ECLI:NL:RBDHA:2017:16263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
NL17.8802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van niet-geloofwaardige homoseksuele gerichtheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Iraakse nationaliteit. De eiser had een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel ingediend, waarbij hij stelde dat hij in Irak een seksuele relatie had met een jongen en dat hij vanwege zijn homoseksuele gerichtheid vreesde voor vervolging door zijn streng islamitische vader. De rechtbank heeft de zaak behandeld in enkelvoudige kamer en het beroep van de eiser ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig waren. De rechtbank baseerde dit oordeel op de inconsistenties in de verklaringen van de eiser en het feit dat hij onvoldoende overtuigend had verklaard over zijn proces van bewustwording en zelfacceptatie. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd benadrukt dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van een gestelde homoseksuele gerichtheid sterk afhankelijk is van de persoonlijke ervaringen van de vreemdeling.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk homoseksueel was en dat zijn verklaringen over zijn relatie en de omstandigheden waaronder hij deze had, niet geloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet in zijn bewijsvoering was geslaagd en dat de aanvraag om asiel op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 terecht was afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.8802

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 18 augustus 2017 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is van Iraakse nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum]. Op 31 oktober 2015 heeft hij een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. In Irak heeft hij een seksuele relatie gehad met een jongen die hij kende van zijn werk, [naam]. Eiser heeft [naam] vijf keer mee naar huis genomen om seks met hem te hebben. De vijfde keer, op 28 of 29 september 2015, zijn zij betrapt door eisers zus. Omdat eisers vader, aan wie zijn zus het meteen had verteld, een streng islamitische man is, is eiser onmiddellijk gevlucht. Bij terugkeer vreest eiser dat hij door zijn vader vermoord zal worden.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eisers gestelde homoseksuele gerichtheid acht verweerder niet geloofwaardig. Evenmin acht verweerder de gestelde gebeurtenissen geloofwaardig.
4. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 15 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1630) volgt dat verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling van een gestelde homoseksuele gerichtheid terecht veel waarde hecht aan de verklaringen van een vreemdeling over zijn eigen ervaringen. Daarbij gaat het met name om het bewustwordingsproces. De vreemdeling moet kunnen verklaren over het moment waarop of de periode waarin hij zich bewust is geworden van zijn seksuele gerichtheid, wat deze seksuele gerichtheid voor hem heeft betekend en welke invloed dit heeft gehad voor de manier waarop hij uiting heeft gegeven aan zijn seksuele gerichtheid. Dit alles moet worden bezien tegen de achtergrond van het land van herkomst en de omgeving waar de vreemdeling vandaan komt, waarbij relevant zijn het moment van bewustwording en eventuele andere belangrijke momenten, zoals het aangaan van een relatie.
6. Allereerst is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over zijn relatie met [naam] en de betrapping op heterdaad door zijn zus niet geloofwaardig zijn. Daarbij heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat niet valt in te zien dat hij [naam] mee naar huis nam om daar seks met hem te hebben, gelet op het feit dat eisers vader een zeer streng islamitische man zou zijn. Eiser nam daarmee een zeer groot risico. Bovendien merkt verweerder terecht op dat het vreemd is dat eiser geen voorzorgsmaatregelen heeft getroffen, terwijl het risico op betrapping zeer groot was, nu hij nog in zijn ouderlijk huis woonde met meerdere broers en zussen. Dat eiser meestal de deur op slot deed, maar dat deze keer was vergeten, is onvoldoende om tot een ander oordeel te kunnen leiden.
7. Voorts heeft verweerder terecht geconstateerd dat eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd. Tijdens het nader gehoor (zie p. 8 van het verslag nader gehoor) heeft eiser verklaard dat hij nog niet weet of hij zichzelf als homoseksueel ziet en dat hij zichzelf nog niet echt ontdekt heeft. Later tijdens het gehoor (zie p. 19 van het verslag nader gehoor) verklaart eiser opnieuw dat hij nog steeds twijfelt over of hij homoseksueel is of niet, maar vervolgens ook dat hij zeker weet dat hij van jongens houdt en dat er geen twijfel is over zijn geaardheid (zie p. 19 en 20 van het verslag nader gehoor). Voorts heeft verweerder terecht gesteld dat eiser oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over zijn proces van bewustwording en zelfacceptatie. Nu eiser afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit niet geaccepteerd wordt en ook zijn familie, vanwege haar islamitische geloof, dat niet accepteert, mag van hem worden verwacht dat hij hier meer en overtuigender over kan verklaren. Eiser heeft ter zitting, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2706), betoogd dat het aan verweerder was om nadere vragen te stellen over het bewustwordingsproces. De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog. Anders dan in voornoemde zaak, boden de verklaringen van eiser geen aanknopingspunten voor het stellen van nadere vragen.
8. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers gestelde homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig is. De in beroep overgelegde foto’s, waarop eiser te zien zou zijn met zijn vriend tijdens een COC-bijeenkomst, kunnen niet tot een ander oordeel te leiden. Het is immers aan eiser om middels zijn eigen verklaringen zijn homoseksuele gerichtheid aannemelijk te maken en daarin is hij niet geslaagd.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel