Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- het op 29 juli 2016 ingediende verzoekschrift met producties;
- het op 30 november 2016 ingekomen verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling op 8 december 2016, waarbij de advocaten van partijen hun pleitnotities hebben overgelegd.
2.De feiten
Uniform Resource Locator(hierna: URL) naar het betreffende internetadres en een
snippet, zijnde een korte samenvatting van de webpagina (hierna wordt deze combinatie gezamenlijk genoemd: de koppeling). De selectie en ordening van de zoekresultaten en de vertoning daarvan aan de gebruiker zijn het dynamisch product van een geautomatiseerd, algoritmisch proces. De zoekmachine indexeert op het internet gepubliceerde of opgeslagen informatie, slaat die tijdelijk op en stelt aan de hand van zoektermen koppelingen in een bepaalde volgorde aan internetgebruikers ter beschikking. De precieze werking van de zoekmachine is een bedrijfsgeheim van Google.
De AP heeft vastgesteld dat bij het zoeken in Google Search op de zoekterm “ [verzoeker] ” twee van de in het dossier opgesomde zoekresultaten verschijnen:
3.Het verzoek en het verweer
Costeja, ECLI:EU:C:2014:317 (hierna:
Costeja-arrest), komt hem een recht toe op verwijdering van verwerkte persoonsgegevens die irrelevant of niet meer ter zake doende zijn, dan wel buitensporig of onnodig diffamerend. De zoekresultaten zijn irrelevant, omdat de strafzaak tegen hem door de rechtbank is beëindigd zonder oplegging van straf, zonder een inhoudelijke behandeling en zonder dat een strafrechtelijk delict of onrechtmatig gedrag door de rechter is vastgesteld. Bovendien speelt [verzoeker] geen bijzondere rol in het openbare leven, zodat op grond van rechtsoverweging 97 van het
Costeja-arrest het belang van [verzoeker] als individu prevaleert boven het economisch belang van de exploitant van de zoekmachine en het publieke belang om deze informatie te vinden. De aanvankelijk rechtmatige verwerking van persoonsgegevens is thans niet meer met de Privacyrichtlijn verenigbaar, omdat de gegevens niet langer noodzakelijk zijn voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of verwerkt. Ten slotte ziet de informatie op een periode van ruim 10 jaar geleden, leidt een en ander tot een uitbreidende kring van diffamerende berichtgeving waarbij de privacy van [verzoeker] wordt geschonden, hetgeen hem dagelijks schade berokkent in de opbouw van een nieuw leven.
4.De beoordeling
Costeja-arrest nadere uitleg en verduidelijking gegeven over de reikwijdte van de Privacyrichtlijn in verhouding tot internetzoekmachines. Zoals uit het
Costeja-arrest volgt, is de Wbp in het onderhavige geval uitsluitend van toepassing voor zover de verrichtingen van de zoekmachine zijn aan te merken als verwerking van persoonsgegevens, te weten wanneer deze informatie gegevens betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon bevat en de exploitant van de zoekmachine voor deze gegevensverwerking verantwoordelijk is. Daarbij gaat het om de zoekresultaten, die na een zoekopdracht uitsluitend op de naam van een persoon in de zoekmachine worden weergegeven.
;
Costeja-arrest heeft vastgesteld dat verwerking van persoonsgegevens door een internetzoekmachine daarin haar grondslag vindt.
Kamerstukken II, 1997/1998, 25 892, nr. 3, p. 102 en 118).
Costeja-arrest blijkt, moet worden benadrukt dat de door een zoekmachine verrichte verwerking van persoonsgegevens verschilt van de door een webredacteur verrichte verwerking van persoonsgegevens, die erin bestaat deze gegevens op een webpagina te plaatsen en bovenop deze laatstgenoemde verwerking komt. Voor zover de verwerking van persoonsgegevens door de zoekmachine verschilt van de door webredacteurs verrichte verwerking van persoonsgegevens, daar bovenop komt en bijkomend de grondrechten van een betrokkene aantast, komt Google als zoekmachine-exploitant een eigen verantwoordelijkheid toe binnen het kader van de Privacyrichtlijn en daarmee ook de Wbp.
Costeja-arrest.
Costeja-arrest niet enkel het gevolg zijn van de omstandigheid dat deze gegevens onnauwkeurig zijn maar, in het bijzonder, ook omdat zij ontoereikend, niet ter zake dienend of bovenmatig zijn voor de doeleinden van de verwerking, omdat zij niet zijn bijgewerkt of omdat zij langer worden bewaard dan noodzakelijk is. De betrokkene kan op basis van zijn door de artikelen 7 en 8 Handvest en tevens artikel 8 EVRM gewaarborgde grondrechten verlangen dat op hem betrekking hebbende informatie niet meer via opneming in een resultatenlijst van een zoekmachine ter beschikking wordt gesteld aan het grote publiek. Dit zal echter niet het geval zijn indien de inmenging in de grondrechten van de betrokkene wegens bijzondere redenen, zoals de rol die deze persoon in het openbare leven speelt, wordt gerechtvaardigd door het overwegende belang dat het publiek erbij heeft om toegang tot de informatie te krijgen (vgl. het
Costeja-arrest en Gerechtshof Amsterdam 31 maart 2015, ECLI:GHAMS:2015:1123, rechtsoverweging 3.5).