ECLI:NL:RBDHA:2017:16575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2017
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
C/09/536074 / KG ZA 17-1000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie naar Ethiopië

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en een vader over vervangende toestemming voor een vakantie naar Ethiopië met hun minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. Ö. Aydogan, vorderde toestemming om met de minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], van 20 juli 2017 tot en met 17 augustus 2017 naar Ethiopië te reizen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.M. Bekooij, weigerde deze toestemming te verlenen, wat leidde tot de procedure. De ouders zijn van 17 februari 2003 tot 20 december 2007 met elkaar gehuwd geweest en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige. De minderjarige heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder en heeft in de afgelopen twee jaar nauwelijks contact met de vader gehad.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juli 2017 heeft de vader een recent reisadvies van Ethiopië overgelegd. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel Ethiopië als onveilig wordt beschouwd, de specifieke risico's zich vooral in bepaalde regio's voordoen en niet in Addis Ababa, waar de moeder en de minderjarige bij familie zullen verblijven. De moeder heeft verklaard niet van plan te zijn buiten Addis Ababa te reizen en heeft retourtickets geboekt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de moeder moet worden toegewezen, omdat de vader onvoldoende heeft onderbouwd dat de reis onveilig zou zijn voor de minderjarige.

De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de communicatie tussen de ouders verbeterd moet worden in het belang van de minderjarige. Wat betreft de proceskosten heeft de rechter bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat de moeder de vader voor een voldongen feit heeft geplaatst door zonder overleg vliegtickets te boeken. De uitspraak verleent de moeder vervangende toestemming voor de reis naar Ethiopië, verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/536074 / KG ZA 17-1000
Vonnis in kort geding van 18 juli 2017
in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. Ö. Aydogan te Son en Breugel,
tegen:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. Bekooij te Den Haag.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘de moeder’ en de ‘vader’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 11;
- de op 17 juli 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij de vader een recente uitdraai van het Reisadvies Ethiopië van de website van het Ministerie van Buitenlandse zaken heeft ingediend.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn vanaf 17 februari 2003 tot 20 december 2007 met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van de minderjarige, [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . De vader en moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige. De minderjarige heeft de hoofdverblijfplaats bij de moeder. De vader en de minderjarige hebben gedurende de afgelopen twee jaar nauwelijks contact met elkaar gehad.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert – kort weergegeven – bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, haar vervangende toestemming te verlenen met de minderjarige vanaf 20 juli 2017 tot en met 17 augustus 2017 af te reizen naar Ethiopië en daar te verblijven, met veroordeling van de vader in de kosten van de procedure.
3.2.
Zij voert daartoe kort samengevat aan dat de vader weigert toestemming te verlenen om de minderjarige mee te nemen voor een familiebezoek en vakantie in – uitsluitend – Addis Ababa, de hoofdstad van Ethiopië.
3.3.
De vader voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Ter zake van de vervangende toestemming geldt het volgende. Uitgangspunt is dat de minderjarige belang heeft bij een familiebezoek en vakantie in Ethiopië. De vader heeft niet concreet gemaakt dat het voor haar niet veilig is deze reis te maken. Weliswaar is Ethiopië geen veilig land, dit staat ook in het Reisadvies Ethiopië, maar de concreet onveilige situaties doen zich vooral voor in specifiek genoemde (grens)regio’s en niet in Addis Ababa. Voor de hoofdstad gelden alleen – voor het hele land geldende – algemene waarschuwingen. De moeder en de minderjarige verblijven bij familie in Addis Ababa, die voldoende op de hoogte zijn van de veiligheidssituatie in de stad, en hen kunnen begeleiden. De moeder heeft ter zitting verklaard niet van plan te zijn buiten Addis Ababa te reizen. Zij zal de minderjarige en zichzelf niet gevaar brengen.
De vader heeft ook onvoldoende onderbouwd gesteld dat de minderjarige niet zal terugkeren naar Nederland. De moeder heeft familie in Ethiopië, net als de vader. Zij wil graag met de minderjarige haar familie bezoeken, zoals zij vier jaar geleden ook hebben gedaan. Net als toen, betreft het ook deze keer slechts een vakantie. De moeder en de minderjarige zijn geworteld in Nederland, waar de minderjarige naar school gaat en de moeder werk heeft. De moeder heeft retourtickets geboekt, die als productie 7 bij de dagvaarding zijn gevoegd.
De door de vader nog gestelde religieuze indoctrinatie en de mogelijke uithuwelijking van de minderjarige zijn alleen gebaseerd op ongeconcretiseerde verdachtmakingen, en worden daarom gepasseerd. Voor het overige is niet gebleken van bezwaren die binnen het bereik van deze procedure vallen. Dit leidt ertoe dat de vordering van de moeder zal worden toegewezen.
4.2.
Ter zake van de wens van de vader tot contact met de minderjarige – wat buiten het bestek van deze procedure valt – merkt de voorzieningenrechter op dat zij ervan uitgaat dat partijen zich er na de vakantie toe zullen inzetten het contact tussen de minderjarige en de vader te herstellen. Daartoe is ook noodzakelijk dat zij werken aan verbetering van hun eigen onderlinge communicatie, in het belang van de minderjarige.
4.3.
Ter zake van de proceskosten wordt het volgende overwogen. De moeder vindt dat de vader de proceskosten moet dragen, omdat hij op onterechte gronden heeft geweigerd toestemming te geven. Feit is echter dat zij zonder voorafgaand overleg met de vader de vliegtickets voor de reis naar Ethiopië geboekt. Pas twee weken geleden is hem voor het eerst – via de minderjarige – gevraagd om toestemming. Daarmee heeft de moeder de vader voor een voldongen feit geplaatst, wat niet getuigt van respect voor zijn positie als (gezags)ouder. Bovendien heeft deze handelswijze tot gevolg gehad dat tussen de minderjarige en de vader verdere verwijdering is ontstaan. De minderjarige – van dertien jaar – is in een discussie betrokken geraakt, die partijen als ouders met elkaar hadden moeten voeren. Dit is ernstig in strijd met haar belangen. De noodzaak van deze procedure is daarmee vooral gevolg van de – op dit moment nog – gebrekkige communicatie tussen partijen, een omstandigheid die aan hen beiden te wijten is. Daarom zal – nu sprake is van een procedure van familierechtelijke aard – worden bepaald dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verleent aan de moeder vervangende toestemming – die de toestemming van de vader vervangt – met de minderjarige, [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , in de periode van 20 juli 2017 tot en met 17 augustus 2017 af te reizen naar Ethiopië en daar te verblijven;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.B. Verkleij en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2017.
rasv