ECLI:NL:RBDHA:2017:1776
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter in een bestuursrechtelijke procedure inzake huurtoeslag
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2017 een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door een verzoekster in een bestuursrechtelijke procedure tegen de Belastingdienst. De verzoekster had een beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Belastingdienst, waarbij haar aanvankelijk toegekende voorschot op huurtoeslag met terugwerkende kracht op nihil was gesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2016 heeft de rechter, mr. M.C.J.A. Huijgens, een vraag gesteld aan de gemachtigde van verzoekster over mogelijke fraude, omdat het woonadres van verzoekster afweek van het adres in de basisregistratie. Dit leidde tot de indruk bij verzoekster en haar gemachtigde dat de rechter bevooroordeeld was.
Het wrakingsverzoek werd op 19 december 2016 ingediend, maar de wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet ontvankelijk was, omdat het verzoek te laat was ingediend. De wrakingskamer stelde vast dat er zeven dagen waren verstreken tussen de mondelinge behandeling en het indienen van het wrakingsverzoek. De gemachtigde van verzoekster verklaarde dat zij pas in het weekend na de zitting tot de conclusie kwamen dat zij een wrakingsverzoek wilden indienen, maar de wrakingskamer vond deze reden onvoldoende om het tijdsverloop te rechtvaardigen.
De wrakingskamer verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.