ECLI:NL:RBDHA:2017:15815
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens overtreding van het Arbeidstijdenbesluit vervoer
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. M.S. Kikkert, en de minister van Infrastructuur en Waterstaat, vertegenwoordigd door mr. H.J. van ‘t Hart. De zaak betreft een bestuurlijke boete van € 20.500,- die aan de eiser is opgelegd wegens twaalf overtredingen van artikel 2.4:13, tweede lid, van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Abtv). De boete werd opgelegd na een controle door de Inspectie Leefomgeving en Transport, waarbij werd vastgesteld dat de eiser niet had toegezien op het juiste gebruik van de bestuurderskaart in de tachograaf. Eiser heeft tegen het besluit van de minister bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 24 november 2017 heeft eiser betoogd dat de opgelegde boete onterecht was, onder andere omdat de overtredingen niet bewezen zouden zijn en de hoogte van de boete onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de minister terecht de boete heeft opgelegd, aangezien de overtredingen voldoende waren aangetoond door middel van gegevens uit de Digitale en Analoge Tachograaf Analyse (DIANTA). De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast bij de minister ligt en dat er geen aanleiding was om aan de authenticiteit van de gegevens te twijfelen.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met de beleidsregels en dat de omstandigheden van de zaak, zoals het feit dat het om een kleine zelfstandige ging, niet voldoende waren om de boete te matigen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.