ECLI:NL:RBDHA:2017:15472
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsleven en afhankelijkheidsrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 december 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Syrische nationaliteit bezittende man, had een aanvraag ingediend op basis van gezinsleven met zijn meerderjarige zoon, die in Nederland verblijfsvergunning asiel had gekregen. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen, stellende dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn zoon.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij hij aanvullende gronden heeft ingediend. Tijdens de zitting op 10 november 2017 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, en was ook zijn zoon aanwezig als referent. De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving en jurisprudentie, waaronder het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), betrokken bij de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referent.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een familie- of gezinsleven dat onder artikel 8 van het EVRM valt, en dat de gevraagde mvv terecht is geweigerd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.