3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1, poging tot doodslag
Aangifte door [slachtoffer]
heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op 4 augustus 2016 om 4.00 uur te Noordwijkerhout, in uniform gekleed en duidelijk herkenbaar als politieambtenaar, bestuurder was van een opvallend dienstvoertuig. Na 4.00 uur reed hij op enig moment achter een Volkswagen Golf. Aangever zag direct aan het rijgedrag dat de bestuurder vermoedelijk onder invloed was.
Het voertuig reed slingerend en kwam zelfs op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer terecht.
Aangever gaf de bestuurder (hierna: verdachte) van de Volkswagen Golf meerdere stoptekens door middel van de verlichte politietransparant van het dienstvoertuig. Daarbij seinde aangever met groot licht. Verdachte voldeed niet aan het stopteken. Op enig moment zag aangever dat verdachte het voertuig uit vluchtte en er rennend vandoor ging. Dat was op de Westerhout. Aangever heeft rennend de achtervolging ingezet. Rennend achter verdachte heeft aangever zich meerdere malen kenbaar gemaakt als zijnde politieambtenaar door te roepen ‘Politie’. Aangever wilde verdachte pootje haken om hem te laten stoppen. Dat ging niet helemaal goed, waardoor aangever en verdachte ten val kwamen waarbij aangever op zijn rechterknie terechtkwam op het beton. Aangever voelde een hevige pijnscheut in zijn knie waardoor hij even niets kon doen. Aangever voelde dat verdachte hem direct in een wurggreep nam. Aangever voelde dat verdachte met zijn rechterarm om zijn keel greep. Verdachte bevond zich op dat moment rechts van hem. Aangever zei diverse malen tegen verdachte: ‘Niet doen, niet doen. Loslaten.’ Aangever probeerde met beide handen de arm van de man weg te duwen en de verwurging te beëindigen. Aangever merkte dat verdachte ook met zijn linkerarm de wurggreep versterkte. Door de verwurging kreeg aangever geen zuurstof en door de achtervolging was hij al buiten adem. Aangever voelde dat verdachte sterker was dan hij. Aangever was bang te komen te overlijden. Aangever hoorde dat verdachte oerkreten uitstootte gedurende het dichtknijpen van zijn keel en dat de spierspanning van verdachte en de greep om de keel van aangever sterker werden. Aangever was ervan overtuigd dat verdachte niet zou stoppen. Hierdoor voelde aangever zich genoodzaakt zijn vuurwapen te gebruiken en een schot te plaatsen.Hij had de intentie op zijn been te schieten. Hij heeft het vuurwapen tegen verdachtes been gedrukt en daarna afgedrukt.
Communicatie slachtoffer met collega
Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat hij rende in de richting van het zaklampschijnsel van aangever. Op ongeveer 100 meter afstand zag hij bij het zaklampschijnsel twee schimmen in een worsteling. Toen hij op ongeveer 60 meter afstand was zag hij dat de schimmen naar de grond gingen en vervolgens hoorde hij een doffe klap, welke hij herleidde naar een pistoolschot. Een paar seconden later was hij bij aangever en de verdachte. Hij hoorde aangever geëmotioneerd zeggen: “Hij probeerde me te wurgen ik moest wel”.
Camerabeelden
Een bewakingscamera van omwonenden heeft beelden vastgelegd van het hiervoor beschreven incident. Deze beelden zijn veiliggesteld door de politie en bekeken. Gerelateerd is dat de contouren van twee personen zichtbaar zijn op de beelden waarvan is gebleken dat dit verdachte en aangever zijn. Ten tijde van het incident was het donker. Door de kwaliteit van de beelden is herkenning van de personen niet mogelijk. Aan de hand van de lichtweerkaatsing op de deels reflecterende bovenkleding van een van de personen kan worden vastgesteld dat dit aangever is. Aangever heeft een zaklamp bij zich. Op de beelden is te zien dat aangever zich verplaatst. Hierbij is duidelijk de beweging van de lichtbundel van de zaklamp zichtbaar. Vervolgens gaat de zaklamp in één beweging omlaag en blijft deze bewegingloos op de grond liggen. Minimaal 15 seconden later is te zien dat er twee personen zich, direct naast de plek alwaar de zaklamp ligt, bij elkaar bevinden en bewegen. Niet te zien is, waaruit deze bewegingen bestaan en welke handelingen door welke persoon verricht worden. Ook is niet waar te nemen welke positie of houding deze twee personen tot elkaar aannemen. Te zien is vervolgens dat aangever zich verheft, kennelijk met zijn voorzijde in de richting van verdachte, vervolgens enkele passen achteruit doet, zich omdraait en van verdachte wegloopt. Ook is te zien dat verdachte op de grond ligt.
De rechtbank heeft de beelden in bewerkte vorm bekeken (belichting en contrast zijn aangepast). De rechtbank gaat voorbij aan hetgeen de verdediging heeft gesteld, te weten dat aangever niet naar de grond is gegaan en dat het hoofd van aangever niet lager is geweest dan het hoofd van verdachte. Uit de beelden blijkt dat aangever zich kennelijk nadat de zaklamp op de grond terechtkwam op de grond heeft bevonden, al dan niet op zijn knieën, tot het moment dat hij zich verheft tot stand zoals op de beelden te zien is. Niet ter discussie staat dat aangever kort na het schot afstand nam van verdachte en verdachte op de grond bleef liggen. De rechtbank gaat er, anders dan de verdediging heeft betoogd, op basis van de verklaring van aangever en de reflecterende strepen die zichtbaar zijn op de beelden vanuit dat aangever niet stond toen hij het schot loste. Ook is op de beelden te zien dat verdachte na het schot op zijn rug ligt, hetgeen niet spoort met de verklaring van verdachte dat hij op zijn buik lag toen er op hem werd geschoten.
Reconstructie van hetgeen volgens aangever heeft plaatsgevonden (nekklem)
Op 29 september 2016 hebben twee verbalisanten op aanwijzingen van aangever de verwurging gereconstrueerd.Hiervan zijn foto’s opgenomen in het proces-verbaal.De rechtbank ziet hierop dat ‘de agent’ (aangever) op handen en knieën zit op de grond en dat ‘verdachte’, zittend op zijn knieën, zijn rechterarm onder de hals van ‘de agent’ brengt en een klem aanbrengt die hij met zijn linkerarm verstevigt. De rechtbank merkt hierbij op dat het door aangever met zijn dienstwapen geloste schot op de bil/lies van verdachte naar haar oordeel verenigbaar is met de reconstructie.
Het letsel van aangever
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat aangever schaafwonden aan zijn rechter knie en rechter elleboog had, dat hij pijn had in de hals ter hoogte van het strottenhoofd en dat hij pijn had bij zijn borst, waarschijnlijk een ribkneuzing.
In het proces-verbaal sporenonderzoek is gerelateerd dat verbalisant hoorde dat aangever moeite had met praten vanwege pijn aan zijn keel.
Letsel verenigbaar met verwurging?
Door forensisch arts D. Botter is de vraag beantwoord of het omschreven letsel van aangever past bij een verwurging zoals deze door verdachte bij aangever zou zijn aangelegd. De forensisch arts concludeert dat de waarneembare letsels aan de hals (puntvormige rode verkleuringen) en de beschreven lichamelijke klachten (pijn aan het strottenhoofd, slikklachten, moeite met spreken en pijnklachten in de nek) in de halsregio in gezamenlijkheid passen bij doorgemaakt samendrukkend en/of samensnoerend geweld op de hals zoals bijvoorbeeld door toepassing van een nekklem.
Gevaarzetting door toepassen nekklem
Voorts heeft forensisch arts D. Botter de vraag beantwoord wat de risico’s zijn op letsel en/of overlijden van een nekklem zoals deze door verdachte op aangever zou zijn toegepast. De forensisch arts concludeert ten aanzien hiervan dat uit de foto’s van de reconstructie blijkt dat er een nekklem is toegepast van het type ‘carotid sleeper’ welke maximaal 15 seconden heeft geduurd, waarbij (en waarna) aangever het bewustzijn niet heeft verloren en in staat was tot adequaat denken en handelen. Uitgaande van een goede pre-existente algemene gezondheidstoestand van aangever kan worden gesteld dat door toepassing van een ‘carotid sleeper’ type nekklem gedurende maximaal circa 15 seconden het risico op ernstig lichamelijk letsel dan wel een fataal verloop zeer gering tot nihil was.In een aanvullend rapport van forensisch arts Botter heeft de arts de aanvullende vraag beantwoord wat er gebeurt indien de genoemde nekklem langer dan 15 seconden wordt toegepast. Het antwoord is dat door langduriger dichtdrukken van beide halsslagaders door toepassing van een nekklem type “carotid sleeper” ernstig letsel en de dood kunnen worden veroorzaakt indien daarbij beide halsslagaders geheel of gedeeltelijk worden dichtgedrukt. De tijdsduur waarbij bewustzijnsverlies, letsel of overlijden optreedt is afhankelijk van meerdere factoren, zoals bijvoorbeeld de lichaamsbouw en eerdere ziekelijke afwijkingen van het slachtoffer en de volledigheid en continuïteit van de afsluiting.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] . De verklaring van aangever wordt ondersteund door de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, met name de camerabeelden, het waargenomen letsel en de conclusies van de forensisch arts. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de door verdachte aangebrachte nekklem bij aangever pas werd beëindigd op het moment dat aangever met zijn vuurwapen een schot loste op verdachte, zodat een gerede kans bestond dat aangever als gevolg van het handelen van verdachte zou komen te overlijden.
Ten aanzien van feit 2, rijden onder invloed van alcohol.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen voor de bewezenverklaring:
1. de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 december 2017;
2. een proces-verbaal rijden onder invloed, nr. PL1500-2016216776-50, opgemaakt in de wettelijk vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, inhoudende dat op 4 augustus 2016 te 7.00 uur de arts bloed heeft afgenomen bij verdachte (p. 3);
3. een geschift, te weten een aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed, inhoudende de mededeling dat aan het bloedbuisje van verdachte dat ter analyse aan het Nederlands Forensisch Instituut zal worden aangeboden, het SIN-nummer TAAN6604NL is toegekend (p. 31-32);
4. een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut gedateerd 11 augustus 2016, opgesteld door K.S. Kruseman, p. 33 e.v., inhoudende de mededeling dat het resultaat van het bloedbuisje voorzien van het zegelnummer TAAN6604NL, na aftrek van de wettelijk voorgeschreven correctie, 1,52 milligram ethanol per millimeter bloed bedraagt (p. 33).