ECLI:NL:RBDHA:2017:2651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W. Ente
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van kwetsbare Iraakse gezinsleden en de verantwoordelijkheid van Italië onder de Dublinverordening

In deze zaak hebben eisers, een Iraaks gezin bestaande uit een moeder, dochter en een minderjarige dochter, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij hun asielaanvragen niet in behandeling zijn genomen. De besluiten zijn genomen op 22 februari 2017, en de zitting vond plaats op 9 maart 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres, en dat de eisers als bijzonder kwetsbare personen moeten worden aangemerkt volgens het arrest Tarakhel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, en dat er geen overtuigende argumenten zijn gepresenteerd die aantonen dat Italië niet in staat is om de eisers adequate opvang te bieden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de medische situatie van eiseres geen aanleiding geeft om haar asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente en is openbaar uitgesproken op 14 maart 2017.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 17/4266 en AWB 17/4270
V-nummers: [nummers]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 14 maart 2017 in de zaken tussen

[eiser], eiser,

[eiseres],eiseres,
mede namens hun minderjarige dochter
[dochter],
gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde mr. R.J.J. Flantua,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. P. van Zijl.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de twee afzonderlijke besluiten van verweerder van 22 februari 2017 (de bestreden besluiten), waarbij de asielaanvragen van eisers niet in behandeling zijn genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken AWB 17/4268 en AWB 17/4271, plaatsgevonden op 9 maart 2017. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig M. Barendji, tolk in de taal Koerdisch (Sorani). Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum], [geboortedatum] en [geboortedatum]. Zij bezitten de Iraakse nationaliteit. Op 21 september 2016 hebben zij aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Verweerder heeft op 17 november 2016 bij Italië een overnameverzoek gedaan op grond van artikel 13, eerste lid, van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening). Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd. Gelet op artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening staat daarmee sinds 23 januari 2017 de verantwoordelijkheid van Italië vast. Verweerder heeft vervolgens bij de bestreden besluit de aanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Op wat eisers daartegen hebben aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Evenmin is in geschil dat eisers en hun minderjarige dochter moeten worden aangemerkt als bijzonder kwetsbare personen als bedoeld in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014 in de zaak Tarakhel tegen Zwitserland (ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712) (Tarakhel).
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van Italië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eisers hebben met hun verwijzing naar de update van het Country Report Italy van AIDA van december 2016 niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen. Met betrekking tot de stelling van eisers dat zij vrezen voor de neven van eiseres die in Italië verblijven, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de Italiaanse autoriteiten eisers niet kunnen of willen beschermen bij voorkomende problemen.
6. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich er afdoende van heeft vergewist dat aan eisers en hun dochter passende opvang zal worden geboden overeenkomstig het arrest Tarakhel. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:73). De verwijzing van eisers ter zitting naar het rapport van de Danish Refugee Council (DRC) en de Swiss Refugee Council (SRC) van 9 februari 2017 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 27 februari 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:1908), kan niet tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de rechtbank is het rapport van de DRC en SRC onvolledig, nu er slechts beperkt onderzoek is gedaan en allerlei relevante achtergrondinformatie van de zes beschreven zaken ontbreekt. Voor vier zaken geldt dat de betrokken vreemdelingen wel opvang hebben gekregen, maar niet direct in een SPRAR-locatie zoals zou moeten. Deze op zichzelf niet passende opvang was voor korte duur, waarna ze alsnog in een SPRAR-locatie zijn geplaatst. De geschetste situaties zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om daaruit in zijn algemeenheid te concluderen dat Italië bijzonder kwetsbare vreemdelingen - structureel - niet die opvang biedt die voortvloeit uit de in het arrest Tarakhel geformuleerde eisen.
7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de medische situatie van eiseres terecht geen aanleiding heeft gezien om haar asielaanvraag in behandeling te nemen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Met betrekking tot het patiëntendossier dat al bij de zienswijze is overgelegd, heeft verweerder terecht overwogen dat daaruit niet blijkt dat eiseres onder specialistische behandeling staat en dat er geen aanwijzingen zijn dat Nederland het meest aangewezen land is om haar te behandelen. Nu er in beroep geen aanvullende medische informatie is overgelegd, bestaat er geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
8. De beroepen zijn ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2017.
De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: