ECLI:NL:RBDHA:2017:254
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Vrije meningsuiting versus bescherming van eer en goede naam in het kader van beschuldigingen over misstanden in opvanglocatie
In deze zaak, die op 12 januari 2017 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, stond de vordering van de Stichting Blijf Groep centraal. Blijf Groep, een stichting die hulp en opvang biedt aan slachtoffers van huiselijk geweld, vorderde een verbod op de Stichting Femmes for Freedom (FFF) om beschuldigingen van misstanden in de opvanglocatie IJmond te uiten. Blijf Groep stelde dat de beschuldigingen onrechtmatig waren en eiste rectificatie en verwijdering van deze beschuldigingen van de website van FFF. De zaak kwam voort uit klachten van ex-bewoonsters van de opvanglocatie, die door FFF als klokkenluiders werden gesteund. De voorzieningenrechter moest een afweging maken tussen het recht op vrije meningsuiting van FFF en het recht van Blijf Groep op bescherming van haar eer en goede naam.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen van FFF jegens Blijf Groep. Het recht van FFF op vrije meningsuiting prevaleerde in dit geval boven het recht van Blijf Groep op bescherming van haar eer en goede naam. De rechter stelde vast dat FFF niet als aanjager van de beschuldigingen had gehandeld, maar pas in actie was gekomen nadat de klokkenluidster de media had benaderd. De rechter benadrukte dat FFF het recht had om de vermeende misstanden publiekelijk aan de orde te stellen, vooral gezien haar rol in het maatschappelijk debat over de kwaliteit van de vrouwenopvang.
De rechter concludeerde dat Blijf Groep onvoldoende bewijs had geleverd dat de beschuldigingen van FFF onrechtmatig waren. De vordering van Blijf Groep werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de delicate balans tussen het recht op vrije meningsuiting en de bescherming van de eer en goede naam van organisaties, vooral in situaties waarin kwetsbare groepen betrokken zijn.