Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 januari 2017 met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 5 april 2017, waarbij een comparitie van partijen is bevolen,
- het proces-verbaal van comparitie van 26 juni 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
- i) op gronden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen en/of op grond van stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen maakten heeft getracht de tussen [eiser 1] en [eiser 2] enerzijde en [X] anderzijds gesloten koopovereenkomst te vernietigen en
- ii) misbruik te maken van zijn bevoegdheid door zich op de faillissementspauliana te beroepen met een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven;
- iii) misbruik te maken van zijn processuele bevoegdheid door het taxatierapport in strijd met artikel 21 Rv niet in het geding te brengen en dusdoende de rechtbank opzettelijk onjuist dan wel onvolledig te informeren.
4.De beoordeling
- i) de voor een beroep op artikel 42 Fw vereiste wetenschap van benadeling niet is komen vast te staan;
- ii) op geen van de door [gedaagde] qq aangevoerde grondslagen kan worden geoordeeld dat [eiser 1] en [eiser 2] zich hebben beroepen op een niet (langer) bestaande koopovereenkomst;
- iii) [gedaagde] qq, ook als hij de koopovereenkomst had dienen te eerbiedigen geen verwijt treft, nu de Rabobank haar, voor nakoming van de koopovereenkomst noodzakelijke medewerking mocht onthouden.