Uitspraak
Rechtbank den haag
Sanofi-Aventis Netherlands B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
:
- door Sanofi data van een studie in België zijn aangeleverd, waarin data van 128 prematuren zijn verzameld, waarvan er 34 zijn gevaccineerd;
- volgens Europese afspraken Nederland voor deze beoordeling niet de leidende beoordelingsautoriteit (rapporteur) is;
- het beoordelingsrapport geschreven door de rapporteur medio september 2017 afgerond zal zijn;
- het afhankelijk is van de inhoudelijke beoordeling van de studie of de recent ingediende data leiden tot aanpassing van de samenvatting van productkenmerken.
3.Het geschil
- het RIVM te instrueren en verplichten criterium 7.2.2 te verwijderen;
- het RIVM te verbieden om in de huidige en toekomstige ITT een vergelijkbaar criterium op te nemen dat vereist dat de SmPC van het combinatievaccin data moet bevatten die het gebruik van het vaccin bij premature zuigelingen ondersteunen;
- het RIVM te instrueren en verplichten om de aanbesteding maximaal een jaar uit te stellen totdat Sanofi heeft voldaan aan criterium 7.2.2 door in de SmPC van Hexyon data op te nemen die het gebruik van het vaccin bij premature zuigelingen ondersteunen;
- het RIVM te instrueren en verplichten om de aanbesteding onmiddellijk te heropenen zodra Sanofi in de SmPC van Hexyon data heeft opgenomen die het gebruik van het vaccin bij premature zuigelingen ondersteunen;
4.De beoordeling van het geschil
“(…) ik heb inmiddels uitsluitsel wat voor ons voldoende is (of het echt ‘variatie’ moet zijn zoals de mail vermeldt). Waar in de mail van 9 januari gesproken wordt over ‘variatie’, kan ook SPUR of SPUSA [voorzieningenrechter: aangenomen mag worden dat hiermee wordt bedoeld PSUR of PSUSA] worden gelezen. (…)”en
“we wachten enkel het signaal van de registratieautoriteiten af dat data zijn aangeleverd en daarmee de eerder geconstateerde leemte is ingevuld. Daarna zullen we het advies om te gaan tenderen aan de minister voorleggen.”.De Staat kan echter worden gevolgd in zijn stelling dat Sanofi hieruit niet heeft kunnen afleiden dat het enkel aanleveren van de data voldoende zou zijn om naar de opdracht te kunnen meedingen. De inhoud zal logischerwijs immers ook moeten worden beoordeeld. Zoals hiervoor reeds overwogen is de EMA daarvoor de aangewezen instantie. Dat de Staat genoegen zou willen nemen met een beoordeling door de EMA, niet leidend tot wijziging van de SmPC, is niet aannemelijk te achten, gezien het door de EMA gehanteerde systeem van de SmPC en de wijze waarop tot een wijziging hiervan kan worden gekomen. Heel kort gezegd is dat mogelijk op verzoek van een fabrikant via een bij de EMA in te dienen variatie of omdat de EMA zelf daartoe besluit naar aanleiding van door een fabrikant aangeleverde informatie (in het kader van een PSUR of PSUSA). Duidelijk is dan ook dat de mededelingen van de Staat zoals hiervoor geciteerd in dat licht moeten worden bezien.
nodig zijn(zie 2.14); vastgesteld kan worden dat de door haar gekozen weg feitelijk niet tot aanpassing van de SmPC heeft geleid. De enkele omstandigheid dat Sanofi recent een aanvraag voor een variatie heeft ingediend om alsnog te trachten die wijziging op die manier te bewerkstelligen, vormt ook niet een grondslag zoals hiervoor bedoeld. Daarbij heeft de voorzieningenrechter ook acht geslagen op de omstandigheid dat het nog een aanzienlijke periode duurt voordat de uitkomst hiervan bekend is en dat op dit moment nog niet vaststaat wat de uitkomst zal zijn.