4.4De beoordeling van de tenlastelegging
Vrijspraken wapens en munitie
Dagvaarding I, feit 3
In een garagebox gelegen aan de [adres 3] te Vlaardingen werden op 1 oktober 2016 in een koffer drie handgranaten, twee slagpijpjes, een elektrische ontstekingsbron en een tasje met daarin munitie aangetroffen. Deze garagebox werd gehuurd door [medeverdachte] , de vader van de verdachte. Zowel de verdachte als zijn vader hadden een sleutel van de garagebox.
De rechtbank overweegt dat in het dossier niet is gerelateerd of de koffer, waarin de wapens en munitie zijn aangetroffen, bij het aantreffen door de verbalisanten open of dicht stond en of de munitie zichtbaar was zonder de koffer (verder) te openen. Voorts is niet uit het dossier gebleken dat verdachte wist dat er in (een koffer in) voornoemde garagebox wapens en munitie aanwezig waren. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de aangetroffen wapens en munitie in de garagebox. Derhalve kan niet worden bewezen dat verdachte opzettelijk deze wapens en munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van dit feit.
Dagvaarding II, feit 3
In een woning gelegen aan de [adres 1] te Vlaardingen is op 3 februari 2017 een stroomstootwapen aangetroffen. Uit het dossier volgt dat verdachte in de Basisregistratie Personen van de gemeente (hierna: BRP) op dit adres staat ingeschreven, maar dat hij de woning reeds geruime tijd onderverhuurde aan [getuige 1] . Zelf woonde verdachte op een ander adres bij zijn toenmalige vriendin. Zowel [getuige 1] als verdachte hebben ontkend eigenaar te zijn van het aangetroffen stroomstootwapen.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte opzettelijk het stroomstootwapen voorhanden heeft gehad. Immers, de woning werd niet door verdachte zelf bewoond, maar door iemand anders. In het dossier zijn verder geen aanwijzingen te vinden dat verdachte ervan op de hoogte was dat er zich in de woning een stroomstootwapen bevond. De rechtbank zal de verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten
Dagvaarding I, feit 1 en feit 2, Dagvaarding II, feit 1 en feit 2
Periode 1 maart 2016 tot en met 30 september 2016
Bij de insluitingsfouillering op 30 september 2016 werden in de portemonnee van verdachte acht gripzakjes en drie gevouwen papiertjes met wit poeder aangetroffen.Het witte poeder dat in de gripzakjes (SINAAFE6011NL) en gevouwen papiertjes (SINAAFE6012NL) is aangetroffen, is gewogen en bevatte in totaal netto 4,1 en 2,5 gram wit poeder.Het NFI heeft de monsters van deze poeders onderzocht en gerapporteerd dat beide monsters cocaïne bevatten.
Getuige [getuige 2] , wonende te Maassluis, heeft op 5 oktober 2016 tijdens zijn eerste verhoor verklaard dat hij sinds vorig jaar na de zomer ongeveer wekelijks twee gram cocaïne van [verdachte] van [dossier 2] kocht. Hij bestelde bij [verdachte] en dan werd de cocaïne bij hem gebracht. [getuige 2] herkent verdachte als zijnde voornoemde [verdachte] op de aan hem getoonde foto van verdachte.
Getuige [getuige 3] heeft op 12 oktober 2016 verklaard dat hij gedurende de afgelopen twee jaren een of twee keer per week cocaïne bij verdachte heeft gekocht. Ze spraken onder meer af bij de Shell in Maassluis.
Getuige [getuige 4] heeft op 12 oktober 2016 verklaard dat hij gedurende het afgelopen jaar twee of drie maal per maand cocaïne bij verdachte heeft gekocht. Ze spraken onder meer af bij de McDonalds in Vlaardingen.
Getuige [getuige 5] , wonende te Schipluiden, heeft op 18 oktober 2016 verklaard dat hij gedurende de afgelopen twee jaren een tot drie keer per week cocaïne bij verdachte heeft gekocht. Verdachte kwam bij [getuige 5] aan de deur als [getuige 5] verdachte belde.
Periode 5 oktober 2016 tot en met 3 februari 2017
Bij de insluitingsfouillering op 3 februari 2017 werd in de onderbroek van verdachte een plastic zak aangetroffen. In deze plastic zak werden onder andere een zakje met kristalachtig poeder (0,7 gram, SINAAJJ5475NL), zeventien zakjes met witte brokjes (17 gram, SIN AAJJ5474NL), veertig zakjes met wit poeder (18 gram, SIN AAJJ5473NL), tien gevouwen papiertjes met daarin wit poeder (9 gram, SIN AAJJ5472NL) en 1 zakje met 35 pillen (SIN AAJJ5471NL) aangetroffen.Het NFI heeft de monsters van deze kristallen, poeders en pillen onderzocht en gerapporteerd dat de kristallen en de pillen MDMA bevatten en de poeders cocaïne bevatten.
Getuige [getuige 2] , wonende te Maassluis, heeft op 4 februari 2017 tijdens zijn tweede verhoor verklaard dat hij na zijn eerste verhoor op 5 oktober 2016 is doorgegaan met het bestellen van cocaïne bij verdachte. [getuige 2] verklaarde voorts dat hij sinds twee jaar wekelijks twee gram cocaïne kocht bij verdachte, die dat bij hem langs kwam brengen.
Getuige [getuige 6] heeft op 3 februari 2017 verklaard dat zij sinds een half jaar cocaïne van verdachte koopt. De laatste keer was in Hoek van Holland.
Getuige [getuige 7] heeft op 6 februari 2017 verklaard dat hij sinds twee jaar wekelijks cocaïne kocht bij verdachte. De laatste keer hadden ze in Naaldwijk afgesproken.
Getuige [getuige 8] heeft op 9 februari 2017 verklaard dat hij sinds vorig jaar zomer amfetamine en cocaïne kocht bij verdachte.
Getuige [getuige 9] heeft op 23 februari 2017 verklaard dat hij sinds twee jaar cocaïne kocht bij verdachte.
Getuige [getuige 10] heeft op 20 maart 2017 verklaard dat hij in de periode van juli 2016 tot december 2016 drie of vier keer cocaïne kocht bij verdachte.
[adres 4] te Vlaardingen
[medeverdachte] staat ingeschreven in de BRP op de [adres 4] te Vlaardingen.
Op 30 september 2016 is de woning gelegen aan de [adres 4] te Vlaardingen doorzocht. In de keuken werd een mixer met restanten wit poeder aangetroffen. In een andere kamer werden twee mixers met restanten wit poeder aangetroffen. Verder werden in deze kamer een tas met gripzakjes, vijf doosjes met ponypacks en zes bussen Inositol, gripzakjes, pony packs en een weegschaal aangetroffen.Op de drie mixers en de weegschaal is een witte substantie aangetroffen. Uit een kleurenreactietest volgt dat het vermoedelijk om cocaïne gaat.
Uit een tapgesprek volgt dat [getuige 4] op 11 juli 2016 naar verdachte belde en vroeg of hij naar een locatie kon komen. Verdachte vraagt vervolgens of [getuige 4] naar de flat van de vader van verdachte kan komen.Uit een ander tapgesprek volgt dat de vader van verdachte op 17 augustus 2016 tegen verdachte zegt dat verdachte nog de sleutels van de woning van de vader heeft.Op 22 september 2016 belde [getuige 11] naar verdachte. Verdachte zei toen tegen haar dat hij aan het werk was bij zijn vader thuis.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de handel in en het voorhanden hebben van verdovende middelen
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven getuigenverklaringen van afnemers vast dat verdachte in de tenlastegelegde perioden zowel in cocaïne als in MDMA heeft gehandeld. Dit wordt ondersteund door de bij verdachte aangetroffen cocaïne en pillen die MDMA bevatten.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich in de tenlastegelegde perioden schuldig heeft gemaakt aan handel in cocaïne en MDMA en het bezit daarvan. De rechtbank zal verdachte veroordelen voor hetgeen hem onder feit 1 van dagvaarding I en onder de feiten 1 en 2 van dagvaarding II is tenlastegelegd.
Bewijsoverweging ten aanzien van de voorbereidingshandelingen
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte de beschikking had over de sleutel van de woning aan de [adres 4] , daar afsprak met een afnemer van cocaïne en daar volgens hemzelf ‘aan het werk was’. Op in de woning aangetroffen goederen die voor het versnijden van cocaïne plegen te worden gebruikt, zijn sporen van cocaïne aangetroffen. In samenhang met de omstandigheid dat verdachte gedurende twee jaar heeft gehandeld in cocaïne en pillen die MDMA bevatten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de in de woning aangetroffen goederen heeft gebruikt voor het voorbereiden van de verkoop en het afleveren van cocaïne en pillen die MDMA bevatten. Doordat verdachte de beschikking had over de woning van medeverdachte [medeverdachte] , zijn vader, waar de cocaïne werd bewerkt en vervolgens verkocht, heeft verdachte bewust en nauw samengewerkt met zijn vader ten aanzien van het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de verkoop en de aflevering van cocaïne. Dat heeft tot gevolg dat het medeplegen wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook eveneens veroordelen voor het hem onder feit 2 van dagvaarding I tenlastegelegde.