Uitspraak
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG
1.De voorgeschiedenis en het procesverloop
2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
3.Het standpunt van verzoeker
- Het niet aan verzoeker verstrekken van (onder meer) rechtshulpverzoeken;
- Het in het buitenland getuigen gaan horen waarbij de raadslieden van verzoeker slechts via een videoverbinding aanwezig kunnen zijn;
- Het aan die verhoren vooraf laten gaan van een bespreking met een psycholoog buiten aanwezigheid van de raadslieden van verzoeker;
- Voor zover enig verhoor in het buitenland wel door de verdediging zou kunnen worden bijgewoond, dat beperken tot slechts één van de raadslieden.
4.Het standpunt van de rechters en de rechter-commissaris
- De afwijzing van de onderzoekswensen en de beslissingen omtrent de schriftelijke ronde voor verzoeken tot schadevergoeding zijn geen beslissingen waardoor objectief of subjectief de gerechtvaardigde vrees kan zijn opgewekt dat de rechtbank enige vooringenomenheid jegens verzoeker heeft;
- Hetzelfde geldt voor de beslissing aangaande de door verzoeker aan de deskundige te stellen nadere vragen;
- De rechtbank is er niet op uit om de behandeling van de zaak “door te drukken”. Zij heeft te waken voor een behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn, waarbij niet alleen de belangen van verdachte gelden maar ook die van de slachtoffers en de maatschappij;
- De rechtbank staat geheel buiten het conflict tussen de verdediging en de Raad voor de Rechtsbijstand.
rechter-commissarisberust niet in de wraking en meent dat het verzoek wegens het te laat indienen daarvan niet ontvankelijk is. Subsidiair stelt zij vast dat de wraking ziet op processuele beslissingen die in beginsel geen grond voor wraking kunnen opleveren. De rechter-commissaris ziet in de door haar genomen beslissingen geen partijdigheid of bevooroordeeldheid, en wijst er op dat verzoeker niet heeft gemotiveerd waarom dat wel zo zou zijn.
5.Het standpunt van de officier van justitie
6.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek.
zodrade feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, bekend zijn geworden.
onmiddellijkeen gesignaleerde partijdigheid dan wel de schijn daarvan aan de orde te kunnen stellen) verdraagt zich daar niet mee.
7.De beslissing
- de verzoeker p/a zijn raadslieden mrs. Arts en Stoffels;
- de officieren van justitie mrs. N. Vogelenzang en A.J. van Dooren;
- de rechters mrs. M.T. Renckens, E.J. van As en C.I.H. Kerstens-Fockens;
- de rechter-commissaris mr