Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser], eiser,
mede namens hun minderjarige dochter
[dochter],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, een Iraaks gezin bestaande uit een moeder, dochter en een minderjarige dochter, beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij hun asielaanvragen niet in behandeling zijn genomen. De besluiten zijn genomen op 22 februari 2017, en de zitting vond plaats op 9 maart 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres, en dat de eisers als bijzonder kwetsbare personen moeten worden aangemerkt volgens het arrest Tarakhel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, en dat er geen overtuigende argumenten zijn gepresenteerd die aantonen dat Italië niet in staat is om de eisers adequate opvang te bieden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de medische situatie van eiseres geen aanleiding geeft om haar asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente en is openbaar uitgesproken op 14 maart 2017.