In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een motorvoertuig betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, die pas kort zijn rijbewijs had, reed op 18 december 2016 te Ter Aar met een snelheid van ongeveer 100 km/u op een onverlichte weg, waar de maximumsnelheid 60 km/u was. Door deze snelheidsovertreding verloor hij de controle over zijn voertuig, wat leidde tot een aanrijding met een boom en een vangrail, waarna de auto in een sloot belandde. De passagier in de auto, genaamd [slachtoffer], liep als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een hersenkneuzing.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 5 december 2017, waarbij de officier van justitie mr. S.F. Heslinga en de raadsman van de verdachte, mr. T. Thissen, aanwezig waren. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld door veel te hard te rijden, wat heeft geleid tot het ongeval en het letsel van de passagier.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat de verdachte een beginnend bestuurder was en dat het letsel van de passagier relatief gering was. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de rechtbank de ernst van de verkeersfout en de gevolgen daarvan heeft meegewogen in de strafoplegging.