ECLI:NL:RBDHA:2017:1774

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
C/09/524258 / KG RK 16-2308
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in een geschil tussen erfgenamen

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2017 een verzoek tot wraking van kantonrechter mr. J.P. Mulder afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker die betrokken was bij een geschil tussen erfgenamen. Tijdens een zitting op 20 december 2016 had de kantonrechter besloten de zitting te onderbreken voor een leespauze, zodat de verzoeker een nieuw ontvangen verzoekschrift kon lezen. De verzoeker was van mening dat deze beslissing onterecht was en dat hij hierdoor niet eerlijk behandeld werd, wat leidde tot zijn wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden rondom het verzoek tot wraking zorgvuldig beoordeeld. De verzoeker had tijdens de zitting in de hoofdzaak voor het eerst kennisgenomen van het verzoekschrift van de andere partij, wat hem in een lastige positie bracht. De kantonrechter had echter geconstateerd dat de verzoeker op de hoogte was van de inhoud van de zaak en dat het onderbreken van de zitting voor een leespauze een redelijke beslissing was. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid van de kantonrechter en dat de beslissing om de zitting te onderbreken geen grond voor wraking vormde.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden op de hoogte gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2016/73
zaak-/rekestnummer: C/09/524258/ KG RK 16/2308
kenmerk: 5366208 EJ VERZ 16-86476
datum beschikking: 16 januari 2017
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. J.P. Mulder
kantonrechter in de rechtbank Den Haag.
Belanghebbenden:
- [belanghebbende 1] ,
gemachtigde: mr. W. de Vries,
  • [belanghebbende 2] ,
  • [belanghebbende 3] .

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
De hoofdzaak betreft een geschil tussen erfgenamen. Ter zitting van 20 december 2016 is het (zelfstandige tegen)verzoek van [belanghebbende 1] , strekkend tot benoeming van (een) andere dan de in het testament benoemde bewindvoerder(s), ter zitting van de kantonrechter behandeld.
1.2.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van het proces-verbaal van de zitting op 20 december 2016, de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 20 december 2016, de brief van verzoeker van 29 december 2016 en de brief met bijlage van 4 januari 2017 van de gemachtigde van [belanghebbende 1] , mr. W. de Vries.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

2.1.
Op 9 januari 2017 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker en de kantonrechter hebben beiden schriftelijk meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Belanghebbenden zijn (in persoon) verschenen.

3.Het standpunt van verzoeker

Uit het proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak blijkt dat verzoeker aan zijn verzoek, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag heeft gelegd. Verzoeker heeft tijdens de zitting in de hoofdzaak voor het eerst het verzoekschrift van [belanghebbende 1] in ontvangst genomen. De kantonrechter heeft daarop voorgesteld om de zitting te schorsen voor een leespauze, zodat verzoeker kennis zou kunnen nemen van dit verzoekschrift. Verzoeker heeft zijn bezwaar hiertegen kenbaar gemaakt; verzoeker wenste intrekking van het verzoekschrift of aanhouding van de zaak. De kantonrechter heeft hierop meegedeeld dat de zitting niet zal worden verdaagd, waarna verzoeker de kantonrechter heeft gewraakt. Verzoeker heeft in zijn brief van 29 december 2016 de gang van zaken voorafgaand aan en tijdens de zitting in de hoofdzaak uiteengezet. Hij heeft daarnaast benadrukt dat hij niet ter zitting wenste te worden overvallen door een uitvoering verzoekschrift van 19 pagina’s. Een leespauze was volgens verzoeker niet voldoende en de kantonrechter liet hem geen andere keuze dan het indienen van een wrakingsverzoek.

4.Het standpunt van de rechter

Volgens de kantonrechter was verzoeker, gelet op de correspondentie die voorafgaand aan de zitting is gevoerd over de kwestie, bekend met het onderwerp van de zitting. Het leek de kantonrechter verstandig om de zitting kort te onderbreken en verzoeker de gelegenheid te geven het verzoekschrift te lezen en zich daarover een oordeel te vormen. De kantonrechter heeft de onderbreking ter zitting niet in duur beperkt.

5.De beoordeling

5.1.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3.
De beslissing van de kantonrechter om de zitting te onderbreken voor een leespauze betreft een processuele beslissing. Dergelijke beslissingen vormen in beginsel geen grond voor een wraking. Alleen indien de beslissing zo onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit anders zijn. De wrakingskamer is van oordeel dat deze situatie zich hier niet voordoet.
5.4.
De slotsom is dat het de wrakingskamer niet is gebleken dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt, noch is ten aanzien van hem de schijn van partijdigheid gewekt. Het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de kantonrechter;
de belanghebbenden:
[belanghebbende 1] , p/a zijn advocaat mr. W. de Vries
[belanghebbende 2] ,
[belanghebbende 3] .
Deze beslissing is gegeven door mrs. O. van der Burg, H.M.D. de Jong en J.W. Bockwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2017.