ECLI:NL:RBDHA:2017:2109

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
C-09-511841-HA ZA 16-617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullend vonnis inzake uitvoerbaarheid bij voorraad van een eerder vonnis in een civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2017 een aanvullend vonnis gewezen in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bewi Vastgoed B.V. en meerdere bewoners van een onroerende zaak. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Lasschuit, had verzocht om herstel van een eerder vonnis van 15 februari 2017, waarin verzuimd was te beslissen over de uitvoerbaarheid bij voorraad van de vordering. De bewoners, vertegenwoordigd door advocaten mr. M.A.R. Schuckink Kool en mr. C.J.M. van den Brûle, hadden bezwaar gemaakt tegen dit verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het eerdere vonnis niet volledig was, omdat er geen beslissing was genomen over de uitvoerbaarheid bij voorraad. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van Bewi Vastgoed niet zozeer om herstel, maar om aanvulling van het vonnis ging. Op basis van artikel 32 van het Wetboek van Rechtsvordering is het mogelijk om een vonnis aan te vullen wanneer de rechter verzuimd heeft te beslissen op een onderdeel van de vordering. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot aanvulling toewijsbaar was, ondanks het feit dat er inmiddels hoger beroep was ingesteld door de bewoners.

In de beslissing heeft de rechtbank bepaald dat aan het eerdere vonnis een verklaring wordt toegevoegd die het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart. Dit aanvullend vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.C. Hartendorp op 22 februari 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/511841 / HA ZA 16-617
Aanvullend vonnis van 22 februari 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEWI VASTGOED B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. D.G. Lasschuit te Leiden,
tegen
1.
zij die verblijven in de onroerende zaak of gedeelte daarvan, staande en gelegen aan de [het adres] te [plaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen,
2.
[Bewoner 1],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te 's-Gravenhage,
3.
[Bewoner 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool te 's-Gravenhage,
4.
[Bewoner 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.J.M. van den Brûle te 's-Gravenhage,
5.
[Bewoner 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. C.J.M. van den Brûle te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna Bewi Vastgoed en de Bewoners genoemd worden.

1.Het verzoek tot aanvulling

1.1.
Bij brief van 16 februari 2017 heeft mr. D.G. Lasschuit namens Bewi Vastgoed de rechtbank verzocht om herstel van het op 15 februari 2017 in deze zaak gewezen vonnis, in die zin dat de rechtbank het vonnis alsnog, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaart.
1.2.
Bij brief van 16 februari 2017 heeft mr. C.J.M. van den Brûle, mede namens mr. M.A.R. Schuckink Kool, aan de rechtbank bericht bezwaar te hebben tegen inwilliging van dat verzoek.
1.3.
Bij brief van 21 februari 2017 heeft mr. M.A.R. Schuckink Kool, mede namens mr. C.J.M. van den Brûle, het standpunt van de Bewoners nader onderbouwd.
1.4.
Bij brief van 21 februari 2017 heeft mr. D.G. Lasschuit geageerd op het nader onderbouwde standpunt van de Bewoners.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank is van oordeel dat in het vonnis van 15 februari 2017 is verzuimd te beslissen op het door mr. D.G. Lasschuit namens Bewi Vastgoed in zijn brief van 16 februari 2017 aangegeven onderdeel van de vordering. De rechtbank verstaat het verzoek van de zijde van Bewi Vastgoed, gezien de inhoud en strekking, zo dat zij op dit onderdeel niet zo zeer een herstel maar een aanvulling wenst.
2.2.
De mogelijkheid van aanvulling van een vonnis op basis van artikel 32 Wetboek van rechtsvordering (Rv) bestaat voor gevallen waarin de rechter heeft verzuimd te beslissen op een onderdeel van het gevorderde. Bewi Vastgoed heeft bij dagvaarding gevorderd de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank heeft per abuis nagelaten om op deze vordering te beslissen, zoals ook volgt uit de omstandigheid dat geen enkele overweging gewijd is aan de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Dat er inmiddels hoger beroep is ingesteld – zoals aangevoerd door de Bewoners bij brief van 16 februari 2017 en bij brief van 21 februari 2017 – doet niet aan deze mogelijkheid af. Artikel 32 Rv bepaalt immers dat een aanvulling ‘te allen tijde’, dus ook na het instellen van appel, mogelijk is. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat na nr. 5.4. van het op 15 februari 2017 tussen Bewi Vastgoed en de Bewoners gewezen vonnis dient te worden toegevoegd:
“5.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad”,
3.2.
bepaalt dat deze aanvulling onder de vermelding van de datum 22 februari 2017 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 15 februari 2017,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 15 februari 2017 na ontvangst van deze aanvullende beslissing aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2017. [1]

Voetnoten

1.type: