ECLI:NL:RBDHA:2017:16467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
09/797391-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag

Op 19 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 18 juli 2016 te 's-Gravenhage. De verdachte parkeerde zijn auto en wilde direct keren op de weg, waarbij hij in botsing kwam met een bromfiets. Het verkeersgedrag van de verdachte werd door de rechtbank gekwalificeerd als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende aandacht had gehouden voor de verkeerssituatie en niet de nodige voorzichtigheid in acht had genomen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bestuurder van de bromfiets, die een gebroken knie en dijbeen opliep. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de vereiste voorzichtigheid had betracht en dat zijn gedragingen als schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 konden worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797391-16
Datum uitspraak: 19 december 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 december 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.F. Heslinga en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. R. Shahbazi, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 juli 2016 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de
weg, de Hoefkade , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte, heeft/is:
- onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en/of de
verkeersveiligheid ter plaatse en/of heeft hij onvoldoende (in zijn dode hoek
en/of buitenspiegels) gekeken, immers heeft hij een bromfiets(er) niet
(tijdig) gezien en/of (vervolgens/daarbij)
- (heeft hij) uitgeparkeerd, althans (is hij) het parkeervak uitgereden en/of (vervolgens)
- gekeerd, althans is gaan keren zonder een bromfiets(er) voor te laten gaan
en/of (vervolgens/daarbij)
- met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing gekomen met die
bromfiets(er),
waardoor de bestuurder van die bromfiets (genaamd [slachtoffer] ) zwaar
lichamelijk letsel, te weten een gebroken knie(schijf) en/of een gebroken
(rechter dij)been, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2016 te 's-Gravenhage als bestuurder van een
voertuig (auto), daarmee rijdende op de weg, de Hoefkade , als volgt heeft
gehandeld:
hij, verdachte, heeft/is:
- onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en/of de
verkeersveiligheid ter plaatse en/of heeft hij onvoldoende (in zijn dode hoek
en/of buitenspiegels) gekeken, immers heeft hij een bromfiets(er) niet
(tijdig) gezien en/of (vervolgens/daarbij)
- (heeft hij) uitgeparkeerd, althans (is hij) het parkeervak uitgereden en/of (vervolgens)
- gekeerd, althans is gaan keren zonder een bromfiets(er) voor te laten gaan
en/of (vervolgens/daarbij)
- met het door hem bestuurde voertuig in botsing gekomen met die bromfiets(er),
waardoor de bestuurder van die bromfiets (genaamd [slachtoffer] ) letsel heeft
bekomen en/of door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juli 2016 te 's-Gravenhage als bestuurder van een
auto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Hoefkade , is gekeerd,
althans is gaan keren zonder een bromfiets(er) voor te laten gaan, waarbij
letsel aan (een) perso(o)n(en) (genaamd [slachtoffer] ) is ontstaan en/of schade
aan (een) goed(eren) is toegebracht;
art 54 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Feiten en omstandigheden [1]
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op 18 juli 2016 heeft op de Hoefkade te Den Haag een botsing plaatsgevonden tussen de auto van de verdachte en de bromfiets van [slachtoffer] . [2] De auto van de verdachte stond voorafgaande aan het ongeluk in een parkeervak, met de neus van de auto in de richting van de Vaillantlaan. [3] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij voorafgaand aan het uitparkeren in zijn spiegels en over zijn schouder heeft gekeken. [4] Verdachte reed vervolgens met zijn auto naar links het parkeervak uit. Verdachte reed de rijbaan op en bleef met zijn auto naar links sturen teneinde te keren, zodat hij in de richting van de De Heemstraat kon rijden. Vervolgens is [slachtoffer] met zijn brommer tegen de bestuurderszijde van de auto van de verdachte aangereden. [5] Hij is daarbij ten val gekomen en heeft daaraan letsel overgehouden, te weten een gebroken rechterdijbeen en een gebroken knieschijf. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer] niet kunnen werken. [6] [7]
De centrale vraag die aan de rechtbank ter beantwoording voorligt, is of verdachte van dit ongeval een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en, zo ja, hoe dit verwijt dient te worden gekwalificeerd.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, zover dit betreft aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend handelen.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Kort gezegd komt het verweer erop neer dat verdachte zorgvuldig heeft gehandeld, geen hinderlijk of gevaarlijk weggedrag heeft vertoond en aldus geen schuld heeft aan het ongeluk. Er is onvoldoende onderzoek uitgevoerd om vast te stellen dat het ongeluk aan de schuld van verdachte is te wijten en niet aan de schuld van de bromfietser. Zo is er geen verkeersongevallenanalyse uitgevoerd, is er geen nader onderzoek uitgevoerd naar de snelheid waarmee de brommer reed en is het slachtoffer niet getest op alcohol- en drugsgebruik.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet valt in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van aanmerkelijke onoplettendheid en/of onachtzaamheid en dus van schuld ex artikel 6 WVW 1994. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Bewijsoverweging
Bij de beoordeling van deze zaak heeft de rechtbank artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens in aanmerking genomen. Dit artikel luidt – voor zover in deze zaak relevant – als volgt: Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren (zoals het wegrijden uit een parkeervak en het keren op de weg) moeten het overige verkeer voor laten gaan.
De rechtbank overweegt dat gelet op de opeenvolgende bijzondere manoeuvres die verdachte van plan was te verrichten, van verdachte mocht worden verwacht dat hij voorafgaand aan
engedurende die bijzondere manoeuvres extra voorzichtig en oplettend was, zodat hij ander verkeer op de weg tijdig zou kunnen zien aankomen, hen voorrang kon verlenen dan wel anderszins doeltreffend had kunnen reageren om een aanrijding te voorkomen.
Op basis van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte
voorafgaandaan de bijzondere manoeuvres in zijn spiegels en over zijn schouder heeft gekeken.
Tijdenshet uitvoeren van de manoeuvres heeft verdachte nagelaten om in zijn spiegels en over zijn schouder te kijken. Als verdachte dat wel had gedaan, dan had verdachte de bijzondere manoeuvre – te weten: het keren op de weg – kunnen staken en de bromfietser voorrang kunnen verlenen.
De suggesties van de verdediging dat het slachtoffer te hard zou hebben gereden, dan wel mogelijk drugs of alcohol zou hebben gebruikt, vindt geen steun in het dossier. Dat er geen technisch onderzoek naar de brommer is verricht en dat het slachtoffer niet onderzocht is op drugs of alcohol laat het voorgaande onverlet.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en geen voorrang aan de bromfiets heeft verleend.
Is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994?
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen niet kunnen worden aangemerkt als roekeloos rijgedrag. Dat betekent dat de rechtbank zich gesteld ziet voor de vraag of sprake is van zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag.
Vast staat dat de verdachte, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse, niet alleen heeft verzuimd voorrang te verlenen aan een passerende bestuurder op een bromfiets, maar dat hij bij het keren op de weg ook niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen. Als gevolg van de aanrijding heeft de bromfietser zijn knieschijf en dijbeen gebroken. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit letsel als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
Conclusie
Op grond van vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het verkeersgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend in de zin van artikel 6 WVW 1994 is aan te merken waardoor een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden waarbij het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht aldus het primair ten laste gelegde bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op
of omstreeks18 juli 2016 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de
weg, de Hoefkade , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer,
althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend, als volgt te handelen:
hij, verdachte:
- heeft onvoldoende aandacht gehouden voor de verkeerssituatie en
/ofde
verkeersveiligheid ter plaatse en
/ofheeft onvoldoende
(in zijn dode hoek
en/of buitenspiegels)gekeken, immers heeft hij een bromfiets
(er
)niet
(tijdig)gezien en
- heeft
/of (vervolgens
/daarbij)(heeft hij)uitgeparkeerd, althans (is hij) het parkeervak uitgeredenen/of (vervolgens)
- gekeerd
, althans is gaan kerenzonder een bromfiets
(er
)voor te laten gaan
en
- is
/of (vervolgens
/daarbij)met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing gekomen met die bromfiets
(er
),
waardoor de bestuurder van die bromfiets (genaamd [slachtoffer] ) zwaar
lichamelijk letsel, te weten een gebroken knieschijf
(schijf)en
/ofeen gebroken
(rechter dij
)been, werd toegebracht.
, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf van 90 uren en
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft oplegging van een voorwaardelijke geldboete met een proeftijd van een jaar bepleit. Daartoe is onder meer gewezen op het tijdsverloop en de omstandigheid dat verdachte zich sinds het ongeval niet schuldig heeft gemaakt aan andere verkeersmisdrijven of overtredingen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft als bestuurder van een auto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld. Hij heeft geen voorrang verleend en een verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte heeft als gevolg van het verkeersongeval zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer veroorzaakt. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Volgens de in de strafrechtspleging ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), geldt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden als vertrekpunt van denken over een op te leggen straf voor een overtreding van artikel 6 WVW 1994.
De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 november 2017 niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de ernst van de overtreding in het onderhavige geval onvoldoende tot uiting komt in de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht een taakstraf van 120 uren op zijn plaats. Nu verdachtes rijbewijs na het ongeval niet ingevorderd is geweest, verdachte sinds dat ongeval niet met justitie in aanraking is gekomen en er inmiddels ruim een jaar is verstreken, acht de rechtbank het niet nodig om verdachtes rijbewijs alsnog af te nemen. De rechtbank zal de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden voorwaardelijk opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (honderdtwintig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (zestig) DAGEN;
veroordeelt de verdachte voorts ten aanzien van het primaire feit tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor 6 (zes) MAANDEN;
bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.A.M. Veraart, voorzitter,
mr. P. Poustochkine, rechter,
mr. E.E. Schotte, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Schaafsma, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL 1500-2016200924, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale operationele samenwerking, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 28).
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2.
3.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] , p. 7.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte [verdachte] , p. 7.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 10 en 11.
7.Een geschrift zijnde een afschrift van het medisch dossier betreffende de behandeling op 18 juli 2016 van [slachtoffer] , p. 15 e.v.