In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een aanbesteding voor verkeersgegevens, heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Swarco Nederland B.V. en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Swarco vorderde primair dat de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW) haar gunningsvoornemen voor Opdracht 2 zou intrekken en ARS Traffic & Transport Technology B.V. zou uitsluiten van deelname aan deze aanbesteding. Subsidiair vorderde Swarco dat NDW de aanbesteding voor Opdracht 2 zou staken en een nieuwe gunningsbeslissing zou nemen voor perceel A in de aanbesteding voor Opdracht 1.
De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 7 december 2017. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat ARS als tussenkomende partij was toegelaten, omdat zij voldoende belang had bij de uitkomst van de procedure. De rechtbank oordeelde dat de bezwaren van Swarco tardief waren, omdat zij niet tijdig had gereageerd op de gunning van de percelen B en C aan ARS. De rechtbank verwees naar het Grossmann-arrest, waarin is bepaald dat inschrijvers proactief moeten zijn in het naar voren brengen van bezwaren in aanbestedingsprocedures.
De rechtbank wees de vorderingen van Swarco af, omdat zij haar bezwaren te laat had ingediend en de gunningsbeslissing van NDW niet onrechtmatig was. De rechtbank concludeerde dat de gunning van de percelen aan ARS niet in strijd was met de aanbestedingsvoorwaarden en dat Swarco haar recht had verwerkt door geen bezwaar te maken tegen de deelname van ARS aan de aanbesteding voor Opdracht 2. De kosten van de procedure werden toegewezen aan Swarco, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.