ECLI:NL:RBDHA:2017:15910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
NL17.11481
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag op basis van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had op 2 juli 2017 de aanvraag ingediend, maar was niet verschenen op de zitting van 16 november 2017, ondanks dat zijn gemachtigde aanwezig was. De rechtbank heropende het onderzoek om eiser de kans te geven nadere informatie te verstrekken, maar de gemachtigde meldde dat er geen contact meer was met eiser sinds 28 oktober 2017. De rechtbank concludeerde dat eiser kennelijk geen prijs stelde op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat hij geen contact had onderhouden met zijn gemachtigde. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 23 november 2017, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.11481

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. H. Diepeveen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

Procesverloop

Bij besluit van 25 oktober 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL17.11482, plaatsgevonden op 16 november 2017. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft bij bericht van 17 november 2017 het onderzoek heropend om eiser in de gelegenheid te stellen om nadere informatie te verschaffen.
Bij bericht van 20 november 2017 heeft de gemachtigde van eiser deze informatie verschaft. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2001 en de Eritrese nationaliteit te hebben. Op 2 juli 2017 heeft eiser de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Deze verordening is de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening). In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om terugname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd. Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Dublinverordening staat dit gelijk met het aanvaarden van het terugnameverzoek.
3. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat deze omstandigheid op 7 november 2017 aan Italië is gemeld.
4. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 20 november 2017 aangegeven dat zij op 28 oktober 2017 voor het laatst contact heeft gehad met haar cliënt en dat de voogd van eiser voor het laatst op 9 november 2017 contact met eiser heeft gehad. Voorts heeft de voogd van eiser bevestigd dat eiser naar het er laat uitzien inderdaad met onbekende bestemming is vertrokken.
5. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 11 februari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:534), overweegt de rechtbank dat eiser kennelijk geen prijs stelt op een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep, nu hij geen contact met zijn gemachtigde heeft onderhouden. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep.
6. Om die reden verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. de Grauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2017.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel