ECLI:NL:RBDHA:2017:16368
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek in een kort geding tegen de Staat der Nederlanden met betrekking tot uitlevering aan Moldavië
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2017 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C. Reijntjes-Wendenburg, had de wraking ingediend tegen mr. M.E. Groeneveld-Stubbe, de rechter die betrokken was bij een kort gedingprocedure tegen de Staat der Nederlanden. Verzoeker vorderde primair een verbod op zijn uitlevering aan Moldavië, en subsidiair om garanties te verkrijgen dat hij niet aan onmenselijke behandeling of foltering zou worden onderworpen na uitlevering. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat zij had besloten de mondelinge behandeling van het kort geding aan te houden zonder hem de kans te geven te reageren op de argumenten van de advocaat van de Staat. De wrakingskamer oordeelde echter dat de beslissing van de rechter op het aanhoudingsverzoek een processuele beslissing was en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking moest worden afgewezen en dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kon worden.