ECLI:NL:RBDHA:2017:2515
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging en terugvordering van bijstand op grond van de Participatiewet na onderzoek naar hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas. De eiser ontving sinds 2 april 2014 een bijstandsuitkering, maar zijn recht op bijstand werd door verweerder met ingang van 1 april 2016 beëindigd en teruggevorderd over de periode van 1 augustus 2015 tot 1 april 2016, met een totaalbedrag van € 8.197,21. Dit besluit volgde na een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverstrekking, waarbij een sociaal rechercheur een onaangekondigd huisbezoek heeft afgelegd. Tijdens dit huisbezoek werd vastgesteld dat eiser niet zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres.
Eiser heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In beroep voerde eiser aan dat hij wel degelijk zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres en dat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek. De rechtbank oordeelde echter dat de onderzoeksgegevens voldoende grondslag boden voor de conclusie dat eiser niet zijn hoofdverblijf had op het opgegeven adres. De rechtbank benadrukte dat het aan verweerder was om aannemelijk te maken dat eiser de inlichtingenverplichting had geschonden, wat ook is gebeurd. De rechtbank volgde de argumenten van verweerder en concludeerde dat het besluit tot beëindiging en terugvordering van de bijstand terecht was genomen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.