ECLI:NL:RBDHA:2017:16254

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
NL17.7031 en NL17.7133
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige indiening van gronden in asielzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 december 2017, zijn twee asielzaken aan de orde, waarbij eisers, van onbekende en Marokkaanse nationaliteit, in beroep zijn gegaan tegen besluiten van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris had de aanvragen van eiser 1 en eiser 2 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat België en Duitsland verantwoordelijk waren voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of de beroepen ontvankelijk zijn, waarbij het van belang is dat de beroepsgronden tijdig zijn ingediend.

Eisers hebben gesteld dat hun gemachtigde de gronden tijdig heeft geüpload, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden pas op 29 augustus 2017 zijn ontvangen, terwijl de deadline voor indiening op 24 en 25 augustus 2017 lag. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en het Rechtspraak Servicecentrum (RSC) ingeschakeld om te onderzoeken of er technische storingen waren op de data van indiening. Het RSC heeft bevestigd dat er geen technische storingen waren en dat er geen bewijs was dat de gronden op de juiste wijze waren ingediend.

De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij tijdig gronden van beroep hebben ingediend. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk, omdat de gronden niet binnen de gestelde termijn zijn ingediend. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.7031 en NL17.7133

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 december 2017 in de zaken tussen

[eiser 1] ,

geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer] ,
van onbekende nationaliteit,
eiser 1,

[eiser 2] ,

geboren op [geboortedatum] ,
v-nummer [v-nummer] ,
eiser 2,
van Marokkaanse nationaliteit,
(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
thans de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 augustus 2017 heeft verweerder de aanvraag van eiser 1 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Bij besluit van
16 augustus 2017 heeft verweerder de aanvraag van eiser 2 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld.
In beide zaken heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden op 8 september 2017. Eiser 1 is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Eiser 2 is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.M. Luik. In beide zaken is het onderzoek ter zitting gesloten.
Op 13 oktober 2017 heeft de rechtbank het onderzoek in beide zaken heropend, de beroepen ter verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank en partijen in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op de bij de heropeningsbesluiten gevoegde informatie.
Op 17 oktober 2017 heeft verweerder gereageerd op deze informatie. Eisers hebben niet gereageerd.
De beroepen zijn gevoegd behandeld op de zitting van de meervoudige kamer van
6 november 2017. Eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.C. Pieters-de Vries. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
Op 27 november 2017 heeft de rechtbank opnieuw (in beide zaken) het onderzoek heropend en het Rechtspraak Service Centrum een aantal vragen gesteld. Deze vragen zijn bij rapport van 18 december 2017, met bijlagen, beantwoord.
Verweerder heeft afgezien van de door de rechtbank geboden mogelijkheid om op dit rapport te reageren. Eiser heeft op 20 december 2017 op het onderzoeksrapport gereageerd. Partijen hebben toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen, waarna het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank dient, voordat aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen kan worden toegekomen, ambtshalve te beoordelen of de beroepen ontvankelijk zijn.
2. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) dient het beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten.
Op grond van artikel 6:6 van de Awb kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
3.Niet in geschil is dat eisers gehouden zijn om op digitale wijze te procederen.
4. De beroepschriften van 16 augustus 2017 (NL17.7031) en 17 augustus 2017
(NL 17.7133) bevatten geen gronden in de zin van artikel 6:5 van de Awb. De rechtbank heeft eisers bij digitale berichten van 16 en 17 augustus 2017 in de gelegenheid gesteld dit verzuim uiterlijk op 24 augustus 2017 (inzake [eiser 1] ) en 25 augustus 2017 (inzake [eiser 2] ) te herstellen. Daarbij is erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als eisers niet binnen de gestelde termijn aan dit verzoek voldoen.
5.De rechtbank heeft in beide zaken het digitale dossier geraadpleegd en geconstateerd dat de beroepsgronden niet uiterlijk op deze data in het digitale systeem zijn geplaatst, maar pas zijn ontvangen op 29 augustus 2017.
6.De rechtbank heeft de gemachtigde van eisers verzocht een toelichting te geven met betrekking tot de overschrijding van voornoemde termijnen. Op 29 augustus 2017 heeft de gemachtigde in beide zaken als volgt gereageerd:
‘Hedenmorgen liet uw griffier mij telefonisch weten dat in bovenstaande zaak, die staat geagendeerd voor de zitting van vrijdag 8 september a.s., geen gronden in het dossier waren aangetroffen.
Ik heb direct in bijzijn van de griffier ingelogd op mijn rechtspraak en moest inderdaad concluderen dat er geen gronden bij de stukken zaten. Het is mij een raadsel hoe het kan dat de gronden niet zijn toegevoegd bij de stukken want ik was in de veronderstelling dat ik deze op 22 augustus 2017 [inzake [eiser 1] en op 23 augustus 2017 inzake [eiser 2] , rechtbank] had geüpload. Ik heb vervolgens de gronden opnieuw geüpload en thans blijken ze wel bij de stukken van deze zaak te zijn opgenomen.
Ik heb geen verklaring voor het feit dat de gronden niet al op 22 augustus 2017 bij de stukken zijn gevoegd want ik heb dezelfde handelingen nu verricht als op 22 augustus j.l.’
Op de zitting van 6 november 2017 heeft de gemachtigde van eisers gesteld dat hij in beide zaken tijdig gronden heeft geüpload. Daartoe heeft hij gesteld dat hij in de zaak van eiser 1 op 22 augustus 2017 en in de zaak van eiser 2 op 23 augustus 2017 op de knop ‘stukken indienen’ heeft gedrukt. De gemachtigde van eisers stelt geen verklaring te hebben voor het feit dat de gronden niet op deze data aan het digitale dossier zijn toegevoegd.
7. Naar aanleiding hiervan heeft de rechtbank besloten om nader onderzoek te laten verrichten door het Rechtspraak Service Centrum (hierna: RSC).
Op 18 december 2017 heeft het RSC dit onderzoek voltooid en zijn de resultaten neergelegd in een rapport “Technisch onderzoek inzake NL17.7031, NL17.7032, NL17.7133 en NL17.7134” (hierna: het rapport) en een bijlage bij dit rapport. In het rapport staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
“Het onderzoek heeft onderstaande bevindingen opgeleverd. (…)
1. Is er op 22 augustus 2017 inzake NL17.7031 en/of NL17.7032 en op 23 augustus 2017 inzake NL17.7133 en/of NL17.7134 sprake geweest van activiteiten met
De advocatenpas van de gemachtigde van eisers?
Er is met advocatenpas [nummer advocatenpas] op 22 augustus 2017 inzake NL17.7031 en NL17.7032 en op 23 augustus 2017 inzake NL17.7133 en NL17.7134 activiteit geregistreerd.
2a. Zo ja, welke activiteiten zijn dat?
In de logging van het digitale systeem zijn de volgende activiteiten geregistreerd:
(…)
Het betreft in alle gevallen raadpleeg operaties.
2b. Is na te gaan of op 22 augustus 2017 inzake NL17.7031 en/of NL.7032 respectievelijk
op 23 augustus 2017 inzake NL17.7133 en/of NL17.7134 op de knop ‘stukken indienen’
is gedrukt?
Er is geen registratie gevonden van het voor advocaatnummer [nummer advocatenpas] op 22 augustus 2017 inzake NL17.7031 en/of NL17.7032 respectievelijk op 23 augustus 2017 inzake NL17.7133 en/of NL 17.7134 drukken op de knop ‘stukken indienen’.
Ter verificatie zijn twee aanvullende controles uitgevoerd:
• Op basis van het ip-adres kan herleid worden welke pagina’s zijn bezocht vanuit het ip-adres dat gekoppeld is aan een advocaatnummer. Helaas is de logging nog niet zo ver dat het advocaatnummer en het ip-adres één-op-één overeenkomen. Bij een groter kantoor kunnen meerdere advocaten gebruik maken van hetzelfde ip-adres. Tevens is uit deze logging niet op te maken welke activiteit bij welke zaak hoort. Er zijn op het ip-adres gekoppeld aan advocaatnummer [nummer advocatenpas] vier activiteiten gevonden waarbij het scherm om stukken in te kunnen dienen is gestart. De activiteit voor het drukken op de knop ‘stukken indienen’ ontbreekt.
• Op 22 augustus 2017 inzake NL17.7031 en NLI7.7032 en op 23 augustus 2017 inzake NL17.7133 en NL17.7134 zijn geen stukken toegevoegd. Stukken zouden eventueel ook via het afhandelen van de taak ‘Herstellen verzuim’ ingediend kunnen zijn. Dat is niet gebeurd.
3a. Is er op 22 en/of 23 augustus 2017 sprake geweest van een technische storing in het systeem?
Op 22 en 23 augustus 2017 is geen sprake geweest van een technische storing in het systeem
Mijn Rechtspraak Bestuursrecht – asiel en bewaring.”
8. Uit het rapport volgt dat op 22 en 23 augustus 2017 geen sprake is geweest van een technische storing in het systeem. Dit betekent dat de rechtbank met de opstellers van het rapport uitgaat van de juistheid van de registratie van eventuele activiteiten met de advocatenpas van de gemachtigde van eisers.
9. Uit het rapport blijkt dat er op 22 augustus 2017 inzake [eiser 1] en op 23 augustus 2017 inzake [eiser 2] van activiteiten met deze advocatenpas sprake is geweest, namelijk van het raadplegen van het dossier en/of van documenten (‘raadpleegoperaties’). In beide zaken is op de betreffende dagen geen registratie gevonden van het drukken op de knop ‘stukken indienen’. Via het afhandelen van de taak ‘Herstellen verzuim’ zijn op die dagen evenmin stukken ingediend.
10. Eisers voeren in reactie op het rapport aan dat daaruit blijkt dat hun gemachtigde op 22 en 23 augustus 2017 gedurende lange tijd ingelogd is geweest. Anders dan eisers menen, kan hieruit slechts worden afgeleid dat hun gemachtigde kennelijk de betreffende digitale dossiers heeft geraadpleegd. Dat en waarom hieruit zou volgen dat toen ook gronden van beroep zijn ingediend, ziet de rechtbank niet in. Het tegendeel blijkt namelijk uit het rapport.
11. Dat in het rapport staat dat ‘op het ip-adres gekoppeld aan advocaatnummer [nummer advocatenpas] vier activiteiten [zijn] gevonden waarbij het scherm om stukken in te kunnen dienen is gestart’, is evenmin een onderbouwing van de stelling van eisers. In het rapport staat namelijk ook dat ‘uit deze logging niet is op te maken welke activiteit bij welke zaak hoort’. Met andere woorden, of het betreffende scherm in deze zaken is geopend, is onduidelijk. Belangrijker evenwel is dat het openen van het scherm om stukken in te kunnen indienen niet hetzelfde is als het daadwerkelijk indienen van die stukken. Daarvoor is in ieder geval nog één cruciale handeling nodig, het drukken op de knop ‘stukken indienen’. De activiteit voor het drukken op de knop ‘stukken indienen’ ontbreekt echter.
12. De rechtbank concludeert dat eisers hun stelling niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij tijdig, want op 22 augustus 2017 inzake [eiser 1] en op 23 augustus 2017 inzake [eiser 2] , gronden van beroep hebben ingediend. Eisers hebben de gronden van beroep eerst op 29 augustus 2017 ingediend. Dat is niet binnen de daarvoor gestelde termijn. De rechtbank ziet geen reden om deze termijnoverschrijding verschoonbaar te achten en zal de beroepen niet-ontvankelijk verklaren. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Raat, voorzitter, mr. J.J.W.P. van Gastel en
mr. L.M. Vogel, rechters, in aanwezigheid van mr. R. Barzilay, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel