ECLI:NL:RBDHA:2017:16364
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter wegens vermeende partijdigheid
Op 23 februari 2017 heeft de Meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. E.J. van der Molen. De verzoeker had de wraking ingediend omdat hij meende dat de gewraakte rechter geen serieuze rechter was en zich meer zou concentreren op nevenfuncties dan op het rechtspreken. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de schijn van partijdigheid zouden kunnen onderbouwen.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking behandeld op 20 februari 2017, maar verzoeker, de gewraakte rechter en de belanghebbende zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat de beschuldigingen van de verzoeker niet op feiten zijn gebaseerd en dat zijn nevenfuncties geen invloed hebben op zijn onpartijdigheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
Na beoordeling van het wrakingsverzoek heeft de wrakingskamer geconcludeerd dat er geen objectieve gronden zijn voor de vrees dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen is openbaar uitgesproken en de procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.