ECLI:NL:RBDHA:2017:1768
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak
Op 9 januari 2017 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die zich niet begrepen voelde door de rechter, N.F.H. van Eijk, tijdens een eerdere zitting op 13 december 2016. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was en internationale verdragen negeerde. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2017 heeft de verzoeker zijn standpunt toegelicht en stukken ter onderbouwing overgelegd. De rechter, die niet ter zitting verscheen, had eerder schriftelijk aangegeven dat hij het standpunt van de verzoeker in de hoofdzaak duidelijk vond en dat er geen sprake was van vooringenomenheid.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De kamer oordeelde dat de stellingen van de verzoeker onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid. De angst van de verzoeker dat hem rechten zouden worden ontnomen, werd niet als voldoende grond voor wraking beschouwd.
De beslissing van de wrakingskamer was om het verzoek tot wraking af te wijzen en het proces in de hoofdzaak voort te zetten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen, waaronder de officier van justitie, mr. S. Sleeswijk Visser.