Op 29 december 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag op een hoogbejaarde vrouw. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 december 2016 in Delft, waar de aangeefster, een 86-jarige vrouw, tijdens haar slaap werd overvallen door de verdachte. De verdachte heeft een kussen op haar gezicht gedrukt, wat leidde tot benauwdheid en verwondingen. Het DNA van de verdachte werd aangetroffen op het kussen, wat cruciaal bewijs vormde in deze zaak. De rechtbank heeft het DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) als doorslaggevend beschouwd, waarbij de kans dat een willekeurig gekozen man een match had met het DNA-profiel van de verdachte kleiner was dan één op één miljard.
Tijdens de rechtszittingen heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan poging tot doodslag, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het DNA-bewijs onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft de aangifte van de aangeefster als betrouwbaar aangemerkt en de DNA-sporen als dadersporen geclassificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de aangeefster zou overlijden door zijn handelen, en heeft opzet in voorwaardelijke zin bewezen verklaard.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met de aangeefster. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, die als gevolg van het delict schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schade is vastgesteld op € 5000,00. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.