Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisers sub 1 tot en met sub 16]
KONINKLIJKE NOTARIËLE BEROEPSORGANISATIE,
STICHTING VOORZIENINGSFONDS VAN DE KONINKLIJKE NOTARIËLE BEROEPSORGANISATIE,
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 december 2016, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 29 maart 2017, waarbij een comparitie van partijen is bepaald,
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 30 oktober 2017.
2.De feiten en wettelijk kader
“1. De stichting heeft ten doel:
.LenB heeft naar aanleiding van de dekkingsweigering op 7 december 2010 een arbitrageaanvraag gedaan. Dit heeft geleid tot een arbitraal vonnis van 22 december 2011 tussen LenB en haar verzekeraar, waarin – kort gezegd - is geoordeeld dat de werkzaamheden met betrekking tot de obligatieovereenkomsten niet tot de normale uitoefening van het beroep van notaris behoren en om die reden buiten de aansprakelijkheidsdekking van de verzekeringspolis vallen.
In artikel 93 Wna (oud) is bepaald dat het toezicht over de notarissen en kandidaat- notarissen, alsmede de tuchtrechtspraak, worden uitgeoefend door de kamers van toezicht. De kamers zijn belast met de uitvoering van de haar in deze wet opgedragen taken, alsmede met de behandeling van klachten welke bij haar over notarissen of kandidaat-notarissen zijn ingediend.
3.Het geschil
het misbruik van de bijzondere vertrouwenspositie van de notaris als publiek ambtenaar in ons rechtssysteem en het tekortschieten van gedaagden als toezichthouders waardoor eiseres schade hebben geleden”. Hoe ingrijpend het ontbreken van verzekeringsrechtelijke dekking voor [eiser sub 1 c.s.] ook is, die omstandigheid is op zichzelf beschouwd onvoldoende voor de toewijsbaarheid van de vordering van [eiser sub 1 c.s.] , ook indien in aanmerking wordt genomen dat een notaris op grond van Wna en de door de KNB vastgestelde Verordening beroeps- en gedragsregels en het Reglement voldoende verzekerd moet zijn tegen het risico van beroepsaansprakelijkheid.
ontoereikendheid polisvoorwaarden/dekking en het toezicht
De notaris moet voldoende verzekerd zijn tegen vermogensschaden als gevolg van aansprakelijkheid,ongeacht uit welken hoofde deze aansprakelijkheid kan ontstaan[vetgedrukt door rechtbank], en tegen risico’s in de persoonlijke en de zakelijke sfeer, zoals ziekte, brand en diefstal”) op zichzelf toereikend is.
(…)3.2 HoedanigheidDe dekking heeft betrekking op werkzaamheden die behoren tot de normale uitoefening van het beroep van notaris en de aansprakelijkheid voor schade toegebracht door een notaris of één of meer andere verzekerden of door een ander die in hun opdracht werkt bij de uitvoering van de legale of extra-legale werkzaamheden, inclusief mediation, die aan de notaris in de uitoefening van zijn beroep zijn opgedragen. (…) Hetgeen tot het beroep van notaris behoort wordt door het gebruik beslist.”(…)”.
“7.10 Gaat het hier nu om een randgeval, waarover men in geval van twijfel het voordeel van de dekking aan de verzekerden zou behorend te gunnen, of bevinden de activiteiten met betrekking tot de obligatieovereenkomsten zich buiten de normale uitoefening van het beroep van notaris? Ter beantwoording van die vraag zal het scheidsgerecht een aantal aspecten in ogenschouw nemen, uiteraard zonder te treden in de vraag of het notariskantoor daarbij fouten heeft gemaakt. Het antwoord daarop moet immers principieel geen invloed hebben op de dekkingskwestie.”In de tuchtrechtelijke en civiele procedures moest beoordeeld worden of het handelen van de notaris in zijn hoedanigheid van notaris tuchtrechtelijk en civielrechtelijk verwijtbaar was, ongeacht of deze werkzaamheden behoorden tot de normale uitoefening van het bedrijf van een notaris. Dit laatste nu moest, gelet op de polisvoorwaarden, juist wel beoordeeld worden door de arbiters. De arbiters zijn tot de slotsom gekomen dat sprake is geweest van uitzonderlijke activiteiten, die buiten de aansprakelijkheidsdekking van de polis vallen. Een en ander maakt de einduitkomst van de arbitrale procedure voor [eiser sub 1 c.s.] teleurstellend, temeer nu zij daarin geen partij waren en daartegen niet hebben kunnen opkomen, echter dit leidt niet tot de conclusie dat de KNB de schade die zij hebben geleden als gevolg van de fouten van de notarissen moet dragen.
Voor zover [eiser sub 1 c.s.] hebben willen betogen dat het op de weg van de KNB had gelegen om een klacht bij de KvT in te dienen ter zake van de ontoereikende verzekering van de notaris of om de KvT te verzoeken een onderzoek hiernaar te starten overweegt de rechtbank als volgt. Uit de onder ‘de feiten’ weergegeven gang van zaken blijkt dat het BFT diverse onderzoeken heeft verricht bij LenB en heeft gerapporteerd aan de KvT, onder meer over de aansprakelijkstelling van LenB door [eiser sub 1 c.s.] en het dekkingsgeschil met de verzekeraar. Gelet op het feit dat LenB al onder verscherpt toezicht stond, en de aansprakelijkstelling door [eiser sub 1 c.s.] en het dekkingsgeschil met de verzekeraar al door het BFT aan de KvT waren gemeld, valt de KNB, anders dan [eiser sub 1 c.s.] betogen, rechtens niet te verwijten dat zij geen (afzonderlijk) verzoek heeft ingediend bij de KvT om op de voet van artikel 96 lid 2 Wna (oud) het BFT te verzoeken een onderzoek op deze punten te starten en evenmin dat zij geen klacht heeft ingediend. Ook op dit punt is er dus geen sprake van dat de KNB onrechtmatig jegens [eiser sub 1 c.s.] heeft gehandeld.