ECLI:NL:RBDHA:2017:15560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 december 2017
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
09/818807-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met gevangenisstraf en contactverbod

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 december 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging van zijn ex-partner en diens familieleden, alsook van bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 9 september 2017 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner, [slachtoffer 2], en diens oma, [slachtoffer 3]. De verdachte heeft herhaaldelijk contact gezocht met hen, zowel telefonisch als persoonlijk, ondanks dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] duidelijk hadden gemaakt dat zij geen contact meer wilden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd, waarbij de verdachte zich gedurende twee jaren niet binnen een straal van 200 meter van de woonadressen van de slachtoffers mag bevinden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geen spijt betuigd, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft aangemerkt. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor de bedreiging is vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/818807-17
Datum uitspraak: 27 december 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 december 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Halderen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. R. Heemskerk, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 september 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een vuurwapen te tonen aan die [slachtoffer 1] en/of op die [slachtoffer 1] te richten; en/of
- die [slachtoffer 1] te woorden toe te voegen: "Ik maak je af en je zoon ook", althans woorden van gelijke strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode 01 augustus 2017 tot en met 9 september 2017 te 's-Gravenhage en/of Tilburg en/of Utrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door:
- meermalen te bellen naar en/of naar het opvanghuis te gaan waar die [slachtoffer 2] verbleef en/of op het terrein van het opvanghuis te claxoneren en/of zijn, verdachtes, hond op het terrein van het opvanghuis uit te laten; en/of
- meermalen berichten voor die [slachtoffer 2] achter te laten bij het opvanghuis waar die [slachtoffer 2] verbleef; en/of
- een of meer brieven in de brievenbus achter te laten van de nieuwe woning van die [slachtoffer 2] ; en/of
- meermalen aan te bellen bij het nieuwe woonadres van die [slachtoffer 2] ; en/of
- meermalen e-mailberichten te sturen naar die [slachtoffer 2] ; en/of
- meermalen contact op te nemen met familieleden van die [slachtoffer 2] ; met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3.
hij op of omstreeks 09 september 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 9,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of mescaline, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of mescaline (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks 1 juli 2017 tot en met 9 september 2017 te ’s-Gravenhage en/of Zoetermeer, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door die [slachtoffer 3] veelvuldig te bellen en/of sms en/of whatsappberichten te sturen naar die [slachtoffer 3] en/of zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer 3] te begeven en daar aan te bellen en/of brieven, althans geschriften, in de brievenbus te deponeren met het oogmerk die [slachtoffer 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
In onderhavige zaak kan worden vastgesteld dat de verdachte in 2014 een relatie heeft gekregen met [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). Omdat in deze relatie in toenemende mate problemen en ruzies ontstonden, is de relatie medio 2017 beëindigd.
De verdachte wordt verweten dat hij zich na het beëindigen van de relatie schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer 2] (feit 2) en diens oma ( [slachtoffer 3] , hierna: [slachtoffer 3] ) (feit 4) en bedreiging van de vader van [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 1] , hierna: [slachtoffer 1] ) (feit 1). Voorts wordt hem verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van cocaïne, heroïne en/of mescaline (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig zijn schriftelijk requisitoir gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten en veroordeeld voor de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten. Voor zover van belang zal op de standpunten van de officier van justitie bij de beoordeling van de tenlastelegging nader worden ingegaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnota betoogd dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Voor zover van belang zal op de standpunten van de raadsman bij de beoordeling van de tenlastelegging nader worden ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Vrijspraken
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Zij zal de verdachte daarom van deze feiten vrijspreken.
3.4.2
Feiten 2 en 4
3.4.3
De feitelijke gedragingen
Ter beantwoording van de vraag of de verdachte zich (wel) heeft schuldig gemaakt aan de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten, dient de rechtbank in de eerste plaats vast te stellen of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feitelijke gedragingen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
Kort na het beëindigen van de relatie met de verdachte heeft [slachtoffer 2] zijn intrek genomen in opvanghuis [naam 1] en [naam 2] in [plaats 1] . Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte hierna veelvuldig heeft getracht in contact te komen met [slachtoffer 2] .
Zo heeft de verdachte in de periode van 1 augustus tot en met 14 augustus 2017 meermalen naar het opvanghuis gebeld waarbij hij onder meer de mededeling deed dat [slachtoffer 2] contact met hem moest opnemen, omdat er anders problemen zouden ontstaan [2] . Ook is hij meermalen (soms meerdere keren per dag) bij [naam 1] langs geweest [3] , onder meer om zijn hond uit te laten [4] , te claxonneren [5] en berichten voor [slachtoffer 2] achter te laten. [6] Ook heeft hij meerdere e-mailberichten gestuurd naar [slachtoffer 2] . [7]
Op 14 augustus 2017 heeft [slachtoffer 2] een woning in Utrecht betrokken. In de periode tussen 14 augustus 2017 en 5 september 2017 heeft de verdachte [slachtoffer 2] nog een aantal keer gebeld en is hij nog drie keer bij [naam 1] langs geweest. [8] Op 5 september 2017 heeft de verdachte het nieuwe adres van [slachtoffer 2] achterhaald en is hij daar naartoe gegaan. Hij heeft daar aangebeld [9] en een brief achtergelaten. [10]
Tot slot heeft de verdachte in de gehele ten laste gelegde periode, van 1 augustus 2017 tot en met 9 september 2017, veelvuldig contact gezocht met familieleden van [slachtoffer 2] . Zo heeft hij de vader van [slachtoffer 2] dagelijks gebeld [11] en heeft hij de oma van [slachtoffer 2] zowel telefonisch, schriftelijk, als persoonlijk meermalen benaderd. Op het contact met de oma van [slachtoffer 2] zal de rechtbank in het hiernavolgende nader ingaan.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte zich in de periode van 1 augustus 2017 tot en met 9 september 2017 heeft schuldig gemaakt aan de hem onder 2 ten laste gelegde feitelijke handelingen.
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte [slachtoffer 3] in de periode van 1 juli 2017 tot en met 9 september 2017 veelvuldig (soms meerdere keren per dag) heeft gebeld of door zijn moeder heeft laten bellen [12] , en haar heeft ge-sms’t [13] en gewhatsappt [14] . Voorts kan worden vastgesteld dat de verdachte meerdere keren bij de woning van [slachtoffer 3] is langs geweest [15] , daar heeft aangebeld [16] en brieven in haar brievenbus heeft achtergelaten. [17] De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem onder 4 ten laste gelegde feitelijke handelingen.
3.4.4
Belaging?
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de door de verdachte verrichte gedragingen belaging opleveren in de zin van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. Om dat aan te kunnen nemen, moet sprake zijn van een wederrechtelijke stelselmatige opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] . De verdediging heeft in dit verband betwist dat sprake is van stelselmatigheid en wederrechtelijkheid.
Stelselmatigheid
Wat de stelselmatigheid betreft, volgt uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat de duur, de aard, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, alsmede de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers relevante factoren zijn bij de vraag of sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (ECLI:NL:HR:2011:BP0096).
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte gedurende een periode van respectievelijk zes en tien weken vrijwel dagelijks contact heeft gezocht met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Hij heeft hen zowel telefonisch als persoonlijk benaderd en op een bepaald moment ook via derden getracht contact met hen op te nemen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van stelselmatig handelen.
Wederrechtelijk
[slachtoffer 2] heeft aangegeven dat hij op de avond dat hij bij verdachte wegliep meteen zijn telefoonnummer heeft gewijzigd. Diezelfde avond heeft [slachtoffer 2] gezegd dat het over was en dat hij geen contact meer met de verdachte wilde. Ook heeft hij gezegd dat de verdachte hem met rust moest laten. [18] Stichting [naam 1] en [naam 2] , afdeling huiselijk geweld en Mannenopvang, heeft aangegeven dat [slachtoffer 2] op 12 juni 2017 bij [naam 1] en [naam 2] is opgenomen en op 15 augustus 2017 is overgeplaatst naar [naam 3] , [plaats 2] . [19] Op 12 augustus 2017 vond een zogenoemd ‘stopgesprek’ plaats. Daarbij is het gedrag van de verdachte besproken. [20] De verdachte heeft verklaard dat in de telefonische contacten met [slachtoffer 3] , [slachtoffer 3] meestal de verbinding verbrak. [21]
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de verdachte eerst op 12 augustus 2017 een zogenoemd stopgesprek met de politie heeft gevoerd. Hij heeft betoogd dat de verdachte pas op dat moment wist dat [slachtoffer 2] geen contact met hem wilde, zodat hij in feite slechts één keer in de fout is gegaan, door op 7 september 2017 een brief in de brievenbus van [slachtoffer 2] achter te laten.
Nog afgezien van het feit dat de raadsman met zijn betoog miskent dat de verdachte na 12 augustus 2017 veel vaker dan één keer contact heeft gezocht met [slachtoffer 2] (en zijn familie), is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier volgt dat de verdachte al eerder wist dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet gediend waren van contact met hem. Zij neemt hierbij in aanmerking dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij de verdachte vrijwel direct na het beëindigen van de relatie heeft verteld dat hij geen contact meer met hem wilde en de verdachte hem met rust moest laten. Bovendien wist de verdachte dat [slachtoffer 2] in ‘een soort blijf-van-mijn-lijfhuis’ verbleef en werden contactpogingen keer op keer door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van de hand gewezen. De verdachte had dan ook moeten weten dat zij niet wilden dat hij contact met hen opnam.
Dat de verdachte alleen contact met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] wilde om de relatiebreuk netjes af te handelen, zoals de raadsman heeft betoogd, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Nog daargelaten dat uit het dossier volgt dat de berichten van de verdachte aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] lang niet alleen waren gericht op een correcte afhandeling van de relatie, had de verdachte de beslissing van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] om geen contact meer met hem te willen, moeten respecteren en een andere wijze van communicatie moeten volgen, bijvoorbeeld via een advocaat.
Daar komt bij dat het handelen van de verdachte grote invloed heeft gehad op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Zij voelden zich angstig, onveilig en in hun vrijheid beperkt. [slachtoffer 2] heeft tijdelijk verbleven op een geheim opvangadres, maar moest ook daar binnenblijven. Hij voelde zich onmachtig en kreeg een vervelend gevoel. [slachtoffer 3] heeft aangegeven dat zij van slag was door de vele contacten met de verdachte. Haar hartslag raakte verhoogd en zij moest haar medicatie verhogen. Zij voelde zich opgefokt door de stress.
Conclusie
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , op de wijze als in de bewezenverklaring is weergegeven.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
2.
hij in de periode
van1 augustus 2017 tot en met 9 september 2017 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een ander
zijnpersoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door:
- meermalen te bellen naar en naar het opvanghuis te gaan waar die [slachtoffer 2] verbleef en op het terrein van het opvanghuis te claxoneren en zijn, verdachtes, hond op het terrein van het opvanghuis uit te laten en
- meermalen berichten voor die [slachtoffer 2] achter te laten bij het opvanghuis waar die [slachtoffer 2] verbleef en
- een brief in de brievenbus achter te laten van de nieuwe woning van die [slachtoffer 2] en
- aan te bellen bij het nieuwe woonadres van die [slachtoffer 2] en
- meermalen e-mailberichten te sturen naar die [slachtoffer 2] en
- meermalen contact op te nemen met familieleden van die [slachtoffer 2] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
4.
hij in
de periode van1 juli 2017 tot en met 9 september 2017 te ’s-Gravenhage en Zoetermeer wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op een ander
haarpersoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 3] , door die [slachtoffer 3] veelvuldig te bellen en sms
-berichtenen
eenWhatsApp-bericht te sturen naar die [slachtoffer 3] en zich meermalen naar de woning van die [slachtoffer 3] te begeven en daar aan te bellen en brieven in de brievenbus te deponeren, met het oogmerk die [slachtoffer 3] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Voorts heeft hij de rechtbank verzocht de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v, tweede lid, sub b van het Wetboek van Strafrecht op te leggen in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en hun familieleden, en een locatieverbod voor een straal van 200 meter van de woonadressen van deze personen. Hij heeft verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren en te bepalen dat bij overtreding van deze maatregel telkens een maand vervangende hechtenis wordt toegepast.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest op te leggen, eventueel in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Hij heeft naar voren gebracht dat de verdachte bereid is zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden, maar heeft verzocht om afwijzing van de voorwaarde van een elektronisch controlemiddel. Tot slot heeft hij de rechtbank verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van respectievelijk zes en tien weken schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner en diens oma, door hen veelvuldig telefonisch, persoonlijk en via derden te benaderen. Dit zijn zeer ernstige feiten. Uit de verklaringen van de slachtoffers volgt dat zij zich angstig en onveilig voelden, dat zij zich in hun vrijheid beperkt voelden en dat de ex-partner zelfs tijdelijk in een opvanghuis heeft verbleven. De verdachte heeft zich aan deze gevolgen niets gelegen laten liggen en op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen of spijt betuigd. De rechtbank rekent hem dat zwaar aan.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten, alsmede op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel enkel oplegging van een forse gevangenisstraf op zijn plaats.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 12 september 2017. Hieruit volgt dat hij veelvuldig en voor een verscheidenheid aan (gewelds)feiten, waaronder een belaging, is veroordeeld tot onder meer lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies dat op 30 november 2017 door Palier over de verdachte is opgesteld. Hieruit volgt dat de verdachte problemen ondervindt op meerdere leefgebieden, waaronder financiën, sociaal netwerk, drugsgebruik en denkpatronen. Volgens de reclassering heeft de verdachte, buiten zijn middelengebruik, geen inzicht in zijn problematiek. Zij schat de kans op recidive daarom in als hoog. Hoewel de reclassering de motivatie van de verdachte beperkt acht en zij niet het idee heeft dat ambulante behandeling en een verplicht reclasseringscontact op dit moment zullen bijdragen aan een langdurige gedragsverandering van de verdachte, is zij van mening dat dergelijke interventies de kans op recidive op de korte termijn mogelijk wel verkleinen en acht zij een verplicht reclasseringscontact toch geïndiceerd. De reclassering adviseert de rechtbank dan ook aan de verdachte op te leggen een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een behandelverplichting, een contactverbod, een locatieverbod met elektronische controle, en aanmelding bij de MJD van Palier of soortgelijke instelling, om zicht te krijgen op de schuldenproblematiek van de verdachte. Voorts adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht te bevelen. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij bereid is mee te werken met de reclassering en zich te houden aan de op te leggen voorwaarden, indien er een concreet plan van aanpak wordt opgesteld en hem daadwerkelijk hulp wordt geboden.
De rechtbank ziet in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt van oplegging van een forse gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Zij zal een deel van deze straf voorwaardelijk opleggen om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en hieraan de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, behandelverplichting en aanmelding bij de MJD van Palier of soortgelijke instelling koppelen. De rechtbank zal in het kader van de bijzondere voorwaarden geen contact- en locatieverbod opleggen, omdat zij deze zal opleggen in het kader van de hierna te bespreken gedragsmaatregel en zij een elektronisch controlemiddel niet nodig acht.
Voorts zal de rechtbank, gelet op de ernst van het gedrag van de verdachte en het feit dat de daaraan ten grondslag liggende problemen nog niet lijken te zijn opgelost, ter beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van strafbare feiten aan de verdachte ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contactverbod met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] (de vader van [slachtoffer 2] ), en een locatieverbod voor een straal van 200 meter van de woonadressen van deze personen voor de duur van twee jaren opleggen, op straffe van hechtenis voor de duur van twee weken bij elke overtreding van deze maatregel. De rechtbank ziet aanleiding om te beslissen dat dit verbod dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard, aangezien voldaan is aan het criterium van artikel 38v, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens genoemde [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] of [slachtoffer 1] zal gedragen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de voorlopige hechtenis niet opheffen.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 750,00.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij, gelet op de door hem gevorderde vrijspraak voor het onder 1 tenlastegelegde.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor het onder 1 tenlastegelegde.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De in beslag genomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijst onder 1 genoemde personenauto zal worden verbeurd verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de in beslag genomen personenauto aan de verdachte terug te geven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 genoemde personenauto.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
belaging;
ten aanzien van feit 4:
belaging;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zo spoedig mogelijk na invrijheidstelling meldt bij GGZ Reclassering Palier (Johanna Westerdijkplein 40, 2521 EN Den Haag) en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen blijft melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de Forensische Polikliniek Palier of soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde medewerking te verlenen aan diagnostiek en zich te laten behandelen voor zijn problematiek. Een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal zeven weken, behoort hierbij tot de mogelijkheden;
- wordt aangemeld bij de MJD van Palier of soortgelijke instelling om zicht te krijgen op zijn schuldenproblematiek, ondersteuning te bieden bij het afbetalen van de schulden en het beheren van een gezonde financiële huishouding;
geeft opdracht aan GGZ Reclassering Palier tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het - op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht - uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt op de maatregel dat de verdachte voor de duur van
2 jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of onderhouden met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] , en zich niet zal bevinden binnen een straal van 200 meter van de woningen van deze personen;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur daarvan bedraagt twee weken per keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van één jaar;
stelt vast dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
bepaalt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1.00 STK Personenauto [kenteken] (Ford Focus Kl:blauw).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. de Wit, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, rechter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. M. Walenkamp en F. Westhoek, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 december 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017258592, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche B Den Haag (genummerd blz. 1 t/m 343).
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , blz. 25; proces-verbaal van bevindingen, blz. 187-188; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 187-188; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , blz. 26; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , blz. 26.
6.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 188; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
7.Proces-verbaal ontvangen e-mails, blz. 270, met bijlagen, blz. 286-287; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal analyse histo’s, blz. 255; proces-verbaal tweede analyse histo’s, blz. 318.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , blz. 172; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , blz. 176, met bijlage, blz. 180-182; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
11.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , blz. 262; proces-verbaal analyse histo’s, blz. 255; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , blz. 55; proces-verbaal van verhoor verdachte, blz. 141; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , blz. 300-301.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , blz. 204.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , blz. 55, met bijlage, blz. 59-60.
15.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , blz. 205; proces-verbaal analyse histo’s, blz. 255-256; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
16.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , blz. 205.
17.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , blz. 205; geschriften, te weten brieven van de verdachte aan [slachtoffer 3] , blz. 56-58; verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
18.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , blz. 200.
19.Proces-verbaal Data aanwezigheid [slachtoffer 2] in Goirle, blz. 291.
20.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, blz. 192-196.
21.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 10 september 2017, blz. 117.