ECLI:NL:RBDHA:2017:16565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
C/09/529067 / HA ZA 17-308
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor uitlatingen over halal status van soep in social media context

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Den Haag op 27 december 2017, staat de aansprakelijkheid van [A] en [de V.O.F.] centraal naar aanleiding van uitlatingen over de halal status van soepen van Yildiz c.s. De eiseressen, Yildiz Holding A.S., Ülker Bisküvi S.A. en Besler Gida ve Kimya San Tic. A.S., hebben [A] en [de V.O.F.] aangeklaagd wegens onrechtmatig handelen. De zaak begon met een tweet van [A] op 10 september 2015, waarin hij een vertaalfout op de verpakking van de soepen aan de kaak stelde. De Nederlandse tekst op de verpakking suggereerde dat de soepen varkensvet bevatten, wat in strijd is met de halal status. Yildiz c.s. vorderde schadevergoeding en een verklaring voor recht dat [A c.s.] onrechtmatig heeft gehandeld.

De rechtbank oordeelde dat [A] geen feitelijk onjuiste informatie heeft verspreid, aangezien de Nederlandse tekst op de etiketten inderdaad een vertaalfout bevatte. De rechtbank benadrukte dat het recht van [A] om zijn mening te uiten in dit geval zwaarder weegt dan het recht van Yildiz c.s. op bescherming van hun eer en goede naam. De vorderingen van Yildiz c.s. werden afgewezen, en de rechtbank veroordeelde Yildiz c.s. in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de delicate balans tussen uitingsvrijheid en de bescherming van de reputatie van ondernemingen in het tijdperk van sociale media.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/529067 / HA ZA 17-308
Vonnis van 27 december 2017 (bij vervroeging)
in de zaak van
1. de vennootschap naar buitenlands recht
YILDIZ HOLDING A.S.,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
ÜLKER BISKÜVI S.A.,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
BESLER GIDA VE KIMYA SAN TIC. A.S.,
allen statutair gevestigd te Istanbul, Turkije,
eiseressen,
advocaat mr. Th.P. ten Brink te Rotterdam,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[de V.O.F.],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. T. Kocabas te Zoetermeer.
Eiseressen zullen hierna ‘Yildiz’, ‘Ülker’ en ‘Besler’ (gezamenlijk: ‘Yildiz c.s.’) genoemd worden. Gedaagden worden aangeduid met ‘ [A] ’ en ‘ [de V.O.F.] ’ (gezamenlijk: ‘ [A c.s.] ’).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 februari 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties van de zijde van [A c.s.] ;
  • het tussenvonnis van 14 juni 2017, waarin een comparitie van partijen is bevolen;
  • het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 24 november 2017 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het proces-verbaal. Partijen hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Yildiz is een multinationale onderneming van Turkse origine. Zij houdt zich bezig met de productie, distributie en export van levensmiddelen en daaraan gerelateerde producten in Centraal- en Oost-Europa, het Midden-Oosten en Afrika. Ülker en Besler zijn dochtermaatschappijen van Yildiz.
2.2.
[de V.O.F.] exploiteert onder meer een tweetal winkels in vleeswaren en andere huishoudelijke producten in [plaats] (hierna: de supermarkt). [A] is een van de vennoten van [de V.O.F.] . Hij is betrokken bij de dagelijkse werkzaamheden binnen de onderneming.
2.3.
In de supermarkt wordt onder meer de groentesoep, de linzensoep en de tarwesoep met pens (hierna: de soepen) van Yildiz c.s. verkocht. Deze soepen zijn op de markt gebracht als halal, hetgeen verondersteld dat zij geoorloofd zijn volgens de islamitische (voedsel)voorschriften en onder meer inhoudt dat de soepen geen varkensproducten mogen bevatten. Op de verpakking van de soepen voor onder meer de Europese markt is een ingrediëntenlijst vermeld in veertien talen. Een periode heeft de Nederlandse tekst, voor zover hier van belang als volgt geluid:
“Heeft varkensvet of zijn derivaten bevatten”
2.4.
Op 10 september 2015 heeft [A] op zijn openbare Twitter-account [Twitter-account 1] een tweet geplaatst. Bij de tweet was een Turkse vertaling gevoegd van de Nederlandse tekst op het etiket van de groentesoep. Deze beëdigde vertaling is op verzoek van [A] opgesteld en is voorzien van een aantal stempels en handtekeningen, onder meer van een notaris te Istanbul, Turkije. De tekst van de tweet luidde als volgt:
“ [Twitter-account 2] [Twitter-account 3] Bu belge Hollandaca’dan noter tasdikli Türkçe’ye tercümedir. Yazanlar doğru mu? Hollanda yerel medya”
De tekst van de tweet kan als volgt worden vertaald:

[Twitter-account 2] [Twitter-account 3] Dit document is vanuit het Nederlands ondertekend door een notaris vertaald naar het Turks. Is dit correct? Nederlandse lokale media
[Twitter-account 2] is het destijds openbare Twitter-account van de heer [X] (hierna: ‘ [X] ’), één van de leden van de familie [X] en betrokken bij de onderneming Ülker.
[Twitter-account 3] is het openbare Twitter-account van het familiebedrijf [X] .
2.5.
Demet TV is een lokaal journalistiek medium, gevestigd in Den Haag, dat zich met een website met name richt op Turkse Nederlanders en Turkse migranten in Nederland. Op 10 september 2015 verscheen op de website van Demet TV een artikel met de kop “
Varkensmiddelen in soepproducten Ulker”. Bij dit artikel is een afbeelding geplaatst van de op verzoek van [A] gemaakte Turkse vertaling van de Nederlandse tekst op het etiket van de groentesoep. Het artikel heeft onder andere de navolgende inhoud:
“Sommige soepproducten van het Turkse merk Ulker zouden varkensproducten bevatten. Dat zegt [A] , eigenaar van de supermarkt [de V.O.F.] in [plaats] . [A] die zelf het product al jaren verkoopt in zijn supermarkt baseert zijn uitspraak op de Nederlandse ingrediëntenlijst van Ulker. Tussen de ingrediënten zou staan dat het varkensproducten bevatten. Het gaat om de linzensoep, tarwesoep met pens en de groentesoep die deze middelen zou bevatten.(…)
Uiteraard hebben wij zelf ook gezocht tussen de ingrediënten van de soepproducten van Ülker. In de Turkse lijst met ingrediënten staat te lezen “Domuz yagi ve katkilari icermez”. Met andere woorden, het product bevatgeenvarkensvet of andere varkensmiddelen. Maar wie de Nederlandse ingrediëntenlijst leest, ziet duidelijk staan “Heeft varkensvet en zijn derivaten”. Het bedrijf (Ulker) zelf zegt dat het hier om een vertaalfout gaat.
UPDATE: We krijgen veel berichten van bezorgde lezers die het niet kunnen geloven. Daarom voegen wij een foto van de ingrediëntenlijst en zwart op wit een brief van de Turkse notaris die de Nederlandse ingrediëntenlijst heeft vertaald naar het Turks.(…)
2.6.
Op 11 september 2015 is op de website van Demet TV een artikel geplaatst met de volgende kop: “
Ulker Nederland: “Excuses voor de fout” “Geen varkensvet””. Het artikel heeft onder andere de navolgende inhoud:
(…)
Ook [directeur] , directeur van Ulker Nederland heeft contact gehad met Demet TV om toelichting te geven. “We bieden onze excuses aan voor de situatie. Maar het betreft hier een vertaalfout.” De ingrediëntenlijst op de verpakking zou door een Turkse medewerker in Turkije naar het Nederlands zijn vertaald. Volgens [directeur] moet op de verpakking eigenlijk staan “heeftgeenvarkensvet en zijn derivaten”, maar de vertaler zou door een vertaalfout het woordje “geen” zijn vergeten. Hierdoor staat er nu “heeft varkensvet en zijn derivaten”.(…)
UPDATE: De Haagse ondernemer [A] laat aan Demet TV weten blij te zijn met de excuses. “Wij aanvaarden de excuses van Ulker en gaan ervan uit dat zij gelijk hebben. Tevens zullen wij tot de laboratorium onderzoeken afgerond zijn, geen nieuwe mededelingen doen over deze zaak”, zegt [A] .”
2.7.
Op 11 september 2015 is op de Turkstalige (nieuws)website sonhaber.eu (hierna: Son Haber), gevestigd in Nederland, een afbeelding geplaatst van de op verzoek van [A] gemaakte Turkse vertaling van de Nederlandse tekst op de etiketten van de soepen. Tevens is via het Twitter-account van Son Haber hierover op 11 september 2015 een tweet verstuurd. Op enig moment heeft […] , een Turkse politicus, deze tweet van Son Haber geretweet.
2.8.
AdStation Digital heeft een mediarapport opgesteld met de titel
The report of Pork Oil Allegations About Bizim Mutfak Soupover de verspreiding van de berichtgeving in periode van 11 september 2015 tot 14 oktober 2015. In dit rapport wordt vermeld dat de tweet van 11 september 2015 van Son Haber is genoemd in 546 conversaties op social media.
2.9.
Op 21 september 2015 heeft het Institut für Produktqualität GmbH een rapport opgesteld waaruit blijk dat tien van de tien onderzochte verpakkingen Ülker Bizim Mutfak soep negatief zijn getest op de aanwezigheid van varkensproducten.
2.10.
Bij brief van 22 oktober 2015 heeft Yildiz c.s. [A c.s.] gesommeerd zijn onrechtmatige handelen te staken, de tweet te verwijderen en toe te zeggen de schade van Yildiz c.s. te vergoeden. Op 23 augustus 2016 heeft Yildiz c.s. aan [A c.s.] haar sommatie herhaald.
2.11.
[A] heeft de onder 2.4 vermelde tweet van 10 september 2015 verwijderd. Demet TV en Son Haber hebben de artikelen over de soepen van Yildiz c.s. eveneens verwijderd.

3.Het geschil

3.1.
Yildiz c.s. vordert samengevat – dat de rechtbank, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat [A c.s.] , althans [A] , althans [de V.O.F.] , jegens Yildiz c.s., althans jegens Yildiz, althans jegens Ülker, althans jegens Besler onrechtmatig hebben, respectievelijk heeft gehandeld;
[A c.s.] hoofdelijk, althans [A] , althans [de V.O.F.] veroordeelt de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden aan Yildiz c.s., althans aan Yildiz, althans aan Ülker, althans aan Besler, voor zover deze schade nog niet kan worden begroot nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
[A c.s.] hoofdelijk, althans [A] , althans [de V.O.F.] veroordeelt om aan Yildiz c.s., althans aan Yildiz, althans aan Ülker, althans aan Besler wegens reputatieschade te betalen € 100.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2015, althans 23 augustus 2016, althans de dag van dagvaarding;
[A c.s.] hoofdelijk, althans [A] , althans [de V.O.F.] veroordeelt om aan Yildiz c.s., althans aan Yildiz, althans aan Ülker, althans aan Besler te betalen een bedrag ter zake van buitengerechtelijke kosten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
met hoofdelijke veroordeling van [A c.s.] , althans van [A] , althans van [de V.O.F.] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
Yildiz c.s. legt hieraan – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. [A c.s.] heeft jegens Yildiz c.s. onrechtmatig gehandeld, omdat [A] op het moment dat hij op 10 september 2015 zijn tweet verstuurde wist, althans behoorde te weten, dat de Nederlandse tekst op de etiketten van de soepen evident onjuist was en een vertaalfout betrof. Het handelen van [A c.s.] was er op gericht om schade toe te brengen aan Yildiz c.s. Dit blijkt uit het gegeven dat [A c.s.] moeite heeft gedaan om een, door een Turkse notaris ondertekende, beëdigde vertaling in het Turks op te laten stellen van het onjuiste Nederlandstalige deel van de etiketten op de soepen en dat hij daarmee naar de media is gestapt. Hiermee handelde [A c.s.] in strijd met een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm, althans met het recht van Yildiz c.s. op bescherming van de eer en goede naam van haar onderneming.
3.3.
[A c.s.] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1.
Voordat de rechtbank inhoudelijk kan beslissen over de zaak, stelt zij vast dat omdat [de V.O.F.] is gevestigd in [vestigingsplaats] en ook [A] aldaar zijn woonplaats in Nederland heeft, de rechtbank rechtsmacht toekomt op grond van artikel 4 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. De rechtbank is tevens relatief bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van Yildiz c.s. jegens [A c.s.] ingevolge artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De bevoegdheid is tussen partijen overigens niet in geschil.
4.2.
De rechtbank zal de vorderingen van Yildiz c.s. volgens Nederlands recht beoordelen. Op de vorderingen van Yildiz c.s., die zijn gebaseerd op onrechtmatige daad, is het Nederlandse recht van toepassing, gezien het bepaalde in artikel 10:159 BW jo. artikel 4 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europese Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II). Nederland is immers het land waar de gestelde schade eerst is ingetreden; dat de gestelde reputatieschade en financiële schade van Yildiz c.s. mede wordt geleden in Turkije en ook in andere landen is daarvan een gevolg en maakt niet dat het Nederlands recht in dit geval niet van toepassing is (vgl. in zelfde zin reeds Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, arrest van 19 september 1995, Marinari (C-364/93, ECLI:EU:C:1995:289)). Ook partijen zijn uitgegaan van de toepasselijkheid van het
Nederlands recht.
Beoordelingskader
4.3.
Deze zaak gaat in de kern om de beantwoording van de vraag of [A c.s.] jegens Yildiz c.s. onrechtmatig heeft gehandeld.
4.4.
Voor aansprakelijkheid op grond van een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW) moet aan een vijftal eisen zijn voldaan, te weten een onrechtmatige daad die aan de dader kan worden toegerekend, schade, en een oorzakelijk verband tussen de onrechtmatige daad en de schade. Ten slotte moet de geschonden norm dienen tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden, het zogenaamde relativiteitsvereiste (artikel 6:163 BW).
4.5.
Op voorhand valt niet uit te sluiten dat uitlatingen die, zoals Yildiz c.s. stelt, aan [A c.s.] toe te rekenen zijn, Yildiz c.s. hebben geraakt en bij deze vennootschappen tot schade hebben geleid. Voor zover een onrechtmatige daad komt vast te staan, dient evenwel nog te worden beoordeeld of [A] heeft gehandeld in de hoedanigheid van vennoot van [de V.O.F.] , hetgeen door [A c.s.] is betwist. Daarvan is sprake indien de bedrijfsuitoefening de kans op het toebrengen van schade aan een derde heeft vergroot en de daad gepleegd werd in het kader van een handeling waaromtrent de vennoot aan zijn medevennoten rekening en verantwoording schuldig pleegt te zijn. Voordat aan de rechtbank daaraan toekomt, zal eerst worden beoordeeld of het handelen van [A] een onrechtmatige daad oplevert.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat in dit geschil twee fundamentele rechten aan de orde zijn, te weten enerzijds het recht van Yildiz c.s. op bescherming van haar eer en goede naam, en anderzijds de uitingsvrijheid van [A] over dat wat hij in de maatschappij waarneemt. Het staat een ieder in beginsel vrij om zich kritisch uit te laten over ervaringen met bijvoorbeeld ondernemingen, daarover zijn of haar mening te geven en uitlatingen op internet te plaatsen. De grenzen van de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid horen daarbij weliswaar niet te worden overschreden, wat bijvoorbeeld aan de orde is als de uiting feitelijk onjuist en/of onnodig grievend is. Deelnemers aan de publieke ruimte dienen over het algemeen meer te dulden dan niet-publieke personen.
Het antwoord op de vraag welk van de hiervoor genoemde fundamentele rechten in het concrete geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle relevante omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de beschuldigingen, de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die beschuldigingen betrekking hebben, de ernst van de misstand die de uitlating/publicatie aan de kaak beoogt te stellen, de mate waarin ten tijde van de publicatie de beschuldigingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal, en de inkleding van de beschuldigingen. Bij deze afwegingen komt in beginsel geen voorrang toe aan een van beide grondrechten. De toetsing hieraan dient in één keer, integraal plaats te vinden (zie Hoge Raad, arrest van 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210, bevestigd in arrest van 18 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3627).
4.7.
Daarbij neemt de rechtbank verder in aanmerking dat bij een meningsuiting die is gericht tot een breed publiek met het oogmerk om dat publiek te informeren maatstaven dienen te worden aangelegd die ten aanzien van perspublicaties, de persvrijheid, gelden. De pers neemt een bijzondere plaats in, omdat zij een wezenlijke rol te spelen heeft als publieke waakhond. Mede door de opkomst van het internet en de ontwikkeling van social media is niet nauwkeurig te omschrijven wie onder “de pers” moet worden verstaan, omdat immers voor een ieder de mogelijkheid is ontstaan zich tot een breed publiek te richten. Maar in het geval waarin informatie en ideeën van publiek belang worden verspreid en de rol van publieke waakhond wordt opgenomen, komt aan dat soort uitlatingen/publicaties bijzondere betekenis toe (vgl. Hoge Raad 18 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB3210).
Onrechtmatig handelen van [A] ?
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat [A] in zijn tweet van 10 september 2015 geen feitelijk onjuiste informatie over Yildiz c.s. heeft verspreid. Vaststaat immers dat de Nederlandse tekst op de etiketten op de soepverpakkingen een periode als volgt luidde

Heeft varkensvet of zijn derivaten bevatten”. Het gebruik van Twitter stond [A] vrij. In zijn tweet (onder 2.4) vraagt [A] , kort gezegd, aan de onderneming Ülker en een daarbij betrokken persoon, de heer [X] , of deze Nederlandse tekst juist is. Buiten discussie staat dat de Turkse, beëdigde vertaling die [A] bij zijn tweet heeft gevoegd een juiste vertaling betrof van de destijds aanwezige Nederlandse tekst op de soepetiketten. Vaststaat eveneens dat er, achteraf gezien, sprake was een vertaalfout van Yildiz c.s met betrekking tot deze Nederlandse ingrediëntenlijst. Met zijn tweet informeerde [A] een breed publiek enkel of de Nederlandse tekst op de verpakkingen wel juist was. De aard van de uitlating richtte zich op de kwaliteit van de soepen.
4.9.
Dit sluit nog niet uit dat [A] onrechtmatig heeft gehandeld jegens Yildiz c.s. Onder meer heeft Yildiz c.s. in dit kader gesteld dat [A] de Turkse taal machtig is en daarom wist of behoorde te weten dat sprake was van een fout in de Nederlandse tekst op de etiketten. De Turkse tekst op de etiketten op de verpakkingen van de soep vermeldde – in tegenstelling tot de Nederlandse tekst – dat de soep geen producten van varken bevat, evenals alle overige twaalf talen op de etiketten, aldus Yildiz c.s. Reeds daarom had [A] volgens Yildiz c.s. het verzenden van deze tweet moeten nalaten.
De rechtbank volgt dit betoog van Yildiz c.s. niet. Nog los van het gegeven dat [A c.s.] betwist dat [A] wist dat de Nederlandse tekst onjuist was, omdat hij enkel de Nederlandse taal en de Turkse taal machtig is en de teksten in die talen elkaar juist tegenspraken, acht de rechtbank het volgende van belang.
4.10.
[A c.s.] heeft voldoende gemotiveerd naar voren gebracht dat hij wilde dat Yildiz c.s. hem en de klanten van de supermarkt duidelijkheid zou verstrekken over de vraag of de soepen wel halal waren, omdat de Nederlandse tekst op de etiketten suggereerde dat de soepen – ondanks een halal vermelding – varkensvet of varkensproducten bevatte. In dit kader heeft [A c.s.] onweersproken toegelicht dat hij vanwege deze Nederlandse tekst op de etiketten klachten ontving van bezorgde klanten van de supermarkt. Ook staat vast dat [A] voorafgaand aan zijn tweet contact heeft opgenomen met (de distributeur van) Yildiz c.s. producten in Nederland en dat dit er – ondanks de terugroepactie die volgens Yildiz c.s. op enig moment is opgestart – niet toe heeft geleid dat de soepen met de onjuiste etiketten in de supermarkt zijn vervangen, en de vragen en klachten van de klanten van de supermarkt zijn opgelost. Door [A c.s.] is, opnieuw onvoldoende weersproken, ter zitting aangevoerd dat [A] daarop telefonisch contact opnam met de klantenservice van Ülker, maar hij ten aanzien hiervan niet afdoende serieus genomen werd door de klantenservice van Ülker. Hij zag zich daarop uiteindelijk genoodzaakt de tekst op de etiketten door middel van zijn tweet bij de producent van de soepen, te weten Yildiz c.s., aan de kaak te stellen. Dit om de onrust bij zijn klanten weg te nemen en de vragen van zijn klanten over de Nederlandse tekst op de etiketten van deze producten te kunnen beantwoorden.
4.11.
Tegen deze achtergrond stond [A] naar het oordeel van de rechtbank in zijn recht om via social media, te weten Twitter, deze kwestie bij Ülker, als onderneming actief op Twitter, en een daarbij betrokken persoon onder de aandacht te brengen en hen in zijn tweet in te kopiëren. Yildiz c.s., die als onderneming ook zelf de publieke ruimte opzoekt, dient te dulden dat zij kritisch wordt gevolgd.
4.12.
Voorts heeft Yildiz c.s. gesteld, dat [A] heeft gehandeld met het (uitsluitende) doel bij Yildiz c.s. (zo veel mogelijk) schade aan te richten, hetgeen door [A c.s.] is weersproken. Hoewel opzet bij het veroorzaken van schade in beginsel geen vereiste is voor aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad, is dit een omstandigheid die een rol kan spelen in de reeds genoemde weging tussen enerzijds de uitingsvrijheid van [A] , en anderzijds het recht van Yildiz c.s. op bescherming van de eer en goede naam van haar onderneming. Dat [A] tot doel heeft gehad om Yildiz c.s. te schaden, is evenwel niet vast komen te staan en daarmee evenmin onrechtmatig handelen. Ter toelichting daarop geldt het volgende.
4.13.
Yildiz c.s. betoogt dat de bedoeling van [A] om Yildiz c.s. te schaden blijkt uit haar stelling dat [A] actief de media, meer specifiek Demet TV en Son Haber, heeft opgezocht. Dat [A] contact met Son Haber heeft opgenomen, is betwist door [A c.s.] en door Yildiz c.s. op haar beurt onvoldoende onderbouwd. Weliswaar heeft Yildiz c.s. gesteld dat Son Haber haar heeft gemeld dat zij de informatie over de Nederlandse tekst op de etiketten van de soepen via de tweet van [A] heeft vernomen, maar dat is onvoldoende, omdat de [A's] tweet Son Haber ook via social media kan hebben bereikt, zonder dat [A] contact heeft gezocht met Son Haber. De rechtbank gaat hieraan dan ook voorbij.
Dat [A] rechtstreeks contact heeft gehad met Demet TV is daarentegen onweersproken. De rechtbank constateert echter dat reeds in het eerste artikel van Demet TV van 10 september 2015 is opgemerkt dat de Turkse tekst vermeld dat de soepen geen varkensvet bevatten en dat volgens Yildiz c.s. sprake is van een vertaalfout. Bovendien heeft [A] reeds één dag na zijn tweet van 10 september 2015, op 11 september 2015, gelet op de publicatie gedeeltelijk opgenomen onder 2.6, aan Demet TV laten weten dat hij er op dat moment reeds vanuit ging dat Yildiz c.s. gelijk had dat het ging om een vertaalfout en hij zich zal onthouden van verder commentaar. Een en ander strookt niet met de door Yildiz c.s. gestelde intentie van [A] om Yildiz c.s. schade te berokkenen.
4.14.
De omstandigheid dat [A] een Turkse beëdigde vertaling heeft laten maken van de bewuste Nederlandse tekst op de etiketten brengt evenmin mee dat [A] het kennelijk doel had Yildiz c.s. te schaden. [A] heeft immers toegelicht dat hij de Nederlandse tekst heeft laten vertalen, omdat hij de inhoud van de Nederlandse tekst op de etiketten onder de aandacht wilde brengen bij Ülker en [X] , die de Nederlandse taal vermoedelijk niet machtig zijn. Dit wordt ondersteund door het gegeven dat de tweet aan hen was gericht. Dat [A] in dit kader de authenticiteit van de vertaling heeft willen benadrukken door de vertaling te laten ondertekenen door een Turkse notaris, is met die bedoeling niet strijdig en is gezien het voorgaande ook geen aanwijzing dat [A] tot doel heeft gehad Yildiz c.s. te schaden. De overige omstandigheden die Yildiz c.s. in dit kader naar voren heeft gebracht – onder meer inhoudende dat [A] trachtte een onderhandelingspositie te creëren in een geschil met de distributeur van Yildiz c.s., en dat [A] Yildiz c.s. in diskrediet probeerde te brengen wegens concurrentie die hij ervaarde van een andere winkel die de producten van Yildiz c.s. verkoopt – zijn evenmin voldoende onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Yildiz c.s. heeft gelet op het voorgaande onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen, die tot de conclusie leiden dat [A] tot doel had Yildiz c.s. te schaden.
4.15.
Bij de weging van de rechten van Yildiz c.s. en [A] speelt voorts een rol, dat Yildiz c.s. heeft aangevoerd dat zij er een groot belang bij heeft, dat bij haar afnemers geen twijfel bestaat over de vraag of de producten van Yildiz c.s. halal zijn en deze twijfel door [A c.s.] is ontstaan en door de daaropvolgende olievlekwerking in de media grote gevolgen heeft gehad voor haar omzet en onderneming. Hoewel Yildiz c.s. deze laatste stelling op geen enkele manier concreet heeft gemaakt of onderbouwd , bijvoorbeeld door het overleggen van haar omzet- of verkoopcijfers, neemt de rechtbank aan dat het vertrouwen van de klanten van Yildiz c.s. in de producten van Yildiz c.s. door de ontstane discussie mogelijk in gevaar is gekomen. Daartegenover weegt de rechtbank evenwel mee dat het Yildiz c.s. zelf is geweest, die de onjuiste Nederlandse tekst over de aanwezigheid van varkensproducten in de soepen op de etiketten heeft geplaatst. Vaststaat ook dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid van de etiketten bij Yildiz c.s. rust. Terecht heeft [A c.s.] in dit verband gewezen op de verplichtingen van Yildiz c.s. in het kader van de vestrekking van voedselinformatie aan consumenten, zoals vastgelegd in Verordening (EU) Nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011.
Yildiz c.s. heeft zelf een fout gemaakt, waarbij aan [A] niet verweten kan worden dat hij publieke kenbaarheid aan deze kwestie heeft gegeven.
Daar komt bij dat uit het in opdracht van Yildiz c.s. opgestelde mediarapport (onder 2.8) de tweet van [A] in het geheel niet voorkomt als bron van de discussie, maar de berichtgeving van Son Haber als oorsprong van de discussie op social media opvoert. Of deze discussie op social media het gevolg was van de tweet van [A] is, gelet hierop, niet vast komen te staan.
4.16.
Yildiz c.s. heeft ten slotte aangevoerd dat [A] onzorgvuldig jegens Yildiz c.s. heeft gehandeld, omdat hij zijn handelen heeft ingekleed als (nieuws)feit, en daarbij een medium (Twitter) heeft gebruikt met een groot bereik, terwijl minder ingrijpende alternatieven beschikbaar waren. Bovendien stelt Yildiz c.s. dat hoewel inmiddels de tweet van [A] , na de sommatiebrieven van Yildiz c.s., en de artikelen van Demet TV en Son Haber verwijderd zijn, sprake is van blijvende (reputatie)schade als gevolg van de beschuldigingen over varkensproducten in de soepen van Yildiz c.s. Bij de beoordeling hiervan weegt de rechtbank echter in aanvulling op al het voorgaande mee dat – zoals reeds is overwogen – door [A] geen onjuistheden zijn gepresenteerd als (nieuws-)feiten. Bovendien staat vast dat [A] eerst andere wegen heeft bewandeld teneinde duidelijkheid van Yildiz c.s. te verkrijgen. Yildiz c.s. heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken, dat het niet ongebruikelijk is dat [A] in deze omstandigheden het medium Twitter aanwendt om deze kwestie rechtstreeks bij Ülker en bij [X] aan te kaarten. Ten slotte volgt uit het artikel van 11 september 2015 van Demet TV dat [A] er op dat moment reeds vanuit ging dat Ülker gelijk had en hij geen nieuwe mededelingen over deze zaak zou doen tot afronding van het laboratoriumonderzoek (onder 2.6). Dat [A] zich daarna nog publiekelijk over deze kwestie heeft uitgesproken is niet gesteld of gebleken.
4.17.
Alle relevante omstandigheden in onderlinge samenhang afwegend, komt de rechtbank tot het oordeel dat het recht van [A] om zijn mening te uiten in dit geval zwaarder weegt dan het recht van Yildiz c.s. op bescherming van de eer en goede naam van haar onderneming. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien dat [A] jegens Yildiz c.s. onrechtmatig heeft gehandeld. Er is geen sprake van een ontoelaatbare schending van een recht van Yildiz c.s. en evenmin van een schending van een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm.
Slotsom
4.18.
Omdat niet is gebleken van enig onrechtmatig handelen van [A] jegens Yildiz c.s., kunnen de vorderingen reeds daarom bij gebrek aan deugdelijke grondslag niet worden toegewezen. Aan de beoordeling van de overige vereisten voor een onrechtmatige daad – onder meer de toerekenbaarheid, de schade en het causaal verband – komt de rechtbank niet toe. Evenmin hoeft de vraag of [A] wel heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van vennoot van [de V.O.F.] te worden beantwoord. De vorderingen van Yildiz c.s. worden afgewezen.
Proceskosten
4.19.
Yildiz c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A c.s.] worden begroot op:
- griffierecht € 1.924,00
- salaris advocaat €
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
Totaal € 4.766,00.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Yildiz c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [A c.s.] tot op heden begroot op € 4.766,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 2529