In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands II B.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Q-Park vorderde een bedrag van € 448,50 van de gedaagde, bestaande uit parkeerkosten voor een verloren kaart, een aanvullende schadevergoeding en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde had op 16 oktober 2016 gebruik gemaakt van de parkeergarage 'Lutherse Burgwal' te Den Haag en was bij het verlaten van de garage schuldig aan 'treintje rijden', waarbij hij zonder te betalen de slagboom passeerde door achter een betalende auto aan te rijden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde erkende zich schuldig te hebben gemaakt aan het treintje rijden en bereid was om het tarief voor de verloren kaart en de buitengerechtelijke kosten te betalen, maar de aanvullende schadevergoeding van € 300,- betwistte. De rechter heeft de vordering van Q-Park beoordeeld aan de hand van de algemene voorwaarden en de geldigheid daarvan. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde op de hoogte was van de voorwaarden en dat deze niet oneerlijk waren. De rechter heeft geoordeeld dat de boetes die Q-Park had opgelegd in redelijke verhouding stonden tot de geleden schade en dat de gedaagde in gebreke was gebleven.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van Q-Park toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.