Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 juni 2016 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de brief van mr. Blom van 16 november 2016 met producties;
- de akte van Aegon van 19 december 2016.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
dienstjarenbij [bedrijf] zijn opgeteld bij de dienstjaren bij [bedrijf] en [bedrijf] , maar de bij [bedrijf] opgebouwde
pensioenaansprakenin mindering zijn gebracht op de bij [bedrijf] opgebouwde pensioenaanspraken, is er bij salarisverhogingen niet alleen backservice toegekend over de verstreken dienstjaren vanaf de feitelijke toetredingsdatum (1 oktober 1981), maar ook over de daarvoor gelegen dienstjaren bij [bedrijf] . Immers, door het bepaalde in de aanvullende pensioenbrief van [bedrijf] Nederland wordt de fictie gehanteerd dat [eiser] vanaf 1 september 1975 deelnemer in de pensioenregeling van [bedrijf] is geweest. De jaren tussen 1 september 1975 en 1 oktober 1981 gelden met betrekking tot polis 010 dus als fictieve dienstjaren en worden in het kader van de pensioenopbouw onder die polis mede in aanmerking genomen.
opde reglementaire toetredingsleeftijd ook
nade reglementaire toetredingsleeftijd aanvangen. Ook in dat geval is er immers sprake van een pensioen over een periode van extra dienstjaren, oftewel van een ‘achterbalkon’. En het bestaan van een achterbalkon is nu juist het verschil tussen dienstjarenregelingen en levensjarenregelingen.