In deze zaak is in geschil of de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2008 terecht aan eiser is opgelegd. De rechtbank Den Haag heeft op 22 december 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op een navorderingsaanslag die door de inspecteur van de Belastingdienst is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.895. De inspecteur had eerder de navorderingsaanslag verminderd na bezwaar van eiser, maar eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de navorderingsaanslag is opgelegd om de verrekening van een verlies uit werk en woning voor het jaar 2009 met het inkomen uit werk en woning van 2008 terug te nemen. Eiser betwistte de herziening van de verliesbeschikking over 2009, maar de rechtbank heeft in een eerdere uitspraak het beroep van eiser tegen de verliesvaststellingsbeschikking ongegrond verklaard. Dit betekent dat er geen verlies uit 2009 is dat kan worden verrekend met het inkomen uit 2008.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd, omdat de inspecteur rekening heeft gehouden met de scholingsuitgaven van de partner van eiser, waardoor het belastbare inkomen uit werk en woning is vastgesteld op € 14.245. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.