de 3GPP2 standaard dat het mobiele station binnen de vooraf vastgestelde tijdperiode op de in kenmerk 2 van conclusie 1 bedoelde aanwijzing reageert.
4.10.
Als gevolg van voormelde verlaging van het zendvermogen, wordt de conform de 3GPP2 standaard berekende offset tussen het vermogen van de Reverse Pilot Channel en het betrokken code channel niet langer gehandhaafd, terwijl het handhaven daarvan op of binnen een berekende waarde op blz. 2-53 van de standaard wel is voorgeschreven: “
The mobile station shall maintain the mean code channel power/mean pilot channel power(…)
within the number specified by(…)”. De vakman zal dan ook begrijpen dat het niet handhaven van de offset op de op blz. 2-53 voorgeschreven wijze binnen een dataframe alleen aan de orde is onder de op blz. 2-47 genoemde voorwaarde: “
if the mobile station is unable to transmit at the requested outputpower”. Dat impliceert logischerwijs dat het verlaagde zendvermogen weer zal worden verhoogd zodra het mobiele station niet langer “unable”’ is om op het verzochte vermogen uit te zenden. Dat zal gebeuren wanneer het mobiele station als gevolg van een verbeterde kanaalkwaliteit ‘1’ power control bits (TPC-down commando’s) van het basisstation ontvangt en weer onder het maximum uitzendniveau gaat uitzenden. De vakman zal begrijpen dat wanneer de ruimte daartoe ontstaat doordat het vermogen van de Reverse Pilot Channel weer verlaagd wordt, het mobiele station de offset tussen het vermogen van de Reverse Pilot Channel en dat van het betrokken code channel nog in hetzelfde dataframe weer terug zal brengen naar het oorspronkelijke niveau (veranderingen in de waarde van de offset op basis van bijvoorbeeld een eventuele verandering in datarate zijn op dat moment immers niet aan de orde). Bovendien volgt uit wat partijen hebben aangevoerd dat de gemiddelde vakman op de prioriteitsdatum wist dat het verlagen van het verzendvermogen binnen een frame de kans op het verlies van data vergroot. [17] Asus kan dan ook worden gevolgd in haar betoog dat het (onmiddellijk) terugbrengen van de offset op de oorspronkelijke waarde voor de vakman vanzelfsprekend zou zijn, omdat daarmee de kans dat het datablok goed wordt ontvangen dan niet verder wordt verkleind dan strikt noodzakelijk is. Dat kenmerk 3 aldus uit de 3GPP2 standaard is af te leiden, wordt onderstreept door Philips’ eigen lezing van de UMTS standaard. Ten betoge dat het derde kenmerk uit conclusie 1 in die standaard is opgenomen, heeft Philips in randnummer 63 van de dagvaarding het volgende gesteld:
“Wanneer de kanaalkwaliteit vervolgens verbetert, stuurt het basisstation TPC commando’s aan het mobiele station met de instructie om het vermogen van de DPCCH (en het vermogen van de andere kanalen op de uplink DPCH) te
verlagen. Naar aanleiding hiervan vermindert resp. schrapt het mobiele station de schaalfactor van de
gain factorvoor de E-DPDCHs, waarbij het datazendvermogen van de E-DPDCHs weer wordt
verhoogd, een en ander op voorwaarde dat het maximaal toelaatbare zendvermogen hierdoor niet wordt overschreden (Vgl. TS 125 214, paragraaf 5.1.2.6). Het mobiele station reageert aldus op een aanwijzing van een verhoging in kanaalkwaliteit volgens een tweede criterium voor het verhogen van het datazendvermogen, zodat ook aan het derde kenmerk van conclusie 1 wordt voldaan.”
In TS 125 214 (zie r.o. 2.12) waarnaar Philips in vorenstaande passage heeft verwezen, wordt enkel gesproken over het
verlagenvan het totale zendvermogen van het mobiele station in geval het maximale toegestane uitzendniveau zou worden overschreden. Een subsequente
verhogingvan het zendvermogen bij verbetering van de kanaalkwaliteit binnen het vooraf bepaalde tijdvak van een dataframe is niet expliciet in deze paragraaf opgenomen, maar deze verhoging betreft volgens Philips kennelijk een logische gevolgtrekking, evenals dus bij de 3GPP2 standaard het geval is. Het betoog van Philips dat kenmerk 3 van conclusie 1 niet door de 3GPP2 standaard wordt geopenbaard, stuit op al het voorgaande af.
4.11.
Hieruit volgt dat conclusie 1 als verleend niet nieuw is of minst genomen niet inventief waar het kenmerk 3 betreft. Asus heeft betoogd dat de ten opzichte van conclusie 1 aan conclusie 9 en 10 toegevoegde kenmerken evenmin nieuw/inventief zijn in het licht van de 3GPP2 standaard. Kort gezegd voert zij daartoe aan dat het in de 3GPP2 standaard beschreven maximaal toelaatbare zendvermogen een ‘vooraf vastgestelde drempel’ is in de zin van conclusie 9 en dat de in de 3GPP2 standaard genoemde power control bit, meer specifiek een ‘0’ bit (zie blz 3-92 r.o. 2.11.7) een ontvangen commando is in de zin van conclusie 10. Philips heeft dat onweersproken gelaten en de nieuwheid/inventiviteit van deze conclusies in het licht van de 3GPP2 standaard niet verdedigd. Deze conclusies worden daarom in navolging van conclusie 1 ongeldig geoordeeld. Dit geldt evenzeer voor de met conclusie 1, 9 en 10 overeenstemmende conclusies 23, 24, 32 en 33.
4.12.
Het hulpverzoek, waarop Philips in geval van ongeldigheid van conclusie 1 en de daarvan afhankelijke conclusies 9 en 10 [18] een beroep doet, baat haar niet. Asus heeft namelijk aangevoerd dat het in dat hulpverzoek aan conclusie 1 en 24 toegevoegde kenmerk (de uitzending van een regelsignaal teneinde de veranderingen in de kanaalkwaliteit te blijven volgen) eveneens in de 3GPP2 standaard wordt geopenbaard. Zij heeft daartoe verwezen naar het op blz 2-47 van de 3GPP2 standaard genoemde vermogensgestuurde signaal dat het mobiele station over het Reverse Pilot Channel verzendt. Ook hier geldt dat Philips dat niet heeft weersproken en zij de nieuwheid/inventiviteit van het toegevoegde kenmerk in conclusie 1 en 24 in het licht van de 3GPP2 standaard niet heeft verdedigd. Dat betekent dat de gewijzigde conclusies volgens het hulpverzoek niet geldig kunnen worden geacht. Wat betreft de overige conclusies van het hulpverzoek, heeft Philips slechts aangevoerd dat deze geldig zijn omdat de onafhankelijke conclusies waarnaar zij terugverwijzen geldig zijn [19] . Dat gaat gezien het voorgaande niet op. Deze conclusies, waarvan Asus eveneens de vernietiging vordert, moeten daarom het lot van de onafhankelijke conclusies delen.
Slotsom conventie
4.13.
Omdat op een nietig octrooi geen inbreuk kan worden gemaakt, moeten de vorderingen van Philips in de hoofdzaak alsook in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening worden afgewezen. De andere niet-inbreuk verweren van Asus behoeven gelet hierop geen bespreking meer, net zo min als haar FRAND-verweer. Daaruit volgt dat Asus in deze zaak geen belang meer heeft bij het ter staving van haar FRAND-verweer voor dit octrooi opgeworpen exhibitie incident. Haar vorderingen in dat incident zullen daarom worden afgewezen. Een en ander betekent ook dat het door Philips ter zitting van 9 maart 2017 (in het kader van het FRAND-pleidooi) gemaakte bezwaar tegen een (mogelijk) beroep van Asus op andere rechtsgronden dan artikel 102 VWEU, geen bespreking behoeft.
4.14.
Gelet op het voorgaande wordt Philips in de hoofdzaak en in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij en wordt Asus in het exhibitie incident aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij.
4.15.
Ter toelichting op de proceskostenafspraak (zie onder procesverloop), hebben partijen ter zitting desgevraagd te kennen gegeven dat de kosten voor het incident tot het treffen van een provisionele voorziening op nihil kunnen worden begroot, dat zij aan de rechtbank overlaten een verdeling ten behoeve van de procedures in conventie en reconventie te maken en voorts dat de proceskostenafspraak geldt ongeacht de toepasselijkheid van artikel 1019h Rv. De rechtbank zal gelet op het vorenstaande geen kosten toerekenen aan het betreffende incident en de kosten die volgens partijen zijn gemaakt ten behoeve van de
geldigheid(in totaal € 150.000,-) bij helfte over de procedure in de hoofdzaak in conventie en de procedure in reconventie verdelen, derhalve € 75.000,- per procedure. De kosten in de hoofdzaak in conventie (geldigheid, inbreuk en FRAND-verweer) bedragen dan in totaal € 220.000,- (€ 75.000,- + € 75.000 + € 70.000,-) en de kosten voor het exhibitie incident, conform opgave, € 25.000,-. Voor de kostenveroordeling betekent dit het volgende.
4.16.
Philips zal als de in de hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Asus worden begroot op
€ 220.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als onweersproken gevorderd.
4.17.
Philips zal voorts als de in het ongelijk gestelde partij in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Asus worden begroot op nihil.
4.18.
Asus zal als de in het exhibitie incident in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Philips worden begroot op € 25.000,-.
4.19.
De kostenveroordelingen zullen in de hoofdzaak en in het exhibitie incident zoals gevraagd uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Slotsom reconventie
4.20.
De vordering van Asus zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.
4.21.
Philips zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, die aan de zijde van Asus gelet op het hiervoor overwogene op
€ 75.000,- worden begroot, te vermeerderen met de wettelijke rente als onweersproken gevorderd. De kostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie in de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Philips in de proceskosten, aan de zijde van Asus begroot op
€ 220.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie in het incident tot het treffen van een provisionele voorziening
5.4.
wijst de vorderingen af;
5.5.
veroordeelt Philips in de proceskosten, aan de zijde van Asus begroot op
nihil;
in conventie in het exhibitie incident
5.6.
wijst het gevorderde af;
5.7.
veroordeelt Asus in de kosten van het incident, aan de zijde van Philips begroot op € 25.000,-;
5.8.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
5.9.
vernietigt het Nederlands deel van EP 511;
5.10.
veroordeelt Philips in de proceskosten, aan de zijde van Asus begroot op € 75.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.11.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman, mr. C.T. Aalbers en mr. ir. J.H.F. de Vries en bij ontstentenis van de voorzitter in het openbaar uitgesproken door de oudste rechter op 22 maart 2017.

Voetnoten

1.De rechtbank gaat er vanuit dat Asus Europe B.V. na een fusie in de plaats is getreden van de oorspronkelijke gedaagde sub 2 in conventie, gezien de daartoe strekkende mededeling van Asus bij conclusie van antwoord en de uit de processtukken van Philips blijkende instemming daarmee (Asus Europe B.V. is daarin steeds, evenals in de stukken van Asus, in plaats van de oorspronkelijke gedaagde sub 2 als partij genoemd).
2.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
3.Versneld regime in octrooizaken
4.Deze stukken zijn ingediend onder zaaknummer 51592. In overeenstemming met de gemaakte procesafspraken, worden de genoemde producties en de daarbij behorende toelichting in de akte ook in deze procedure als ingediend beschouwd.
5.
6.Universal Mobile Telecommunications System
7.Long-Term Evolution
8.European Telecommunication Standards Institute
9.Philips heeft ook procedures tegens Asus aanhangig gemaakt in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk met betrekking tot deze en andere octrooien.
10.High Speed Packet Access
11.Standard-Essential Patent
12.Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, 2012/C 326/01
13.Uit haar stellingen valt op te maken dat zij tevens vernietiging van EP 511 volgens het door Philips ingediende hulpverzoek wenst.
14.Door Asus is in de stukken een nagenoeg gelijke verdeling in kernmerken A t/m D gehanteerd, waarbij kenmerk A bestaat uit “Radiostation” en kenmerken B, C, D voor het overige corresponderen met respectievelijk kenmerken 1, 2 en 3.
15.Met behulp van dergelijke symbolen kan het ontvangende station eventuele fouten in de data herstellen.
16.De gemiddelde vakman is door Asus niet gedefinieerd. Philips heeft deze omschreven als een elektrotechnisch ingenieur van gemiddeld niveau die werkzaam is in de telecomsector en die in die hoedanigheid telecomstandaards leest en toepast (conclusie van antwoord in reconventie, voetnoot 2). De rechtbank zal van deze niet weersproken definitie uitgaan.
17.Vgl. randnummer 65 pleitnota Philips en randnummer 66 pleitnota Asus
18.Zoals zij ter zitting heeft verklaard.
19.randnummer 102 conclusie van antwoord in reconventie