Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2017 in de zaken tussen
[eiser 1] ,
[eiser 2] ,
thans de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 december 2017, zijn twee asielzaken aan de orde, waarbij eisers, van onbekende en Marokkaanse nationaliteit, in beroep zijn gegaan tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had de aanvragen van eiser 1 en eiser 2 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat België en Duitsland verantwoordelijk waren voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of de beroepen ontvankelijk zijn, waarbij het van belang is dat de beroepsgronden tijdig zijn ingediend.
Eisers hebben gesteld dat hun gemachtigde de gronden tijdig heeft geüpload, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden pas op 29 augustus 2017 zijn ontvangen, terwijl de deadline voor indiening op 24 en 25 augustus 2017 lag. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en het Rechtspraak Servicecentrum (RSC) ingeschakeld om te onderzoeken of er technische storingen waren op de data van indiening. Het RSC heeft bevestigd dat er geen technische storingen waren en dat er geen bewijs was dat de gronden op de juiste wijze waren ingediend.
De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij tijdig gronden van beroep hebben ingediend. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk, omdat de gronden niet binnen de gestelde termijn zijn ingediend. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.