ECLI:NL:RBDHA:2017:16651

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2017
Publicatiedatum
7 september 2018
Zaaknummer
C/09/511419 / HA ZA 16-597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling van een samenlevingsrelatie met geschil over inboedel en vorderingen

In deze zaak, die op 18 oktober 2017 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een financiële afwikkeling van een samenlevingsrelatie tussen een man en een vrouw. De man, eiser in conventie en verweerder in reconventie, en de vrouw, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, hebben een affectieve relatie gehad en hebben samen gewoond. Tijdens hun samenwoning hebben zij een samenlevingscontract gesloten op 30 december 2011, waarin onder andere de eigendom van de inboedel is geregeld. De man stelt dat de inboedel zijn privé-eigendom is, terwijl de vrouw betoogt dat deze geheel haar eigendom is. De rechtbank moet beoordelen of de bepaling in het samenlevingscontract, die de inboedel als eigendom van de vrouw aanwijst, geldig is of niet. De man voert aan dat deze bepaling strijdig is met de goede zeden en dat hij de inboedelzaken heeft willen beschermen tegen schuldeisers. De vrouw betwist dit en stelt dat de bepaling is opgenomen ter compensatie voor de kosten die zij heeft gedragen tijdens hun samenwoning.

Daarnaast vordert de man dat de vrouw hem een bedrag van € 1.805,68 terugbetaalt dat hij heeft ontvangen als arbeidsongeschiktheidsuitkering, en dat de vrouw draagplichtig is voor de terugvordering van huurtoeslag. In reconventie vordert de vrouw een bedrag van € 10.352,42 van de man, bestaande uit verschillende posten, waaronder kosten voor een auto en zorgkosten. De rechtbank heeft de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk behandeld en zal na bewijslevering een beslissing nemen over de toewijsbaarheid van de vorderingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/511419/ HA ZA 16-597
Vonnis van 18 oktober 2017
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
advocaat mr. T. Scholtus te Den Haag,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. de Koning te Lisse.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 mei 2016 met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie van 6 juli 2016, met producties;
- het tussenvonnis van 3 augustus 2016 waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- het, buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte, proces-verbaal van comparitie van 6 december 2016 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de akte eiswijziging van de zijde van de man;
- de akte reactie op eiswijziging van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en met elkaar samengewoond.
2.2.
Voordat partijen met elkaar gingen samenwonen hadden zij beiden reeds inboedelzaken in uitsluitende eigendom. Verder hadden zij toen al beiden de ziekte MS, zij het dat de man dit in een verder gevorderd stadium had dan de vrouw.
2.3.
Partijen hebben op 30 december 2011 een samenlevingscontract gesloten, dat notarieel is vastgelegd. Dit contract houdt onder meer het volgende in:
“(…) OVERWEGINGEN VOORAF:
De comparanten verklaren en stellen bij deze vast:
- zij hebben een affectieve relatie met elkaar;
- zij wonen in het kader van die relatie sinds zeventien april tweeduizend negen (17-04-2009) met elkaar samen en voeren een gemeenschappelijke huishouding;
- zij wensen overigens hun materiële onafhankelijkheid te behouden;
- zij zijn ieder voor een gelijk aandeel gerechtigd tot de saldi op de bankrekeningen die op beider naam staan;
- de inboedel is geheel privé-eigendom van de comparante sub 2 genoemd; (…)
BEDINGEN
Artikel 1
Gewone gang van huishouden
1. Uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding worden gedaan ten laste van een gemeenschappelijke bank- en/of girorekening en/of kas, waartoe maandelijks of wekelijk door ieder een bedrag beschikbaar wordt gesteld. Tenzij anders wordt overeengekomen, worden de kosten gedragen naar evenredigheid van ieders netto inkomsten uit arbeid.
2. In geval een van partijen geen inkomsten uit arbeid geniet, in de zin van lid 6 van dit artikel, komen de kosten van de huishouding volledig ten laste van degene die wel inkomsten uit arbeid geniet. In dit geval gaan partijen er van uit dat degene die geen inkomsten uit arbeid geniet, voldoende bijdrage aan het voeren der huishouding levert door het verrichten van huishoudelijke en verzorgende arbeid.
3. Geen van beiden kan verrekening casu quo teruggaaf verlangen van wat één van hen méér aan kosten betreffende de gewone gang van de huishouding dan de ander mocht hebben gedragen dan waartoe die ene ingevolge lid 1 (slot) van dit artikel verplicht was, tenzij schriftelijk anders overeengekomen.
4. Goederen welke strekken ten behoeve van de gewone gang van de gemeenschappelijke huishouding zullen door partijen in mede-eigendom worden verworven. Daartoe verlenen partijen elkaar over en weer volmacht tot het verrichten van de desbetreffende rechtshandelingen mede ten behoeve van de andere partij, terwijl zij zich over en weer verplichten van de volmacht gebruik te maken.
Tenzij uitdrukkelijk anders blijkt, wordt iedere partij geacht mede voor de ander gehandeld te hebben bij het verrichten van vorenbedoelde rechtshandelingen.
5. Tot de uitgaven ten behoeve van de gewone gang van zaken van de huishouding worden onder meer gerekend de kosten van gezamenlijke vakanties, (…) de kosten van door beiden gebruikte vervoermiddelen, huur, onroerendezaakbelasting (gebruikersgedeelte), en andere heffingen ter zake van het gebruik van registergoederen, een en ander voorzover betrekking hebbend op de gezamenlijk bewoonde woning met toebehoren en de uitgaven terzake van normaal onderhoud en verzekering van dit registergoed.
6. Waar in deze akte wordt gesproken over inkomsten uit arbeid wordt daaronder mede begrepen al hetgeen naar maatschappelijke opvattingen daarvoor in de plaats treedt, zoals sociale uitkeringen en pensioenen, alsmede winst uit onderneming.
(…)
Artikel 3
Gemeenschappelijke roerende zaken
De aan partijen in gemeenschappelijke eigendom toebehorende zaken zullen bij het einde van de samenwoning tussen partijen worden gescheiden en gedeeld, tegen verrekening van de waarde. (…)
Artikel 5
Deze overeenkomst wordt ontbonden doordat de samenleving van partijen eindigt alsmede indien zij met elkaar in het huwelijk treden of een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. Indien tussen partijen verschil van mening bestaat wanneer de samenleving is geëindigd, wordt deze geacht te zijn geëindigd op de dag, waarop een van hen bij aangetekend schrijven te kennen geeft de samenleving als geëindigd te beschouwen. (….)”
2.4.
In 2015 is de man ernstig ziek geworden. In juli 2015 is hij in het ziekenhuis opgenomen.
2.5.
Op 10 augustus 2015 heeft de vrouw bij aangetekend schrijven aan de man bericht:
Betreft:
Betredingsverbod
(…)
In mijn kwaliteit van bewoner en rechthebbende op de woning, (…), deel ik je mede dat ik je, vanaf heden, de toegang tot mijn woning, inclusief eventuele aanhorigheden en bij de locatie behorende erven ontzeg.
Vorenstaande betekent dat je op geen enkele wijze de aangegeven locatie(s) mag betreden. (…)
Algeheel contactverbod
Verder deel ik je mede, dat ik op geen enkele wijze contact met je (wil) blijven onderhouden. Elke communicatie met jou, op welke wijze ook, acht ik vanaf nu een directe inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer, in de zin van de wet belaging ex artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Partieel contactverbod
Bij noodzakelijk (telefonische) contacten dient te allen tijde wederzijds respectvol gecommuniceerd te worden. (…)
Directe contacten (inclusief aanspreken) op straat of in het openbaar acht ik, zonder dat ik op dat moment door iemand wordt vergezeld, eveneens een directe inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer.
Van elke afzonderlijke overtreding van bovenstaand contactverbod wordt te allen tijde onmiddellijk en onvoorwaardelijk aangifte gedaan bij de politie.
Handelen in strijd met bovenstaande afspraken zal te allen tijde (eveneens) worden aangemerkt als het opzettelijk inbreuk maken op mijn persoonlijke levenssfeer, in de zin van de wet belaging (…) Hieraan zal steeds onmiddellijk en onvoorwaardelijk aangifte worden gedaan bij de politie.
Overigens behoud ik mij uitdrukkelijk het recht voor, andere handelingen dan bovenstaande, eveneens als inbreuk op mijn persoonlijke levenssfeer, in de zin van de wet belaging, aan te merken. Bij aangifte zal tevens een strafrechtelijk straat- en contactverbod worden gevraagd.
De bewoner/rechthebbende, (…)”
2.6.
Op 22 augustus 2015 heeft de vrouw, bij aangetekende brief, aan de man geschreven:
“Betreft:
Beëindiging samenlevingsovereenkomst
[de man] ,
Hierbij deel ik je mee dat ik met ingang van heden onze relatie, en daarmee de samenlevingsovereenkomst, beëindig.
Bijgaand zend ik je een afstandsverklaring van Woonstichting Vooruitgang. Ik verzoek je om de ontbrekende gegevens in te vullen, het formulier te ondertekenen en samen met een kopie van jouw paspoort
per aangetekende postaan mij te retourneren.
Voorts wijs ik je erop dat je, zolang je officieel niet bent uitgeschreven op het [adres] , volledig mede aansprakelijk blijft voor alle vaste lasten en kosten in levensonderhoud op dit adres. (…)”
2.7.
Met ingang van 5 oktober 2015 heeft de man jegens de woningstichting afstand gedaan van de huurwoning. Hij is toen naar een zorgwoning in [woonplaats 1] gegaan.
2.8.
Op 1 oktober 2015 heeft vrouw een deel van de inboedelzaken aan de man meegegeven, welke inboedelzaken zijn vermeld op productie 3 bij de dagvaarding (met uitzondering van de onder 28, 29, 34 en 36 genoemde inboedelzaken).

3.Het geschil

3.1.
De man vordert
in conventie, na vermindering van eis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de man enig eigenaar is van de zaken en persoonlijke bezittingen als genoemd in productie 4 en van de ontbrekende items 28, 29, 34 (vier centerpins) en 36 (ontbrekende onderdelen stoommachine in houten kistje) als vermeld op productie 3;
II. de vrouw te veroordelen deze zaken binnen vijf dagen aan de man af te geven, op straffe van een dwangsom;
III. de verdeling van de tussen partijen bestaande beperkte gemeenschap vast te stellen als volgt: aan de man de wasmachine Siemens en het beddengoed toe te delen en aan de vrouw de wasdroger Siemens, de Philips airfryer friteuse en het koffiezetapparaat toe te delen;
IV. de vrouw te veroordelen aan de man te betalen een bedrag van € 1.805,68 wegens ontvangen UWV-uitkering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
V. te verklaren voor recht dat de vrouw draagplichtig is voor de terugvordering huurtoeslag over de jaren 2011, 2013, 2014 en 2015 tot een bedrag van € 3.358, alsmede de vrouw te veroordelen om aan de man te betalen al hetgeen de man meer zal blijken te hebben voldaan op deze terugvordering dan zijn aandeel daarin van € 1.679;
VI. de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2.
De vrouw voert gemotiveerd verweer en zij vordert
in reconventiede man te veroordelen aan haar te voldoen een bedrag van € 10.352,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis, tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de man in de kosten van het geding in conventie en in reconventie en in de nakosten.
3.3.
De man voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Deze procedure betreft de financiële afwikkeling van de samenlevingsrelatie van partijen. De vorderingen in conventie en in reconventie hangen nauw met elkaar samen, zodat zij gezamenlijk worden besproken.
Inboedel
4.2.
De vorderingen in
conventie onder I en IIvan de man zien op de inboedel. In het samenlevingscontract hebben partijen verklaard en vastgesteld dat de inboedel geheel privé-eigendom is van de comparante sub 2, de vrouw. De man stelt dat partijen deze bepaling uitsluitend in het samenlevingscontract hebben opgenomen omdat hij een zakelijke schuld had bij ING van circa € 12.000 en dat partijen deze inboedelzaken wilden veilig stellen voor verhaal. Partijen hebben hiermee dus bedoeld een tijdelijke regeling te treffen. Er heeft geen eigendomsoverdracht van de genoemde inboedelzaken aan de vrouw plaatsgevonden. Ook na het sluiten van het samenlevingscontract is dit niet gebeurd. De man is daarmee eigenaar gebleven van deze inboedelzaken. Tot opname van deze bepaling is besloten na ruggenspraak met de boekhouder van partijen, de heer [A] . Partijen wensten bovendien hun materiële onafhankelijkheid te behouden. Partijen hebben in strijd met de waarheid in het samenlevingscontract verklaard dat de inboedel privé-eigendom is van de vrouw, ter benadeling van een schuldeiser. Daarom is deze bepaling strijdig met de goede zeden en/of de openbare orde en daarom is de overeenkomst in zoverre van rechtswege nietig. Ook hierom is de man nog eigenaar van de eerder aan hem in eigendom toebehorende inboedelzaken. Naar de rechtbank begrijpt bepleit de man voorts dat de vrouw in redelijkheid geen rechten aan deze bepaling kan ontlenen.
4.3.
De vrouw heeft het voorgaande betwist. Zij heeft erop gewezen dat de tekst van het samenlevingscontract duidelijk is. Uit het samenlevingscontract volgt dat de gehele inboedel haar privé-eigendom is. Slechts in bijzondere gevallen kan een afspraak tussen partijen buiten toepassing blijven. De bepaling is in het samenlevings-contract opgenomen omdat zij vanaf februari 2009 tot en met augustus 2013 alle kosten van de huishouding alleen heeft gedragen; de man had toen geen inkomsten. Tevens heeft zij vanaf 2009 de verzorging van de man op zich genomen. Het bepaalde omtrent de inboedelzaken is opgenomen ter compensatie daarvan, niet om het verhaal door een schuldeiser onmogelijk te maken. De samenlevingsover-eenkomst is niet in strijd met de goede zeden of de openbare orde. Er was ook geen reden om te vrezen voor beslag door de bank, want er liep een betalingsregeling. Bovendien hebben partijen twee langstlevende testamenten laten opmaken uit liefde. In het geval de vrouw eerder dan de man zou overlijden zou de inboedel eerst naar de kinderen van de man gaan. De vrouw heeft na het uiteengaan van partijen onverplicht toch inboedelzaken afgegeven aan de man, omdat zij medelijden met hem had. Tot zover het betoog van de vrouw.
4.4.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. De in het samenlevingscontract opgenomen bepaling dat de inboedel geheel privé-eigendom is van de vrouw lijkt op zichzelf duidelijk, maar dat betekent niet dat de rechter niet aan uitleg van de bewuste bepaling toekomt. Immers, de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beant-woording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, NJ 1981, 635).
4.5.
In dit verband is van belang dat de man gemotiveerd heeft betoogd dat de bedoeling van deze bepaling louter was het veiligstellen van de aan de man toebehorende inboedel voor verhaal door de schuldeisers. Daaruit volgt zijns inziens dat het een tijdelijke regeling betrof en dat het niet de bedoeling van partijen is geweest om, in het geval zij uit elkaar zouden gaan, de vrouw ook aanspraak te geven op de inboedelzaken van de man. De vrouw heeft dit gemotiveerd betwist. De man heeft op dit punt bewijslevering aangeboden, ook door het horen van getuigen. De rechtbank ziet aanleiding de man eerst te gelasten bij akte de in het dictum vermelde stukken in het geding te brengen. De vrouw zal hierop bij akte mogen reageren. Daarna zal de man bij akte mogen aangeven of hij nog bewijs door middel van getuigen wenst te leveren. Iedere verdere beslissing op dit punt (inzake de vorderingen in conventie onder I en II) zal worden aangehouden.
Beperkte gemeenschap
4.6.
De man heeft in
conventie onder IIIgevorderd de beperkte gemeenschap van partijen aldus vast te stellen dat aan hem wordt toegedeeld de wasmachine Siemens en het beddengoed en aan de vrouw de wasdroger Siemens, de friteuse en het koffiezetapparaat. Hij heeft daartoe gesteld dat partijen deze roerende zaken in gemeenschappelijke eigendom hebben en hij heeft zich daartoe beroepen op het bepaalde in artikel 1 lid 4 juncto artikel 3 van het samenlevingscontract. De vrouw heeft betwist dat van gemeenschappelijke eigendom sprake is. Zij heeft gemotiveerd betoogd dat zij deze goederen heeft betaald en geleverd gekregen. Verder heeft zij betoogd dat het koffiezetapparaat van de lijst moet worden afgehaald omdat dit apparaat voor het uiteengaan al stuk was, en, naar de rechtbank begrijpt, niet meer voorhanden is. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat zij recht heeft op deze goederen omdat zij de man onverplicht al veel inboedelgoederen heeft meegegeven. De man heeft in reactie hierop naar voren gebracht er niet mee bekend te zijn dat het koffiezetapparaat ten tijde van het uiteengaan van partijen al stuk was.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het bepaalde in artikel 1 lid 4 van het samenlevingscontract genoegzaam dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn geworden van deze roerende zaken, die strekken ten behoeve van de gemeenschappelijke huishouding en die, zo begrijpt de rechtbank, na het sluiten van het samenlevingscontract zijn aangeschaft. Deze zaken zijn dus in beginsel voor verdeling vatbaar, voor zover ten tijde van het uiteengaan van partijen althans nog aanwezig. Tegenover de betwisting door de vrouw heeft de man onvoldoende onderbouwd dat het koffiezetapparaat nog aanwezig was. Dit apparaat zal daarom niet in de verdeling worden betrokken. Voor het overige houdt de rechtbank haar beslissing over deze vordering aan. Immers, partijen strijden over de verdeling van de inboedel en vaststaat dat de man reeds diverse inboedelzaken heeft ontvangen. De mogelijkheid bestaat dat de vrouw die inboedelzaken onverplicht heeft afgegeven, en zij heeft onweersproken gesteld dat zij er ten tijde van de afgifte geen rekening mee behoefde te houden dat de man in deze procedure een verdergaande verdeling van de inboedel zou vorderen. Eerst na bewijslevering zal de rechtbank beoordelen of de door de man in conventie onder III gevorderde wijze van verdeling toewijsbaar is.
Betaling € 1.805,68 in verband met ontvangst arbeidsongeschiktheidsuitkering van de man en ten onrechte opgenomen bedrag van de rekening
4.8.
De man vordert in
conventie onder IVde op bankrekening [nummer] bij ING gestorte WAZ-uitkering van de man over de maanden juli en augustus 2015 à
€ 902,84 netto per maand van de vrouw terug. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de vrouw deze betaling van de rekening heeft opgenomen, terwijl zij daartoe niet meer gerechtigd was. Immers, ofschoon de vrouw per 22 augustus 2015 de samenleving heeft beëindigd op de voet van artikel 5 van het samenlevingscontract, voerden partijen al eerder geen gezamenlijke huishouding meer, vanwege de ziekenhuisopname van de man en het besluit van de vrouw om de samenleving te beëindigen, zoals blijkt uit de brief van de vrouw van 10 augustus 2015.
4.9.
De vrouw heeft zich tegen deze vordering verweerd. Zij heeft gesteld dat er ook in deze periode nog een gezamenlijke huishouding was. Zij heeft daartoe betoogd dat zij de brief van 10 augustus 2015 heeft verzonden op verzoek van de politie vanwege de omstandigheid dat zij door de man werd gestalkt en dat zij niet de bedoeling heeft gehad om daarmee een einde aan de gezamenlijke huishouding te maken. Ook na 10 augustus 2015 is de vrouw nog bij de man op bezoek geweest in het ziekenhuis, heeft zij de was voor hem gedaan en deze naar het ziekenhuis gebracht, en de man stond nog steeds op hetzelfde adres ingeschreven. Partijen hebben bovendien tot 22 augustus 2015 relatietherapie gevolgd om te bezien of de relatie nog te redden was.
4.10.
Desgevraagd heeft de man ter zitting bevestigd dat het klopt dat partijen in de periode tot 22 augustus 2015 nog samenwoonden. Daarom zal deze vordering van de man als ongegrond worden afgewezen.
Terugvordering huurtoeslag
4.11.
Het door de man, na eiswijziging, in
conventie onder Vgevorderde zal als onweersproken en op de wet gegrond kunnen worden toegewezen, met dien verstande dat de vrouw een beroep heeft gedaan op verrekening met hetgeen zij in reconventie van de man te vorderen heeft. Over dit beroep op verrekening zal de rechtbank zich hierna buigen.
Vordering in reconventie
4.12.
De vrouw vordert in reconventie de man te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 10.352,42, bestaande uit de navolgende posten:
- € 1.875,00 in verband met de auto,
- € 828,25 in verband met het CAK,
- € 150,00 in verband met Interpartes,
- € 100,00 in verband met Maasstad ziekenhuis,
- € 7.399,23 wegens onverschuldigde betaling van allerhande kosten van de man.
4.13.
De man heeft het gevorderde gemotiveerd bestreden. De rechtbank zal de posten hierna puntsgewijs bespreken.
Auto
4.14.
De vrouw heeft bij conclusie van eis in reconventie gesteld dat de auto tijdens de samenleving door partijen is gekocht en dat deze op naam van de man is gezet, maar dat zij heeft meebetaald aan de koop en ook aan de onderhoudskosten en de wegenbelasting. Bij het uiteengaan van partijen heeft de man de auto opgeëist en hij heeft deze later verkocht. Zij stelt recht te hebben op de helft van de verkoopwaarde van de auto, die zij stelt op (€ 3.750:2=) € 1.875. De man heeft bij conclusie van antwoord in reconventie gesteld dat hij de auto heeft aangeschaft en heeft betaald, terwijl ook de wegenbelasting en de onderhoudskosten voor zijn rekening kwamen. Niet overeengekomen is dat vervoermiddelen gemeenschappelijk zijn en ook overigens bestaat er geen regel die meebrengt dat de vrouw recht heeft op betaling van de helft van de marktwaarde van de auto. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat zij niet betwist dat de man eigenaar is van de auto, maar dat zij alle kosten van de auto heeft gedragen en altijd twee derde deel van de autokosten heeft betaald. De advocaat van de vrouw heeft vervolgens ter zitting betoogd dat de man en de vrouw gezamenlijk eigenaar waren omdat de vrouw alle kosten van de auto heeft gedragen.
4.15.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt. De enkele omstandigheid dat de vrouw (een deel dan wel) alle kosten van de auto heeft gedragen brengt niet mee dat de vrouw en de man gezamenlijk eigenaar zijn geworden van de auto. Tegenover de betwisting door de man is verder niet komen vast te staan dat de vrouw de koopprijs mede heeft voldaan. Bovendien was zij op grond van het samenlevingscontract (artikel 1 lid 5) gehouden bij te dragen in de autokosten. Dat de vrouw jegens de man aanspraak kan maken op enig vergoedingsrecht is dus ook niet gebleken. De vordering in reconventie wordt in zoverre afgewezen.
CAK-schuld
4.16.
De vrouw heeft gevorderd de man te veroordelen tot betaling aan haar van de helft van de gezamenlijke schuld aan het CAK à € 1.656,49, dat wil zeggen € 828,25. Zij heeft betoogd dat deze schuld nog openstaat en betrekking heeft op de periode dat partijen met elkaar samenwoonden. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de man heeft de vrouw evenwel niet aangetoond dat sprake is van een gezamenlijke schuld. Immers, de facturen van het CAK en de correspondentie met het CAK zijn op haar naam gesteld. Zij heeft ook niet gesteld dat partijen (stilzwijgend) hebben afgesproken dat deze schuld als gezamenlijke schuld zou worden beschouwd, terwijl dit evenmin uit het samenlevingscontract voortvloeit. De man heeft ter zitting verklaard dat hij niets van een CAK-schuld weet en dat hij zich nooit heeft bezig gehouden met de CAK-aanvraag. De enkele omstandigheid dat het van het CAK verkregen budget ten behoeve van beide partijen is aangewend, maakt niet dat ook de schuld bij het CAK gezamenlijk is geworden.
4.17.
Zou overigens wel van een gezamenlijke schuld sprake zijn, dan nog zou de vordering van de vrouw niet toewijsbaar zijn. Immers, zij grondt deze vordering kennelijk op artikel 6:10 BW. Echter, een regresvordering van een hoofdelijk verbonden schuldenaar ontstaat pas op het moment dat hij de schuld aan de schuldeiser voldoet voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat (Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3784 rov. 3.6). In dit geval heeft de vrouw juist gesteld dat deze schuld nog openstaat. Deze vordering wordt dus afgewezen.
Interpartes en Maasstad
4.18.
De vrouw vordert de man te veroordelen om door haar ten behoeve van hem voorafgaand aan het sluiten van het samenlevingscontract, te weten op 24 december 2010, 22 februari 2011 en 30 september 2010), betaalde bedragen aan haar terug te betalen. De man voert verweer. Hij beroept zich op verjaring. Voorts beroept hij zich, naar de rechtbank begrijpt, op artikel 1.5 van het samenlevingscontract en stelt hij geen stukken te hebben gezien waaruit blijkt dat de vrouw de vorderingen van Interpartes en Maasstad voor hem heeft voldaan.
4.19.
De vrouw heeft hierop erkend dat deze vorderingen verjaard zijn en zij heeft een beroep op verrekening gedaan.
4.20.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu vaststaat dat de vordering van de vrouw inzake Interpartes en Maasstad is verjaard, zal deze in zoverre worden afgewezen.
4.21.
Ter zake het verrekeningsverweer geldt het volgende.
4.22.
Voor wat betreft Interpartes heeft de man een beroep gedaan op artikel 1.5 van het samenlevingscontract. Dit beroep gaat niet op, omdat de bewuste betalingen zijn gedaan voordat het samenlevingscontract is gesloten en gesteld noch gebleken is dat partijen met dit contract hebben beoogd hun relatie voorafgaand aan dit contract te regelen. Nu de man niet heeft aangevoerd dat en waarom de vrouw ook overigens geen beroep op verrekening toe komt, moet haar dit beroep worden toegestaan.
4.23.
Met de door haar (als productie 6 en 7) overgelegde rekeningafschriften heeft de vrouw genoegzaam onderbouwd dat zij de bewuste betalingen ten behoeve van de man heeft verricht. De man heeft erkend dat de vrouw het gevorderde voor wat betreft Maasstad, mits aangetoond, mag verrekenen. In zoverre mag de vrouw zich dus op verrekening beroepen.
Onverschuldigde betalingen € 7.399,23
4.24.
De vrouw vordert een bedrag van € 7.399,23 terug op grond van onverschuldigde betaling van ten behoeve van de man door haar voldane posten (productie 8). De man heeft zich voor wat betreft de voor 7 juli 2011 verrichte betalingen op verjaring beroepen. Voorts heeft hij aangevoerd dat het uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding betroffen en dat de terugvordering afstuit op het bepaalde in artikel 1.3 van het samenlevingscontract. De vrouw heeft hierop erkend dat haar vordering voor zover het betalingen verricht voor 7 juli 2011 betreft, is verjaard. Zij heeft een beroep op verrekening gedaan en heeft betoogd dat het samenlevingscontract niet de situatie voorafgaand aan dat contract regelt.
4.25.
De vordering in reconventie zal, voor zover deze betrekking heeft op voor 7 juli 2011 verrichte betalingen worden afgewezen. Het beroep van de vrouw op verrekening moet met betrekking tot deze post, op overeenkomstige gronden als bij de vordering terzake van Interpartes vermeld, worden toegestaan.
4.26.
De na 7 juli 2011 gedane betalingen zijn niet verjaard en kan de vrouw dan ook, als overigens niet weersproken en op de wet gegrond, terugvorderen. Dit betreft de navolgende betalingen, waarbij de rechtbank de volgorde van de rekeningafschriften bij productie 8 heeft aangehouden en telkens de door de vrouw handmatig aangebrachte omschrijving heeft vermeld.
2 augustus 2011 € 81,40 hobby materialen [de man]
2 augustus 2011 € 33,14 hobby materialen [de man]
1 augustus 2011 € 49,85 telefoon [de man]
1 augustus 2011 € 34,33 auto [de man]
29 juli 2011 € 115,88 verzekering [de man]
27 juli 2011 € 59,00 auto [de man]
2 september 2011 € 65,20 telefoon [de man]
1 september 2011 € 34,33 auto [de man]
31 augustus 2011 € 115,88 verzekering [de man]
29 augustus 2011 € 58,00 auto [de man]
27 augustus 2011 € 125,00 laptop [de man]
25 augustus 2011 € 44,95 telefoon [de man]
3 oktober 2011 € 34,33 auto [de man]
30 september 2011 € 115,88 verzekering [de man]
27 september 2011 € 58,00 auto [de man]
23 september 2011 € 60,06 telefoon [de man]
23 september 2011 € 44,48 medicijnen [de man]
23 september 2011 € 40,63 medicijnen [de man]
23 september 2011 € 29,20 verzekering [de man]
16 september 2011 € 60,06 telefoon [de man]
1 november 2011 € 34,33 auto [de man]
31 oktober 2011 € 115,88 verzekering [de man]
27 oktober 2011 € 59,00 auto [de man]
24 oktober 2011 € 29,20 verzekering [de man]
20 oktober 2011 € 51,47 telefoon [de man]
1 december 2011 € 33,86 auto [de man]
30 november 2011 € 115,88 verzekering [de man]
30 november 2011 € 27,21 verzekering [de man]
28 november 2011 € 58,00 auto [de man]
22 november 2011 € 44,95 telefoon [de man]
Totaal € 1.829,38
Tot een bedrag van € 1.829,38 kan haar vordering in reconventie dus worden toegewezen.
4.27.
Iedere verdere beslissing, in conventie en in reconventie, zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
In conventie en in reconventie:
5.1.
beveelt de man bij akte ter rolle van
8 november 2017in het geding te brengen:
een kopie van de in het dossier van de notaris met betrekking tot het in het
samenlevingscontract omtrent de inboedelzaken bepaalde aanwezige stukken
(zoals aantekeningen/gespreksverslagen/telefoonnotities);
5.2.
bepaalt dat de vrouw hierop bij akte ter rolle van
29 november 2017mag reageren;
5.3.
bepaalt dat de man bij akte ter rolle van
13 december 2017kenbaar mag maken of hij nog bewijs wenst te leveren door middel van het horen van getuigen;
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Alt-van Endt en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de griffier. [1] .

Voetnoten

1.type: 1308